Hé, gast?! (Lucas 14: 1 en 7 – 14)

Jezus blijft niet koffiedrinken na de dienst.
Het is sabbat, hij is naar de synagoge geweest, maar hij heeft geen tijd om langer te blijven. Hij is uitgenodigd voor een lunch. En dan wil je natuurlijk niet te laat komen…

Vandaag gaat het in de lezingen over gastvrijheid. Het gaat over de tafelschikking: wie zit waar aan tafel. Jezus zegt ook iets over wie je uit moet nodigen: niet alleen je vriendjes maar ook vreemden, want vreemden kunnen immers vrienden worden. Genoeg aanknopingspunten om het naar onze eigen actualiteit te vertalen, dunkt me. Maar laten we eerst nog eens goed kijken naar wat er verteld wordt én naar wat er niet wordt verteld – want dat laatste is zeker zo interessant.

Jezus is op sabbat uitgenodigd voor een maaltijd in het huis van een vooraanstaande Farizeeër. Dat gebeurt wel vaker in het evangelie, de oosterse gastvrijheid is royaal, maar het heeft ook iets wonderlijks. Immers, even zo vaak is in het evangelie sprake van Jezus die fel uithaalt naar de Farizeeën. Dan heeft hij allerlei kritiek op hun opvattingen en gedragingen. Dat levert begrijpelijkerwijs irritatie en spanning op. Er wordt dan ook vermeld dat de Farizeeën van hun kant Jezus in de gaten houden – ook hier staat: ze hielden hem in het oog.

Dus, je kunt afvragen: is dat nu een hartelijke uitnodiging, of steekt er meer achter?
De verhouding tussen de Farizeeën en Jezus is een thema op zich. Ze staan waarschijnlijk dichter bij elkaar dan wij vaak denken of dan ons vroeger is verteld. Daarom misschien ook zijn de confrontaties soms zo fel. Ruzie maak je immers met mensen die jou iets kunnen schelen. Was sich liebt das neckt sich.

Jezus neemt de uitnodiging aan. Is dat uit fatsoen? Wil hij de gastheer niet voor het hoofd stoten door weg te blijven en een flauwe smoes te verzinnen. Of is het omdat Jezus niet bang is om zich als het ware in het hol van de leeuw te voegen. Omdat hij misschien stiekem wel zin heeft in een nieuwe confrontatie. Zit er iets uitdagends in?

Je zou het kunnen denken, want het volgende wat opvalt is, dat Jezus eenmaal binnen het hoogste woord voert. Over de maaltijd horen we niets meer, over de gastheer nog minder. Jezus pakt het podium. Hij vertelt de genodigden een gelijkenis, geeft ongevraagd advies, en het gaat zelfs nog even door – we hebben niet alles gelezen.
Als je daarover nadenkt, heeft het iets bedenkelijks.
Stel dat jij een feest geeft, of een etentje organiseert met vrienden, en er is er één in het gezelschap die constant het hoogste woord heeft. Die alle aandacht naar zich toetrekt. Die van geen ophouden weet, kortom die het hele gebeuren naar zijn hand zet? Hoe vind je dat?

Daar komt nog iets bij. Want als je vervolgens hoort wat deze gast die zichzelf in het middelpunt plaats allemaal zegt, kun je je afvragen of dat niet beledigend is voor de gastheer. Hij is nogal uitgesproken. Het is een gelijkenis, ok, maar het gaat wel over de gasten daar aan tafel, dat staat er met zoveel woorden. Via de band van de gelijkenis is Jezus kritisch op de andere genodigden, en dus ook op de gastheer die uiteraard de tafelschikking bepaalt. En als hij zich rechtstreeks tot de gastheer richt, gaat het direct over het uitnodigingsbeleid. ‘Je moet niet je vriendjes en relaties uitnodigen, maar de straatkrantverkopers, de zwervers en de junks’. Die kan hij in zijn zak steken. Maar is het niet wat onheus van Jezus tegenover zijn gastheer, die hém nota bene ook heeft uitgenodigd. Is het niet onaardig om zo in alle openheid kritiek te leveren, hem op zijn nummer te zetten in zijn eigen huis en voor zijn eigen gezelschap? Hoe zou jij dat vinden?

Over dat soort dingen hoor je niks. We weten niet wat de gastheer van dit alles heeft gevonden of hoe hij daarop reageert. Maar als je probeert in te leven, kun je je daar van alles bij voorstellen. Maakt Jezus geen misbruik van de gastvrijheid, door zo openlijk kritiek te leveren?

Op dit punt is het misschien goed om even wat afstand te nemen en na te denken over wat precies gastvrijheid is.
Het is duidelijk dat het door heel de Bijbel heen een belangrijk iets is. Dat heeft te maken met de oosterse cultuur – waar gastvrijheid tot op de dag van vandaag een hoge deugd is; als je gereisd hebt weet je daarvan. Gastvrijheid is diep geworteld in de drie godsdiensten die in deze oosterse cultuur zijn ontstaan, het jodendom, het christendom en de Islam – de drie abrahamitische religies. Abraham is het oerbeeld, van de vreemdeling, de mens onderweg, afhankelijk van zijn God en meer nog van de mensen die hem gastvrijheid verlenen. Abraham die zelf het oerbeeld vormt van de vreemdeling die andere vreemdelingen ontvangt, de drie engelen – u kent allemaal de beroemde icoon die die scène verbeeldt. In de gastvrije ontvangst van de drie vreemdelingen wordt als het ware God zelf welkom geheten. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op, heet het later in een andere gelijkenis van Jezus.

Met een zekere overdrijving, ingegeven door het thema van vandaag, kun je zeggen dat gastvrijheid het centrum is van ons geloof. Het is onvoorwaardelijk, zoals de liefde van God zelf is – zonder voorwaarden. En zoals God ons onvoorwaardelijk lief heeft, gastvrijheid verleent, op de aarde waar we allemaal vreemdelingen en voorbijgangers zijn, zo dienen wij mensen elkaar onvoorwaardelijk lief te hebben en elkaar gastvrijheid te betonen.

Het is wat in Deuteronomium wordt ingeprent: omdat je zelf slaaf bent geweest – omdat je weet waar je vandaan komt, weet je ook hoe belangrijk het is om de vreemdeling recht te verschaffen. Let op: gastvrijheid is geen gunst, maar een recht.
Dat is belangrijk om te onderstrepen, gastvrijheid is een recht, want daardoor verandert de verhouding tussen gastheer/vrouw en gast.

We doen vaak, bewust of onbewust, alsof het in gastvrijheid om een deugd gaat die ik beoefen ten opzichte van de ander. Het is vanuit mijn goedheid, mijn grote hart, mijn medelijden waardoor ik die ander welkom heet, de vluchteling help, mij ontferm over de kwetsbare ander. Dat brengt een bepaalde ongelijkheid met zich mee, en tegelijk een afhankelijkheidsrelatie. We vinden dan ook eigenlijk dat die ander dankbaar moet zijn voor mijn generositeit; dat hij of zij zich aan moet passen aan onze standaarden, zich moet voegen naar onze regels en zo voort. Zij zijn immers te gast. En zo moeten ze zich dan ook gedragen.

Maar is dat echte gastvrijheid? In ieder geval is het geen onvoorwaardelijke gastvrijheid, want wij stellen zo onze eisen. Terecht of niet, maar denk even met me mee wat er dan precies gebeurt. De gastvrijheid houdt dan op als die ander, die gast, zich niet wenst te voegen naar mijn verwachtingen of eisen.

Echte gastvrijheid is een risico.
Het brengt het risico mee op de ontmoeting met iemand die mijn regels kan breken, mijn routine kan verstoren, die zijn of haar eigenheid inbrengt.
Er is een verband tussen gastvrijheid en vijandigheid, ook in de taal. Hospitality en hostility in het Engels. Het wordt te filosofisch om daar nu dieper op in te gaan. Echte gastvrijheid is de uitdaging om mij te laten raken, te laten veranderen door de ontmoeting met het vreemde, de ander, de tegenstander misschien wel.

Echte gastvrijheid is niet de één past zich maar aan aan de ander, maar de kunst om je te voegen naar elkaar, met oog voor alle verschillen, onder het bewustzijn van machtsverschillen die onvermijdelijk meespelen.

Radicale gastvrijheid is daarom een kwetsbare, risicovolle onderneming. Heel anders dan het bezoek van vrienden en relaties. Bij radicale gastvrijheid weet je letterlijk niet wat je in huis haalt. Dat kan goed uitpakken, maar ook helemaal anders. Er zijn geen garanties vooraf. Toch hoort dat risico bij echte gastvrijheid – het is zelfs goed dat die kant er aan zit.

De verhouding wordt radicaal omgekeerd. Het is niet zo dat de ander dankbaar moet zijn voor de gastvrijheid die ik zo gul verleen, maar meer dat ik dankbaar mag zijn voor het andere, verrijkende, nieuwe wat die ander in mijn leven brengt. Ook als ik daar niet op zit te wachten. Zelfs als mij dat in verwarring en in verlegenheid brengt.

Terug naar Jezus in het huis van de Farizeeër.
Deze wordt misschien overrompeld door Jezus die als gast de gastheer lijkt. Die zich sprekend in het centrum positioneert en het woord voert (de macht heeft).
Op een bepaalde manier is dat de consequentie van de gastvrijheid van de Farizeeër. Hij stelt zijn huis letterlijk en figuurlijk open voor de ander, dit geval Jezus.
Jezus maakt geen misbruik, maar misschien wel optimaal gebruik van de gastvrijheid door zijn gastheer de eer te gunnen dat hij tegengesproken en gecorrigeerd wordt. Dat is van belang. Je eert de ander niet door hem of haar naar de mond te praten, maar door samen te proberen verder te komen of dieper tot de kern door te dringen. Dat doe je alleen bij mensen die jou wat kunnen schelen, immers. Met mensen die je onverschillig laten, maak je geen ruzie of ga je niet in debat. Was sich liebt…

Wat is gastvrijheid eigenlijk als het alleen maar geldt voor je vriendjes en relaties, met wie we het alleen maar vooral gezellig hebben, zo eens met elkaar? Wat betekent ons samenzijn als we geobsedeerd zijn door wie de beste ereplaatsen inneemt, wie vooraan mag zitten en wie achteraan moet staan? Jezus’ interventies gaan daarover. Ze zijn niet bedoeld om de sfeer te verpesten, maar om het gehalte van de bijeenkomst te verhogen.

Met die radicale gelijkenissen en lessen van Jezus ben je nooit klaar.
De uitdaging die ervan uitgaat, blijft gelden, en het moet dunkt me niet zo moeilijk zijn om de lijn naar vandaag door te trekken. Naar de  maatschappelijke en politieke discussie over het vluchtelingenbeleid; maar ook naar je eigen houding, openheid, naar de ander in eigen kring – van de kerk, van de buurt, de manier waarop wij omgaan met elkaar en met de ander en met onszelf. Het begint misschien al met hoe en bij wie we aanschuiven als we straks aan de koffie gaan.

Ik eindig met een verhaaltje, misschien kent u het?

Er was eens een abt die zich zorgen maakte over de ongeïnspireerde sfeer in zijn klooster. De monniken waren niet ijverig in gebed en evenmin in de arbeid. De onderlinge liefde was ver te zoeken.
De abt ging naar een rabbi, waarvan hij had gehoord dat dat een zeer wijs mens was.
De rabbi hoorde zijn probleem aan, trok zich terug in gebed, en zei toen tegen de abt: ‘Ga terug naar uw klooster en wees blij. Ik heb vernomen dat de Messias in uw klooster zijn intrek heeft genomen’.
De abt was verbaasd over dit antwoord.
Hij ging terug, riep de monniken bijeen en zei: ‘Ik heb vernomen dat de Messias onder ons is’.

Vanaf dat moment bloeiden de werklust, de dienstvaardigheid en de onderlinge liefde als nooit tevoren. Want iedereen beschouwde de ander als de Messias.

Schrijf een reactie

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *