Boeken

Henk & Pieter van Os, Vader en zoon krijgen de geest

Om te geloven moet je een zekere aanleg hebben. Waarom dat bij de een wel ontwikkeld is en bij de ander niet, blijft vooralsnog een raadsel.
In een onderhoudende briefwisseling verkennen vader Henk van Os, de kunsthistoricus, en zoon Pieter, politiek journalist deze vraag. Het begon ermee toen zoon Pieter zijn vader typeerde als iemand met een ‘drang tot godsdienst’. Waar komt die behoefte om te geloven vandaan, werd zo de vraag voor Henk, terwijl voor Pieter op een vergelijkbare manier de vraag prangend werd waarom hij die behoefte niet heeft.

Wat volgt zijn een aantal openhartige brieven. Het antwoord wordt gezocht in de persoonlijke levensloop. Henk (1938) groeit op in de Ned. Herv. kerk, maar wordt in godsdienstig opzicht vooral gevormd in zijn studententijd waarin hij leert om afstand te nemen van een geloof dat bepaalde feiten voor waar houdt. Geloven gaat over menselijke verhalen en verbeeldingen om in en met het leven in het reine te komen. Het gaat er niet om of dat waar is maar of en vooral, hoe dat werkt. Dat verklaart tegelijk zijn fascinatie voor religieuze kunst, die hij in zijn beroep breed heeft kunnen uitleven. Wat heeft mensen bezield zich zo in kunst uit te drukken?

Zoon Pieter (1971) groeit op zonder dat de geloofsdrang van zijn vader tot dwang voor de kinderen wordt. Met een verklaard atheïstische moeder (overigens dochter van een hoogleraar theologie) is dat ook niet aan de orde. In zijn herinnering spelen godsdienst en kerk geen rol van betekenis. Er heerst aan de keukentafel een zekere wetenschappelijke sfeer: onzin is onzin. Vader cultiveert zijn drang tot godsdienst in zijn werk, sleept zijn kinderen op vakantie van kerk naar museum naar kerk, maar dat is een kwestie van culturele vorming en niet van een godsdienstige.

Als de meer tragische kant van het leven aangeroerd wordt, door gebeurtenissen uit hun beider levensloop, krijgt de briefwisseling diepgang. Henk vertelt over het auto-ongeluk waarbij zijn zusje Gerdientje omkomt (zijn vader was de chauffeur) en hoe de ontreddering en kwaadheid die hem in die periode overviel om een adres vroeg waar hij bij terecht kon. Dat werd God en het gebed.

Pieter vertelt over de psychoses van zijn broer Wouter (de andere zoon, dus) die uiteindelijk leidden tot zijn zelfdoding. Opnieuw was de godsdienst voor vader een reddingboei. Voor Pieter niet, alhoewel bij bezoek in de psychiatrische kliniek bij hem wel de gedachte opkomst dat hier mensen huizen die ‘van God verlaten zijn’. De ziekte en het zelfgekozen einde van Wouter heeft hem wel op een bepaalde manier gevoelig gemaakt voor het belang van godsdienst in die zin dat daarin een poging wordt gedaan om met het mysterie van het bestaan om te gaan. Zeg maar, het domein van de onbeantwoordbare vragen. Steeds scherper ziet hij dat zijn atheïstische omgeving te ‘plat’ is om voor zulke dingen echte belangstelling op te brengen. Door zijn werk ontmoet hij politici van de kleine christelijke partijen en leert daardoor ook weer op een andere manier naar hun belevingswereld kijken, met een mengeling van verbazing en respect.

De ‘gemeenschappelijke grond’ die vader en zoon vinden wordt op p. 148 als volgt verwoord: “Beiden voelen we ons onbehaaglijk bij de viering van een onttoverd wereldbeeld. De wereld bevrijden van zogenaamde ‘onzin’ is maar ten dele een zinvol project. Dat vinden we alle twee, zo blijkt.”
Een mooi persoonlijk getoonzet boekje dat uitdaagt om over je eigen drang tot (on)godsdienstigheid na te denken.

Henk & Pieter van Os, Vader & zoon krijgen de geest. Brieven over de drang tot godsdienst, Amsterdam 2012, 176 p., € 16,95, isbn 9789460034046

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply