Overdenking

Hands-on, Handelingen 3, 1-10

Deze week hoorde ik het weer eens. Iemand had het over een ‘hands-on’ mentaliteit. Dat hoor je wel vaker om je heen.
Vroeger had je het dan over iemand die van aanpakken weet. Hands-on. Handjes uit de mouwen.

In het verhaal dat we vanmorgen overdenken, spelen handen een belangrijke rol. Maar niet alleen handen, ook andere lichaamsdelen spelen mee. Het is eigenlijk een heel lichamelijk verhaal. Het gaat over kijken, je ogen gebruiken; het gaat over iemand aanraken, beetpakken, bij de hand nemen. Het gaat over stevig op je voeten staan, over lopen, ja zelfs over dansen en springen. Want dat doet die man die wordt genezen in de ontmoeting met Petrus en Johannes. Lopend en springend en God lovend. Ik stel me voor dat hij voor ze uit huppelt, zo blij als een kind…

Die lichamelijke, fysieke kant van het verhaal is het eerste dat opvalt.
Het is belangrijk om dat te benadrukken. Want juist die kant dreigen wij (ik zelf) wel eens te veronachtzamen. Wij zitten met ons geloof vaak in ons hoofd, maar daar draait het niet om. Geloven, leven, gaat over de hele mens, over al onze lichamelijke kwaliteiten en vermogens.

Bij de poort van de tempel zit een verlamde man. Hij is daar neergelegd, door zijn vrienden ? of door zijn familie? Het is een soort dagopvang, zeg maar.
Hij zit daar te bedelen en de hele dag lopen de mensen daar in en uit, en de meesten lopen langs hem heen, druk met hun eigen besognes. Zoals wij langs de straatkrantverkoper bij de ingang van de supermarkt lopen. Je merkt hem pas op als hij er een keer niet zit.

Maar dan komen Petrus en Johannes eraan. Twee van Jezus’ leerlingen. Van Petrus hebben we net een indrukwekkende preek gehoord, op de dag van Pinksteren. Dit verhaal wordt verteld aan het begin van het boek Handelingen. Dat is belangrijk om te noteren. Pinksteren is geweest, Petrus heeft de menigte toegesproken, duizenden mensen lieten zich daarop spontaan dopen (echt? nou ja, zo gaat het verhaal). Er is verteld hoe de eerste gemeente leefde, alles deelden ze samen (echt? nou ja, zo gaat het verhaal). En dan horen we nu voor het eerst over de bijzondere ‘handelingen’ van de leerlingen.

Als de twee leerlingen de tempel binnen willen gaan, vraagt de verlamde man bij de deur om een kleinigheid. Dan staat er: “Petrus richtte zijn blik op hem, evenals Johannes, en zei: ‘Kijk ons aan’. De bedelaar keek naar hen op…”.
Je hoort het al, dat kijken, over en weer, wordt benadrukt. Het gebeurt met een bijzondere intensiteit. Dat is niet voor niets.

Het is een echt bijbels thema. Hoe vaak kijken wij wel, maar zien we niet? Hoe vaak kijken we achteloos aan de ander, aan elkaar voorbij? Zijn we ziende blind?
Hoe zeldzaam is de echte blik, vol aandacht en liefde, de blik over en weer van verstandhouding en van verbondenheid?

Juist deze week hielden we in de kerk een Summerschool, een studiedag over het thema Aandacht en Resonantie. Daar ging het ook over dit soort vragen. Aandacht, kijken, echt kijken. Hoe kijken we naar de ander? Hoe kun je leren, jezelf oefenen, om anders te kijken, beter te kijken, met een welwillende blik? Ik kan dat hier niet allemaal herhalen, maar hopelijk voelt u aan hoe belangrijk zulke elementaire, menselijke vragen zijn.

Petrus nodigt de bedelaar uit om nadrukkelijk oogcontact te maken.
En vervolgens wordt er fysiek contact gemaakt.
“Hij pakte hem bij zijn rechterhand om hem overeind te helpen”

Dat is in één zin de genezing, de ommekeer. Meer waard dan goud en zilver.
Dit is hands-on.
Geef elkaar de rechterhand. In de naam van Jezus Christus, sta op en loop.
Zo zijn we getrouwd… Om elkaar overeind te helpen….

Hoe langer je na dit verhaal kijkt (!), hoe meer je ontdekt dat eigenlijk alles er al in zit.
Het is een genezingsverhaal dat erg lijkt op de verhalen die over Jezus zelf worden verteld. De ontmoeting van mens tot mens; de echte, oprechte aandacht; het fysieke contact; het samengaan van woord en wonder. Hier in die plechtige woorden van Petrus, zilver of goud heb ik niet, maar wat ik wel heb geef ik u: in de naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op.

Iemand wees erop dat als in het evangelie verteld wordt van de eerste daden van Jezus, het dan ook over genezingsverhalen gaat.
Hier, nu de kerk als het ware haar eerste daden verricht – de handelingen – idem dito. Woord (de pinksterpreek van Petrus) en daad (deze genezing) gaan hand in hand. Het is hands-on.
Als de leerlingen naar de tempel komen en de man zien zitten, douwen ze hem geen flyertje in de hand, met informatie over de nieuwe gemeenschap van navolgers van Jezus – als je het leuk vindt, kom ook eens langs…
Ze gaan hem ook niet bepreken, dat Jezus is gestorven tot een volkomen verzoening van al onze zonden, of zoiets. Ze leggen hem niets uit en ze leggen hem niets in de mond.

Nee, het is hands-on. Het is de daad bij het woord, de liefdevolle blik met oprechte aandacht, de hand die wordt gereikt.
Die aanraking is niet toevallig, die is essentieel. Daar zit op zich al genezende, helende, kracht in.

Ook dat is iets, dat ik niet hoef uit te leggen, maar wat we allemaal begrijpen. Aanvoelen?
Aanraken, het is tegenwoordig op allerlei vlakken belast en beladen, en ook dat is begrijpelijk. Maar dreigen we niet van het ene in het andere uiterste te komen?
Aanraking is zo essentieel, onmisbaar voor ieder mens.
Het kind dat niet wordt gekoesterd in de eerste dagen, heeft een levenslang hechtingsprobleem.
Gevangenen in volledige isolatie, gaan dood van ellende.
Dat zijn extreme voorbeelden.
In de dagelijkse omgang weten we hoe belangrijk het is, liefdevol te worden aangeraakt.
En ‘aanraking, dat is altijd wederzijds. Je kunt iemand niet aanraken zonder zelf ook te worden aangeraakt. Het is de belichaming van de wederkerigheid. De huid is het grootste orgaan van het lichaam,. Ze scheidt ons van elkaar en omsluit elk van ons, maar de huid bemiddelt ook contact en verenigt ons. Een gezonde en heilige aanraking is een erkenning dat we beiden apart en toch één zijn’ (Radcliffe, p. 270).

Petrus grijpt de man bij de hand. Bij de rechterhand staat er, en ook zo’n detail zegt iets, denk ik.
In de pinksterpreek hiervoor heeft Petrus gesproken over Jezus, inderdaad, die nu in de hemel is, bij God, aan zijn rechterhand (is dat echt? nou ja, zo wordt het verteld).
Is het toevallig dat hier die rechterhand met name wordt genoemd?
Ik weet het niet, commentaren zwijgen erover, maar ik zou zeggen: die rechterhand dat betekent dat hier precies in deze wederzijdse handreiking, het werk van Jezus wordt voortgezet, dat hier – hands-on – het heilswerk van Jezus doorgaat en gestalte krijgt en fysiek uitwerkt.
De verlamde man staat op – kracht in zijn voeten – hij staat op eigen benen en hij loopt op eigen kracht…

En dan als laatste.
Waar loopt hij naar toe?
“Daarna ging hij samen met hen de tempel binnen, lopend en springend en God lovend”.
Is dat niet bijzonder? Hij gaat huppelend naar de kerk.

Als je dat niet altijd lukt, huppel er dan in ieder geval wel uit, als je naar buiten gaat, het leven in, de nieuwe dag tegemoet. Dansend en springend, letterlijk of figuurlijk, vol vreugde om het goede leven, met frisse moed voor het dagelijks bestaan.

Zou dat geen wonder zijn?

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply