‘Gezonde mensen bestaan niet; hooguit mensen die onvoldoende onderzocht zijn’, luidt een bekend grapje onder artsen. Als je maar goed genoeg door zoekt, blijkt iedereen wel een of andere ziekte of gebrek onder de leden te hebben. Een menselijk lichaam is een wonderlijk organisme, in voortdurende verandering. Op de meeste dagen hebben de meeste mensen er niet zoveel last van. Je bent je pas van je lichaam bewust, op het moment dat het je ‘in de steek laat’. Een uitdrukking die op zichzelf al te denken geeft. Dat in de steek laten kan allerlei vormen aannemen. Van de snelle vermoeidheid bij lichte inspanning, het bewegingsapparaat dat niet meer zo soepel functioneert (hier spreekt een ervaringsdeskundige), tot de echt serieuze ziektebeelden die een heel leven op zijn kop kunnen zetten en dat van de mensen in je directe omgeving erbij. Is dat laatste niet wat echt ‘ziek’ kan heten? De normale degeneratie, die overigens al inzet vanaf je midden twintigste, is daarmee vergeleken van een andere orde. Klein ongemak bij wat chronisch zieke mensen dagelijks ervaren.
Artikel geschreven voor VolZin Magazine, april 2024
Wijsheid in de ziekte
In zijn nieuwste boek, De zin van ziekte, gaat publiekstheoloog Alain Verheij op zoek naar de wijsheid in de ziekte. Hij begint met de constatering dat er in ons land 10 miljoen chronisch zieke mensen zijn, meer dan de helft. Zijn eigen moeder hoort daar bij: ze heeft diabetes. Van dichtbij maakt hij mee wat dat inhoudt, hij draagt zijn boek op aan haar zestienduizend diabetische dagen en nachten.
De andere helft van de bevolking mag dan niet chronisch ziek zijn, ziek zijn we allemaal wel eens op zijn tijd. Niemand ontkomt aan het ongemak van ziekte, al was het maar als iemand in je directe omgeving er door getroffen wordt. Ziek zijn en alles wat daarbij komt kijken hoort nu eenmaal bij ons leven. Jammer, maar helaas?
Of is er ook wijsheid te ontdekken in ziekte, heeft de ervaring van ziekte ook iets positiefs te bieden?
Alain Verheij heeft er zijn handelsmerk van gemaakt om het stof van de oude Bijbelverhalen te blazen en ze te presenteren als bronnen van hedendaagse wijsheid. In zijn voorlaatste boek Geld en Go€d deed hij dat op een overtuigende manier door onze economische werkelijkheid te fileren met de bijbelse inzichten over de waarde van geld en goederen. Nu probeert hij iets soortgelijks te doen door de vele verhalen die in de Bijbel te vinden zijn over ziekte – en genezing! – te leggen naast onze huidige manier van omgaan met ziekte en met zieken. Hij doet zijn best, maar het blijkt toch wel wat lastiger te zijn. Misschien is het verschil tussen onze en de Bijbelse leefwereld daarvoor wel te groot geworden. Gelukkig gaat hij ook veel te rade bij literatuur van ervaringsdeskundigen. Dichteres Lieke Marsman en de Amerikaanse Susan Sontag bijvoorbeeld worden regelmatig geciteerd. Het moet gezegd dat hun inzichten vaak aansprekender zijn dan Verheij’s klinische lessen uit de Bijbelverhalen.
Ziekte in de Bijbel is niet zelden een straf van God, of veroorzaakt door een boze geest. Tegen ziekte was in die tijd weinig kruid gewassen. Natuurlijk zocht men naar genezing of naar verlichting van de klachten en zullen ze daar ook hun middelen voor hebben gehad. In tal van Bijbelverhalen wordt genezing ervaren als een wonderlijk ingrijpen van hogerhand, door profeten of andere godsmensen. De vier evangeliën die over het leven van Jezus gaan, vertellen menig wonderlijk genezingsverhaal. Maar al die genezingen, ze vormden een druppel op een gloeiende plaat. Er is nog in de verste verte geen begin van wat vele eeuwen later door onze medische wetenschap aan kennis en kunde is verzameld. Toen is het pas echt wat geworden met het bestrijden en genezen van ziekte. De gemiddelde arts in onze tijd geneest meer mensen dan Jezus ooit heeft gedaan. Dat laatste zou ook een artsengrapje kunnen zijn, maar het is een opmerking van theoloog Stefan Paas, door Verheij met instemming aangehaald. Dus wat moeten we met die wonderlijke genezingen uit de Bijbel? Kun je daar, in een pre-wetenschappelijke cultuur, nog enige wijsheid vinden voor onze omgang met ziekte in een tijd van hightech medische wetenschap?
Verlegen met bijbelse genezingsverhalen
Veel gelovigen zijn best verlegen met die bijbelse genezingsverhalen, want als Jezus toen kon genezen waarom niet nu. Verheij komt niet om de vraag heen wat je met die wonderen moet, wil je niet alleen de Bijbel serieus nemen maar ook de hedendaagse zieke, al schuift hij deze prangende kwestie wel lang voor zich uit. Opmerkelijk genoeg begint hij het antwoord met degenen die heilig geloven dat God of Jezus ook vandaag nog wonderen kunnen doen. Verheij heeft zelf in zijn jeugd diverse genezingsdiensten meegemaakt. Georganiseerd bedrog, zou je denken, maar Verheij is milder. Want wonderbaarlijke genezingen blijken voor te komen, ook al is het een verwaarloosbaar percentage, maar toch. Voor de betrokkene is het een wereld van verschil. Vorig jaar is huisarts Dick Kruijthoff gepromoveerd op dit onderwerp, genezing na gebed. Inderdaad genezen soms mensen op onverklaarbare wijze, dat wil zeggen, dat hun genezing niet met meetbare medische gegevens kan worden gestaafd, maar wel degelijk plaatsvindt. Kennelijk is er een gebied dat buiten ons medisch frame valt. Daarnaast voorzien dit soort seances in een behoefte aan aandacht, erkenning en soms ook fysieke aanraking, die in de reguliere medische zorg door de betrokkenen node wordt gemist. “Soms ben je bang en soms heb je het gevoel dat je ziekte jou in z’n geheel heeft overgenomen. Wat dan kan helpen is een hand op je schouder of boven je hoofd; een beetje tijd en aandacht; mensen die om je heen staan; een ritueel” (p. 164).
Precies dat is ook de ervaring van collega’s in kerkelijk pastoraat en geestelijke verzorging. Aandacht heelt. En een ritueel, als handoplegging, ziekenzalving of samen bidden kan goed doen, al hoeft dat niet gepaard te gaan met agressieve evangelisatie of ordinair geld ronselen.
In deze lijn worden door veel gelovigen ook de bijbelse genezingsverhalen uitgelegd. En let er maar eens op: dat fysieke element, van zien, van aanraken, van toespreken speelt in de meeste van dergelijke verhalen een belangrijke rol. Ze maken het wonder minder buitenissig en bizar, maar trekken het in de sfeer van het menselijk mogelijke. Want elkaar heilzaam nabij zijn, met woorden en tedere gebaren, dat kan iedereen. En zie eens, wat er dan gebeurt.
Kanker kun je uiteraard niet weg knuffelen. En bij ziekte kan het tablet van de dokter meer voor je doen dan het gebed tot Jezus. Maar dat betekent niet dat er geen bruikbare wijsheid verborgen zit in die oude Bijbelverhalen, als je oog krijgt voor de psychologische en symbolische lagen. Verheij wijst erop dat in de bekende gelijkenis van het laatste oordeel (in Matteüs 25), waar de mensen beoordeeld worden op wat ze – onwetend – voor de minsten van hun broeders en zusters hebben gedaan, sprake is van het bezoeken van de zieken. Er staat niet: genezen, zelfs niet verplegen. Alsof het bezoeken op zichzelf al genezend is.
Taboe op de geest
In de genezingsverhalen van Jezus wordt erkend dat ziekte niet slechts iets fysieks is, maar om het eigentijds te zeggen: een verstoring van de body – mind balans. Lichamelijke ziekte doet iets met de geest, en het omgekeerde geldt ook. Het lijkt een open deur. Dat de mens een psychosomatisch samengesteld geheel is, hoef je niemand meer uit te leggen, zou je denken. Toch is er nog veel huiver om het domein van de geest te betreden in de omgang, begeleiding en behandeling van veel zieken, merkt Verheij op. Mentale begeleiding is belangrijk, ook bij ogenschijnlijk puur fysieke klachten.
Wanneer een mens geconfronteerd wordt met psychische klachten, dan is het taboe op de geest nog navranter. Je kunt beter een gebroken been hebben, dan zien mensen wat je mankeert. De genezing is in dat geval meestal een kwestie van een van te voren redelijk te bepalen aantal weken. Maar wie een gebroken hart heeft, of erger, betreedt een duister land waar je lelijk in verdwalen kunt, er geen garantie is dat je de uitgang vindt, laat staan op wat voor termijn.
In menig genezingsverhaal gaat het om dit soort type patiënten. Bezetenen, in de taal van de bijbel, wat nu niet zo jofel klinkt, maar de lading wel dekt. Jezus heeft een opmerkelijke aantrekkingskracht op deze mensen. De suggestie die daarvan uitgaat, is dat hun hypergevoelige geest scherper aanvoelt welke bijzondere krachten Jezus bezit. Het bevrijden van mensen met een ‘boze geest’ is overigens corebusiness voor Jezus.
Kuuroord
Eén genezingsverhaal vormt in het interessante boek van Verheij het format waaraan hij zijn verhaal ophangt. Het is het verhaal van de verlamde man bij het bad van Betzata, voorheen Bethesda geheten. Je kunt het nalezen in het vijfde hoofdstuk van het Johannesevangelie. Bethesda is een zuilengalerij in Jeruzalem met een badvoorziening, waar een bonte verzameling zieken gehuisvest is. Aanleiding voor een beschouwing over ‘de geografie van ziekte’, want ziek zijn speelt zich dikwijls af op bijzondere locaties zoals de kliniek en het ziekenhuis (tal van ziekenhuizen wereldwijd met een christelijke achtergrond heten overigens Bethesda). Zieken worden apart gehuisvest, op afstand gezet, buiten het zicht. Denk aan de psychiatrische klinieken in het bos.
Het evangelieverhaal spreekt vrij onbekommerd van een ‘groot aantal zieken, blinden, kreupelen en misvormden’. Bij de laatste revisie van de Bijbelvertaling zijn er blijkbaar geen sensitivity readers ingeschakeld. In een apart hoofdstuk gaat Verheij dieper in op de woorden die we aan ziekte geven. Taal doet ertoe en kan soms onnodig kwetsend zijn. Het is belangrijk om zorgvuldig te spreken, wat wat anders is dan het omfloerste in bijvoorbeeld ‘de gevreesde ziekte’ als er kanker wordt bedoeld. Goed advies is om je te laten leiden door de zieke zelf, die het beste kan aangeven welke taal wel of niet adequaat is.
Het verhaal in het evangelie zoomt in op één van de zieken, die zoals zo vaak anoniem blijft. Hij blijkt al achtendertig jaar ziek te zijn. Ziek zijn heeft ook met tijd te maken, met de chronische tijd die je in tijdseenheden kunt uitdrukken, maar evengoed met de beleving van tijd. Die wordt anders, als je geconfronteerd wordt met een dodelijke ziekte of een onzeker behandeltraject ingaat, om maar wat te noemen. In het zicht van het einde, is het beter om leven aan de dagen toe te voegen, dan krampachtig dagen aan het leven te rekken, volgens het motto van longarts Sander de Hosson, die zich sterk maakt voor goede palliatieve zorg. Een motto overigens oorspronkelijk van Cicely Saunders, de grondlegster van de Hospice-beweging.
In kuuroord Bethesda is er van tijd tot tijd een heilzame beroering van het water, maar de zieke die door Jezus wordt opgemerkt is niet in staat om zelfstandig op tijd het bad te bereiken, waardoor hij steeds de kans op genezing voorbij moet laten gaan: ‘er is niemand (ik heb geen mens, in de vorige vertaling) om mij in het water te helpen’. Dit aspect is aanleiding voor een hoofdstuk over ‘de eenzaamheid van ziekte’, die allerlei vormen aan kan nemen. Ziek zijn isoleert. Het vergroot de afstand, zelfs tot de meest nabijen.
Helende medemenselijkheid
In het bijbelverhaal wordt de verlamde man – uiteraard – door Jezus genezen. Niet door een bijzondere handeling, of het moest zijn dat de aandacht die Jezus voor de man had al het gewenste effect sorteert. Jezus zegt: Sta op, en dan blijkt hij het opeens te kunnen, of moet je zeggen: tóch te kunnen? Wat je er ook van denken wilt, de vraag blijft of wij vandaag genezend over ziekte kunnen spreken en doen. Op alle dimensies die Verheij is langs gegaan, is het mogelijk helend te zijn. Helende plekken, helende taal, helende tijd, helende zingeving leiden tot helende medemenselijkheid. Van “compassie, vriendschap en (mantel)zorg gaat een zeer helende werking uit. Zieken moeten niet aan hun lot worden overgelaten”, concludeert Verheij (p. 184). En dat is geen artsengrapje.
No Comments