Overdenking

God vermeit zich in het ongrijpbare, Pred. 3: 9 – 15

Zoals u weet, is de Bijbel geen boek van kaft tot kaft.
De Bijbel, het woord zegt het al, is een bibliotheek. Een verzameling van verschillende boeken met uiteenlopend karakter. Sommige boeken vertellen over de geschiedenis. Andere zijn poëzie, de Psalmen, of bevatten wijze Spreuken. Je vindt er het levensverhaal van Jezus, het evangelie in viervoud. En dan zijn er Bijbelboeken die de vorm hebben van een brief.

Je zou de Bijbel kunnen vergelijken met een zangkoor. Een verzameling van allerlei verschillende stemmen. Ieders stem kleurt het geheel op een eigen manier.

In dat bijbelse zangkoor vertolkt de Prediker een eigen stem.
Sommigen zeggen, hij klinkt een beetje vals. Prediker laat vooral een somber geluid horen. Is soms ronduit cynisch. Je vraagt je soms af of hij wel gelooft. In ieder geval, erg vroom is Prediker niet.
Voor anderen is dat juist een aanbeveling. Zij zeggen: zulke stemmen, de twijfelaars, de zoekers, de niet-zeker weters, hebben we ook nodig. Of misschien wel vooral. De tegenstem. De dissonant.

Ik weet weinig van muziek, maar volgens mij is het zo dat je soms de dissonant nodig hebt om tot een welluidend akkoord te komen.
In ieder geval zou ik willen voorstellen om zo de eigen stem van de Prediker in het geheel van het bijbels mensenkoor te waarderen.

Voor deze zomer heb ik de Prediker maar weer eens tevoorschijn gehaald.
Vandaag enkele verzen uit hoofdstuk 3, om een paar typerende aspecten van de Prediker uit te lichten.

“Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij met zijn gezwoeg tot stand brengt? Ik heb gezien dat het een kwelling is, die hem door God wordt opgelegd”.

Nou, een mooie binnenkomer, zult u zeggen.

Maar het is wel meteen de toon die door het hele boekje heen klinkt. Prediker is diep doordrongen van het vergeefse van alle menselijke inspanning. Het leidt allemaal nergens toe. Alles loopt uit op de dood, ja, Prediker windt er geen doekjes om.
Lucht en leegte, alles is leegte.
Daarmee begint hij zijn boek en daarmee eindigt hij het ook. Vroeger heette dat: ijdelheid der ijdelheden.
Het leven is als lucht, een ademtocht, een zuchtje wind dat zomaar vervliegt en wegwaait en dat je niet vast kunt pakken.

Wat verder opvalt is de formulering ‘ik heb vastgesteld’ die in dit korte gedeelte twee keer wordt gebruikt, naast ‘ik heb gezien’.
Prediker spreekt uit eigen ervaring.
Dat is hoe hij zich in zijn hele geschrift presenteert. Hij heeft zijn ogen goed de kost gegeven. Hij weet wat er in de wereld te koop is. Hij heeft zelf van alles gedaan en ondernomen. Prediker toont zichzelf als de wijze met levenservaring en met een gezond boerenverstand.

Dat is eigen aan het genre.
De wijze is in de Bijbel geen boekengeleerde, geen kamerfilosoof, maar iemand met levenswijsheid. Je hoeft er niet per se voor gestudeerd te hebben, om voor wijs door te gaan; niet anders dan in de leerschool van het leven.

Maar wat heeft de Prediker dan vastgesteld?
Dat God alles wat er is de goede plaats in de tijd heeft gegeven.

Het gedeelte dat we vandaag hebben gehoord, Prediker 3, sluit meteen aan bij wat de meeste mensen bij Prediker 3 zullen associëren: Alles heeft zijn tijd.
Hiervoor staat een van de bekendere gedeelten uit Prediker: Er is een tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te rooien. Enzovoort. Een opsomming van 7 x 4 tegenstellingen. U kent dat wel. Turn, turn, turn.
Het eindigt met: er is een tijd voor oorlog en er is een tijd voor vrede.
Het laatste woord zal vrede zijn?

Voor alles wat er gebeurt is er een uur / een tijd voor alles wat er is onder de hemel.
Zo begint het lied over ‘alles heeft zijn tijd’, en hier zegt Prediker dat God alles de ‘goede plaats in de tijd’ heeft gegeven. Daar kun je als mens niets aan doen. Dat heb je niet in de hand.
De mens heeft van God wel inzicht in de tijd gekregen, zegt Prediker, maar tegelijk kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden (vers 11). Of, alles wat God doet, doet Hij voor altijd. Daar is niets aan toe te voegen, daar is niets van af te doen (vers 14).

Inzicht in de tijd.
Wat betekent dat?
Dat wij besef hebben van tijd, misschien. Een mens is zich ervan bewust dat hij in de tijd leeft. We weten van ons verleden en we dromen van onze toekomst. Dat maakt ons menselijk, anders dan de dieren, die nauwelijks benul van tijd lijken te hebben. Of zien wij dat niet, door onze vooringenomenheid, dat kan ook?
In ieder geval lijken dieren niet gekweld worden door wroeging over het verleden of door angst voor de toekomst. Dat hebben wij dan weer. Is dat besef van tijd?
Of bedoelt Prediker nog iets meer, besef van onze tijdelijkheid. Onze eindigheid. Het leven is immers een ademtocht. Het is voorbij voor je er erg in hebt. Dat weet je niet als je jong bent, of dan wil je het niet weten, maar Prediker weet daar alles van. Memento mori. Gedenk je sterfelijkheid, is dat het?

Ook dat klinkt bij de Prediker door, maar ik zou dat toch niet het belangrijkste willen noemen. Prediker kan soms somber uit de hoek komen, je kunt ook zeggen: realistisch.
Maar je kunt hem niet wegzetten als een zwartkijker.
Daarvoor is er dat andere dat ook door heel zijn boekje heen klinkt, steeds weer. Verrassend en licht, nl. de oproep om vrolijk te zijn, van het leven te genieten, je tegoed te doen aan eten en drinken en al het goede dat je als mens met de nodig moeite verwerft, want dat is ‘een geschenk van God’. Ook dat hebben we hier gehoord, en je hoort het bij Prediker op meer plaatsen.

Het is maar net waar je zelf de nadruk op legt als je Prediker leest.
Er zijn meerdere stemmen, ook al binnen het bestek van dit ene boekje.
Maar ik zou zeggen, als Prediker tot ernst maant – en dat doet hij, als wijsheidsleraar – dan toch niet om ernst te maken met de dood en de sterfelijkheid, maar vooral om ernst te maken met het leven. Om het leven te genieten en op waarde te schatten.
Dat is wat God je geeft, om niet, dat is de grote waarde van het leven, zolang het je gegeven wordt. Even verderop zegt hij het zo:
‘Voor wie nog leven mag, is er nog hoop. Beter een levende hond dan een dode leeuw.
Wie nog in leven zijn, weten tenminste dat ze moeten sterven, maar de doden weten niets (9: 4 en 5a). Wonderlijk toch?

Nu is de Prediker ook wel verweten dat met zijn oproepen om van het leven te genieten, vervalt in ordinaire oppervlakkigheid. Alsof hij de genotzucht predikt. Eten en drinken en vrolijk zijn. In de hemel is geen bier, daarom drinken wij het hier – in die geest.
Het zijn dezelfde critici die Prediker eerder niet al te vroom vonden.

Maar doe je hem daarmee recht?
Ik denk dat er een verschil is, een subtiel verschil maar wel een belangrijk verschil.
Ja, het kan oppervlakkig klinken. Geniet maar van het leven, het is al zo kort. Haal er uit wat er in zit. Leef, alsof het je laatste dag is. Maar bij de Prediker klinkt het toch net even anders.

Omdat je weet, dat het leven kwetsbaar is, breekbaar, eindig, kort en met de nodige last, omdat je dat weet, kun je het ook ten volle genieten, het werkelijk op waarde schatten.
Prediker zegt dus niet: ‘ondanks’ dat het leven kort is, moet je er maar het beste van maken. Dat zou heel erg klinken als het ‘laten we eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij’ van de oppervlakkige zielen. Dat is, de andere kant op kijken.
Nee, niet ondanks maar omdat het leven kort is, omdat je dat weet en beseft, omdat je het leven recht in het gezicht kijkt, mag je en kun je van het leven genieten.

Ik hoop dat u het verschil aanvoelt.
De oproep om te genieten van het leven is geen oppervlakkig doekje voor het bloeden. Het leven heeft toch geen zin, dus maken we er maar het beste van.
Nee, het is andersom, omdat wij de laatste zin van het leven nooit geheel kunnen doorgronden, doe je er beter aan te genieten van al het goede dat God je geeft.

Niet alleen op de goede dagen, met de wind in de rug, maar op alle dagen van het leven dat God je geeft, de goede en de slechte, want voor alles is er immers een tijd.

Een laatste kanttekening bij de tekst van vandaag gaat over Predikers spreken over God.
Voor iemand die verweten is dat hij weinig vroom is, heeft hij het toch opmerkelijk vaak over God. Maar wel op een eigen manier.
Voor Prediker is belangrijk dat wij mensen niet bij God op schoot kunnen kijken.
We kunnen het werk van God niet doorgronden, hoorden we al.

Alles wat gebeurt, gebeurt omdat God het zo heeft bepaald, volgens de Prediker.
En hij voegt er aan toe: ‘God doet het zo opdat de mens ontzag voor Hem heeft’ (vers 14).
Dat is typisch een uitspraak uit de wijsheidsliteratuur.
Ontzag betekent niet dat je bang voor God moet zijn – dat misverstand lag in de oude vertaling: de vreze des Heren – maar ontzag is, dat je rekening houdt met God, met dat wat wij zelf niet in de macht hebben.

En dan voegt Prediker er een opmerkelijke uitspraak aan toe:
‘Wat er is, was er al lang; wat komen zal, is er altijd al geweest’ – dat is typisch Prediker-taal. Maar dan: ‘God haalt wat voorbij is altijd weer terug’.

Op dat laatste is al veel gepuzzeld, want de vertaling is onzeker. We weten eigenlijk niet goed wat Prediker bedoelt.
Gaat het over de eeuwige wederkeer, alles keert weer terug, zoals de seizoenen, een eindeloze kringloop? – dat is ook een bepaald besef van tijd.
Of blijven de dingen die gebeuren bij God bestaan? – en mag je dat dan ook op jezelf betrekken. Als wij vallen dan in de hand van God die alles bewaart.
Of is dat van de weeromstuit té vroom?
Of kun je zeggen, die zin drukt uit dat God het niet opgeeft? ‘Hij probeert het telkens weer. De herhaling in het leven is de trouw van God. Dat betekent, dat we telkens opnieuw onze kansen krijgen’ (Van Ruler).

Er is een moderne vertaling van dit laatste vers, niet: God haalt wat voorbij is altijd weer terug; maar: God vermeit zich in het ongrijpbare (Hawinkels/Drijvers).

Waarschijnlijk is die vertaling al te vrij, daar moeten anderen maar over oordelen, maar ik vind het mooi. Vanwege dat oude woord ‘vermeien’, ergens genoegen aan beleven. Waaraan? Aan het ongrijpbare…

Misschien is dat wel de wijsheid van de Prediker.
Het leven is en blijft een ongrijpbaar raadsel.

AMEN

Alles is lucht
niet meer dan een zuchtje wind
zomaar een zucht.
Alles vervluchtigt voor het begint.

Vind je iets terug
van alles wat is gebeurd?
Het is ook zo vlug
vervlogen, in flarden verscheurd.

Alles is niks.
Toch gaat alles maar door.
’t Is nikser dan niks
en stelt ook niks voor.

Karel Eykman.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply