Overdenking

Het begraven talent, Mat. 25: 14-30

Het is oneerlijk verdeeld in de wereld.
Daarmee vertel ik u niets nieuws.
Het is oneerlijk verdeeld, als je kijkt naar rijk en arm, zeker wereldwijd.
De één baadt in weelde; de ander weet nauwelijks hoe hij de dag van vandaag door moet komen, laat staan de dag van morgen.

Het is oneerlijk verdeeld, ook als je dichter bij huis blijft.
Het leven lacht de één toe: goede baan, mooi huis, succesvolle kinderen, noem het maar op – tenminste, dat is de buitenkant die we zien. Maar toch.
De ander, ach dat is zo’n gezin, daar is de ene ellende na de andere, gezondheidsproblemen, kinderen met een rugzakje, twaalf ambachten dertien ongelukken, er is altijd wat. Zorgen genoeg, en dan komen er soms ook nog de zorgen van anderen bij; want dat lijkt elkaar soms aan te trekken.

Het is oneerlijk verdeeld. Dat geldt eigenlijk in voor deze gelijkenis. Meteen al vanaf het begin. Een heer gaat voor lange tijd op reis en draagt het beheer van zijn bezit over aan zijn personeel. De één krijgt vijf talent – dat is een bepaald bedrag; de ander drie en de derde één talent. Oneerlijk verdeeld, zou je zeggen.

Ja, de één heeft nu eenmaal meer talenten dan de ander.
Of moet je zeggen, we hebben allemaal talenten gekregen, maar wel verschillende?
Bij ons is het woord talent gaan betekenen, een bepaalde begaafdheid die je hebt meegekregen. De één is nu eenmaal muzikaal, de ander is handig – allemaal talenten die ik bijvoorbeeld mis. Maar ik kan weer andere dingen.
Iedereen heeft een talent, en dan zeggen wij: je moet je talenten ontwikkelen. Woekeren met je talenten. Dat komt letterlijk bij deze gelijkenis vandaan.

Dat mag zo zijn, toch klopt dat niet helemaal. Want talent betekent hier, zoals ik al zei, een bepaald bedrag aan geld, nog preciezer een bepaald gewicht. Talent is een bijbelse gewichtsmaat.
De heer verdeelt zijn bezit en geeft het in beheer, voor de tijd dat hij weg is.
Hij vertrouwt het toe aan zijn personeel. Dat is de betekenis van de talenten. Het staat voor het vertrouwen dat de heer schenkt aan zijn personeel.

Maar dan blijft dat het oneerlijk verdeeld wordt. De één vijf, de ander twee, de derde maar één.
En als aan het einde de heer weer terugkeert en verantwoording vraagt, dan is het verschil nog groter geworden. De eerste heeft er tien van gemaakt, de tweede vier. Beiden hebben ze het bezit verdubbeld. De derde heeft er niks mee gedaan. Uit angst heeft hij het begraven, zodat hij het ongeschonden maar ook ongebruikt aan zijn heer terug kan geven. ‘Ik heb er toch goed op gepast?’ Maar daar komt hij dus niet mee weg.

Ligt het ook niet een beetje aan die heer zelf?
Waarom maakt hij dat onderscheid? Doet hij ook aan oneerlijke verdeling?
Dat zou je denken, maar bij het begin staat meteen al iets waar we makkelijk over heen lezen, dat een aanwijzing geeft, waarom die heer het zo verdeelt.
Er staat dat hij ieder geeft, naar wat hij aankon. Dat betekent: Hij houdt rekening met ieders kunnen en stelt dáár de verdeling op af.

Niemand wordt overvraagd. Ieder krijgt zijn deel. Alle drie worden op dezelfde manier behandeld, ook al krijgen ze ieder wat anders in beheer. Alle drie krijgen ze het vertrouwen van hun heer, en daar gaat het om.

Het is niet zo belangrijk dat de één meer krijgt dan de ander; het beslissende is het vertrouwen dat de eigenaar in zijn dienaren stelt. Hij vertrouwt hun zijn bezit toe – Hij geeft als het ware zichzelf uit handen – ieder naar wat hij aankon. Hij kent immers zijn personeel. Hij weet wat hij aan ze heeft. Hij weet wat ze wel en niet aan kunnen.

Daarom is de teleurstelling aan het einde ook zo groot, als die derde dienaar met datzelfde ene talent dat hij gekregen heeft aan komt zetten. De heer wordt zo kwaad dat hij hem dat weinige ook nog afpakt. Ja, het wordt nog bonter, hij wordt een nutteloze dienaar genoemd. ‘Gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt’.
Is dat niet zwaar overdreven?
Had dat niet anders gekund?

De teleurstelling moet wel diep zitten.
Of misschien moet je zeggen, die heftige reactie laat zien dat het niet iets onschuldigs is wat hier gebeurt.
Is de heer zo boos, omdat hij dacht dat hij zijn mensen kende en nu moet ontdekken dat hij zich toch heeft vergist? Heeft hij het zelf verkeerd ingeschat en is hij daardoor geïrriteerd geraakt?

Daar kun je je ook iets bij voorstellen, maar daar zegt het verhaal niets over.
Als je er langer naar kijkt, dan blijft er altijd meer te raden over…

Ieder kreeg wat hij aankon.
Maar het teleurstellende is dat de derde knecht dat toch niet aandurft.
Het gaat natuurlijk om die derde.
Hij geeft zelf het antwoord. Hij handelde uit angst. Of beter, uit angst durft hij niet te handelen. Hij kiest voor de veilige oplossing.
De derde knecht is er verlegen mee. Wat hem is toevertrouwd, wordt nooit zijn hart en ziel. Hij wil er eigenlijk het liefst zo snel mogelijk van af.
Van de andere twee staat dat zij op weg gingen met het talent dat ze ‘ontvangen hadden’. Het was een deel van hun leven geworden. Het vertrouwen dat de heer in hun stelt, geeft hen kracht en zelfvertrouwen, dat ze er iets van kunnen maken. Het geschonken vertrouwen doet hen groeien en dan groeit het vertrouwen ook.
Van de derde staat er veelbetekenend dat hij besluit ‘het geld van zijn heer’ te begraven. Het is nooit van hemzelf geweest. Hij durft het vertrouwen dat de heer in hem stelde niet toe te laten. Hij blijft gevangen in de angst. Daarom verbergt hij het in de aarde, zoals je een dode begraaft.
Vandaar ook dat er bij de afrekening staat: ‘hier hebt u uw talent terug’.
Het is nooit iets van hem zelf geworden. De angst regeert zijn leven; blokkeert hem zodat hij vergeet te handelen. Apathisch.

Nu blijf ik eerlijk gezegd moeite houden met dat slot.
Angstige mensen moet je juist niet gaan dreigen en straffen; dat werkt eerder averechts zou ik denken. Het wringt ook met het beeld van de heer die vol vertrouwen met zijn mensen omgaat.

De andere kant is dat die strenge reactie misschien een beeld is van de diepe teleurstelling, die dus voor ons een waarschuwing is. Laat je niet leiden door angst; heb vertrouwen; durf daarvan te leven. Je kunt altijd meer dan je zelf dacht aan te kunnen.

De gelijkenis zegt namelijk ook iets over het leven. Letterlijk zijn de gelijkenissen die Jezus hier, aan het einde van het evangelie vertelt, gelijkenissen van het Koninkrijk. Het leven zoals God het bedoelt, het leven zoals het zou moeten zijn, kunnen zijn, wordt door Jezus getekend in verhalen die uit het leven zelf gegrepen zijn. Verhalen die ieder begrijpen kan, maar die toch ook weer verborgen diepten hebben.

Hoe dan ook, de gelijkenis van de talenten is het verhaal van het vertrouwen dat de heer (de Heer) in zijn mensen stelt. Ieder naar wat hij of zij aankan.

Waarom groeit het bezit van de eerste twee knechten?
Omdat zij er mee de wereld in gaan. Omdat zij zich onder de mensen begeven; handel en wandel en wat al niet meer – het wordt verder niet uitgelegd. Maar vertrouwen groeit als vertrouwen wordt gedeeld. Zo is het menselijk leven. Samen kun je meer; kun je meer dan je dacht aan te kunnen.

Dat doet die derde nu juist niet. Hij durft de deur niet uit. Hij begraaf het bezit en kruipt zelf het liefste weg. Hij blijft alleen, verlegen met zijn bezit, vertrouwen dat niet wordt gebruikt, maar omslaat in wantrouwen en angst.

Je krijgt niet meer dan wat je aankan.
Of dat altijd zo is? Het is moeilijk, eigenlijk onmogelijk, om dat in zijn algemeenheid te zeggen, laat staan dat jij dat voor een ander invult.
Misschien kun je het zo zeggen: het is niet altijd dat je krijgt wat je aankan, maar het is vaak wel: wat je krijgt, dat kun je aan. Dat ontdek je pas gaandeweg en achteraf. Maar dan moet je wel durven gaan. De derde knecht kan dat niet. Hij wordt verlamd door angst. Zo jammer. Tandenknarsend.

Daarom is de boodschap:
Laat je niet verlammen door de angst.
Vertrouw op de Heer, die jou zijn vertrouwen geeft.
Hij weet wat jij aankan.
Hij ziet altijd meer in jou dan jij van jezelf geneigd bent te denken.

Durf daarop te vertrouwen.
Dan zal jouw vertrouwen zich vermenigvuldigen, in het contact met anderen, in de zorg en wederzorg, in hoe mensen voor elkaar bestaan en elkaars bestaan verlichten, verrijken.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply