In juli 1942 schrijft Etty Hillesum, op dat moment in kamp Westerbork als hulpverleenster werkzaam voor de Joodse Raad, op een zondagmorgen het volgende in haar dagboek:
“Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen. En haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen.”
In september 1943 wordt ze op transport gezet naar Auschwitz.
Artikel Kerkblad Assen, september 2023
Het geloof dat God helpt, of ingrijpt, is in de vernietigingskampen van de Holocaust voor velen voorgoed verloren gegaan. God zelf, werd doodverklaard. In de jaren zestig was er een heuse God-is-dood-theologie, mede als reactie op de verschrikkingen van de oorlog.
Zijn wij mensen aan onszelf overgeleverd? Moeten mensen omgekeerd God helpen, zoals Etty Hillesum verwoordt? En wat betekent dat dan?
Over dit soort (te) grote vragen ging het in de Summerschool die onlangs in de kerk van Vries werd gehouden, waar ik samen met Frits de Lange (em. prof. Ethiek en gemeentelid te Vries) invulling aan heb gegeven. De belangstelling was zodanig dat we de studiedag twee keer hebben gehouden.
De insteek is dat we het godsbeeld van de grote Regisseur wel achter ons hebben gelaten. Die God is ‘dood’. Maar betekent dat dan ook het einde van ieder spreken over of tot God?
In de hedendaagse theologie is er het zogenaamde post-theïsme, waarin geprobeerd wordt op een nieuwe manier over God te denken, voorbij aan het beeld van de almachtige en alwetende God.
Als een voorbeeld daarvan kan het werk van de Amerikaan John D. Caputo gelden. Caputo (1940) is opgegroeid in een streng katholiek milieu. Als jongeling trad hij in bij een klooster, maar hij koos uiteindelijk voor de filosofie en bouwde een academische carrière op. Tegelijk liet de theologie hem nooit los.
In 2017 werd een boek van Caputo in het Nederlands vertaald, Hopeloos hoopvol. Uit de titel blijkt al de voorliefde voor de paradox – typisch een kenmerk van dit soort postmodern denken. Ook de ondertitel is veelzeggend: belijdenissen van een postmoderne pelgrim.
Caputo legt belijdenis, verantwoording, af. Hij verwijst dikwijls naar de kerkvader Augustinus, wiens bekendste werk Belijdenissen heet. Daarin staat Augustinus’ verhaal over zijn weg naar God, geschreven in de vorm van een langgerekt gebed, een aanspreken van God. Gebed, als het middel waarin je jezelf probeert te vinden ten overstaan van het goddelijke, gebed als uitdrukking van je diepste verlangens, als manier om het zoeken vorm en gestalte te geven, is een hoogst serieuze zaak. De vergelijking met het citaat van Etty Hillesum dringt zich op, voor wie God ook levend wordt in de aanspreekvorm van haar dagboek.
God wordt gevonden in het zoeken. Vandaar het woord pelgrim, in de ondertitel van Caputo’s boek. De pelgrim zoekt, is onderweg. Zoals het cliché zegt dat door talloze hedendaagse pelgrims wordt herhaald: de tocht is daarbij belangrijker dan de aankomst. Het zoeken waardevoller dan het eventuele vinden.
De onrust houdt ons gaande. De mens is zichzelf tot vraag geworden. Het zijn augustiniaanse inzichten die op een bijzondere manier een hedendaagse spiritualiteit voeden, waarin het verlangen naar God of naar een vervuld bestaan levend wordt gehouden. Geloof moet gedaan worden. Het is geen kwestie van de juiste woorden of concepten, van een orthodoxie (een rechte leer) maar van een rechte (rechtvaardige) praktijk, orthopraxie. Ook dat inzicht vind je al bij Augustinus terug. Het is aan ons om God ‘waar’ te maken.
Een ander interessant aspect aan het post-theïsme, dat je ook bij Caputo aantreft, is dat men teruggrijpt op de mystieke traditie. Dat vind ik zelf ook inspirerend. Onze traditie blijkt telkens veel rijker te zijn dan je vanuit je eigen beperkte perspectief lange tijd meende. Veel van wat nu modern en vernieuwend lijkt, is in vergelijkbare vorm al in het christelijke verleden terug te vinden.
De mystici hebben altijd geweten dat je God niet alleen daarbuiten moet zoeken, boven of achter de werkelijkheid. God is ook een werkelijkheid diep binnen in ons. ‘De woning in ons waar jij huist’, schrijft Etty Hillesum, daarmee een oud mystiek inzicht verwoordend, misschien wel onbewust. Eerder heeft ze het volgende in haar dagboek geschreven: “Binnen in me zit een hele diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden. Ik stel me voor, dat er mensen zijn, die bidden met hun ogen naar de hemel geheven. Die zoeken God buiten zich. Er zijn ook mensen, die het hoofd diep buigen en in de handen verbergen, ik denk, dat die God binnen in zich zoeken.”
Naast Etty Hillesum en John Caputo werd op de Summerschool ook aandacht besteed aan Simone Weil. Tijdgenoot en lotgenoot van Hillesum, die op een heel andere manier tot nieuwe inzichten over God kwam. Overigens geldt ook voor beide vrouwen, dat ze weliswaar van Joodse afkomst zijn, maar beiden opgroeiden in een geassimileerd milieu waarin religie nauwelijks (Hillesum) tot niet (Weil) aanwezig was.
In het bestek van dit artikel kan ik er alleen maar kort naar verwijzen. Als je er meer van wil weten, neem gerust contact op.
No Comments