Jaren geleden ben ik eens voorgegaan in een dienst voor doven en slechthorenden. De doven uit de regio waren uitgenodigd. Ze zaten in een apart vak voor in de kerk. Mij was gevraagd om de teksten van tevoren aan te leveren zodat de gebarentolk zich kon voorbereiden. Verder, of ik wilde spreken in korte zinnen en goed gearticuleerd, voor de liplezers. Dat is sowieso wel verstandig voor een predikant: kort en duidelijk.
Het was voor de rest een dienst als alle anderen. Maar een grappig ding is me bijgebleven. Toen het moment van de collecte was aangebroken en het geroezemoes van de kerkgangers begon, waar de organist dapper probeerde overheen te spelen, gingen als op commando ook de doven meteen in gebaren met elkaar kletsen. Alleen, daar hoorde je niks van. Het was wel een komisch gezicht. Doven zijn net gewone mensen.
Vandaag gaat het over de genezing van een dove man. Een dove man die ook nog eens moeilijk spreekt. Het is één van die wonderlijke wonderverhalen van Jezus. Ik weet niet meer waar ik toen over gepreekt heb in die dovendienst, maar wel dat dit verhaal toen gelukkig niet op het rooster stond. Want wat moet je daar dan mee?
Wonderverhalen roepen altijd een zeker ongemak op. Moet je dat allemaal maar geloven? En, waarom toen dan wel en nu niet? Of gebeuren er nog wel wonderen maar hebben wij het vermogen verloren om ze te zien? Ook een vraag.
In ieder geval is het goed om te beseffen dat de wonderen in het evangelie een bepaalde functie hebben. Ze zijn allemaal uitdrukking van het heil, het goede geheelde leven dat Jezus komt brengen. Jezus doet verschillende wonderen, niet omdat hij zichzelf zo nodig bewijzen moet, maar omdat hij het niet laten kan. Het zijn de begeleidende acties die zijn prediking ondersteunen. De verkondiging van Gods goede nieuws: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en geloof het goede nieuws’ (Mc. 1: 15). Daar is het allemaal mee begonnen, Jezus’ missie. En sindsdien trekt Hij rond, om overal die boodschap te brengen, in woorden én dus in daden. Geen wonderen om de aandacht op zichzelf te vestigen, maar op de boodschap.
Jezus zelf lijkt zelf soms eerder wat verlegen met die wonderen. Regelmatig horen we hoe hij zegt, praat er maar niet teveel over, hou het maar stil. Ook in dit verhaal zegt Hij dat. Natuurlijk tevergeefs. Want zoiets vertelt wel rond. “Hoe strenger hij het hun verbood, hoe meer ze het rond vertelden”.
De wonderen nemen een belangrijke plaats in in het evangelie. Zeker bij Marcus. Maar het is dus niet zo dat die wonderen op de voorgrond staan, of dat het gaat om de roem en eer voor de wonderdoener. Zulke mensen waren er ook in Jezus’ tijd, en dat is eigenlijk van alle tijden. Maar Jezus doet geen wonderen om er zelf beter van te worden, nee, hij wil juist dat anderen beter worden, dat arme en gekwetste mensen iets van het heil van het evangelie aan den lijve gaan ervaren. Zijn wondertekenen zijn evenzovele signalen dat de dromen van de oude profeten waarheid gaan worden: de woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn .. dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven ontsloten (Jes. 35).
De wonderen die Jezus doet, hebben een inhoudelijke relatie met zijn boodschap. Dat valt meteen op als je je er meer in verdiept. Jezus doet wonderen. Hij is geen tovenaar. Hij doet geen onmogelijke dingen, maar het wonder is er een teken van dat er soms meer mogelijk is dan je denkt, zoals een profetisch visioen werkelijkheid kan worden.
Zijn wonderen zijn helend. Vandaar blinden die gaan zien. Doven die gaan horen. Mensen die letterlijk en figuurlijk niet vooruit kunnen komen, omdat ze verlamd zijn, komen weer in beweging. Dat zijn wondertekenen die ook iets te zeggen hebben.
Kijk, het wonder is niet om te bewijzen dat Jezus álles kan. Dat zou onzinnig zijn. Het is uitdrukking van een helende kracht die altijd aansluit bij wat er in de mens zelf aan sluimerende krachten, of verstopte krachten, aanwezig is. Daarom, om het wat scherp te zeggen, vervangt Jezus geen geamputeerde ledematen, en met uitgezaaide kankers kan ook Hij niets. Hij doet niet het onmogelijke. Maar Hij helpt mensen om hun eigen mogelijkheden te ontdekken.
Er is iets opmerkelijks vlak voor de eigenlijke genezing. Als ze de man bij Jezus hebben gebracht, staat er dat Jezus hem apart neemt, weg van de menigte.
Als er verderop in het evangelie een blinde wordt genezen, gebeurt er iets soortgelijks.
Dat is niet toevallig.
De uitleg is dan, dat in beide gevallen, het nodig is dat zieke eerst losgemaakt wordt van zijn omgeving, omdat die kennelijk negatieve invloed heeft, of misschien wel de kwaal op een bepaalde manier in stand houdt. Tekenend is immers dat de dove bij Jezus gebracht wordt; kan hij niet op eigen benen staan?
Ziekte of handicap wordt soms verergerd doordat de omgeving de betrokkene in een toestand van afhankelijkheid houdt. Zieken of gehandicapten, alleen de term al, worden soms gestigmatiseerd en zo van hun zelfstandigheid beroofd.
Als je het zo ziet, dan is het apart nemen van Jezus, eigenlijk al de eerste stap in het proces van genezing. Soms is het heilzaam, om losgemaakt te worden uit een situatie of uit een relatie die verstikt. Soms moet dat eerst gebeuren, voordat er verbetering op kan treden.
De dove kan meer, heeft meer in zijn mars, dan hij zelf had gedacht. De genezing van Jezus is ook dát aan het licht brengen, die verborgen mogelijkheden blootleggen, van een gehandicapt en afhankelijk mens iemand maken die nu op eigen benen kan.
Alle mensen in het verhaal doen met de dove. Jezus spreekt hem als enige direct aan.
Alleen dat is al een wereld van verschil.
Er is nog een ander aspect bij dit type verhalen, dat voor ons van betekenis kan zijn. Om het wat dichter bij ons zelf te halen, misschien.
In dit soort verhalen gaat het ook om verstoorde communicatie. Om misverstand en onbegrip, over en weer.
Op allerlei manieren is dat telkens aan de orde in het menselijk verkeer, ook vandaag de dag.
Kunnen horen heeft allereerst te maken met de scherpte van je gehoororgaan, maar de kunst van het luisteren, dat is een andere vaardigheid.
Heeft er ooit iemand écht geluisterd naar die zogenaamde dove man? Hij wordt als een onmondig iemand behandeld. Ze doen met hem. Misschien wel met de beste bedoelingen hoor, laten we het ook niet te zwart-wit kleuren. Het kan natuurlijk ook best dat ze wel goed weten wat hem ten diepste beweegt, dat ze wel goed geluisterd hebben en daarom zoveel moeite doen om hem bij Jezus te brengen, omdat ze weten van zijn diepe verlangen om geheeld te worden. Dat kan ook. Gelukkig laten Bijbelverhalen veel te raden over.
Horen, is vaak wat je wilt horen. Wat prettig is om te horen, of wat je goed uitkomt – dat andere horen we niet, sluiten we buiten, houden we op afstand. Oostindisch doof.
Sommige mensen noemen de huidige tijd met de social media waarop iedereen een zo positief en grappig en succesvol beeld van zichzelf probeert te schetsen, één grote echokamer. Iedereen hoort vooral en het liefst zijn eigen gelijk, zijn eigen voortreffelijkheid, bevestigd worden.
Horen, is vaak wat je wilt horen, omdat je je oor alleen daar te luister legt, waar je verwacht dat te horen wat jouw mening bevestigt. Je leest de krant van jouw eigen politieke voorkeur. Dat effect kan ook voor de kerkelijke verkondiging gelden. Dat je alleen maar hoort wat bij jouw mening of beleving aansluit.
Ik las een boeiend interview (De Groene Amsterdammer, 8.8.2024) met de hoogbejaarde Rita Kohnstamm, psycholoog en ooit de eerste hoofdredacteur van Ouders van Nu. Zij zegt dat de uitwisseling van gedachten en meningen tegenwoordig nagenoeg verdwenen is, het vermogen om echt naar elkaar te luisteren. Ik citeer: “Je hoeft elkaar niet te overtuigen om in gesprek te zijn. Het doel van een debat is niet tot een conclusie te komen, maar onderzoeken… Daarvoor moet je je zelf een beetje opzij zetten. Door te luisteren naar anderen, scherp je ook je eigen gedachten” (einde citaat).
We zijn tegenwoordig alleen nog maar aan het zenden. Zegt de dominee, die hier als enige het woord voert. U begrijpt het wel. Het is zo belangrijk om écht te luisteren. Echt en oprecht. Niet: ik heb gehoord wat u zegt…
Terug naar het verhaal. Jezus doet de dove mens weer horen, en ook kon hij normaal spreken. Net een gewoon mens. Het effect is dat de mensen geweldig onder de indruk zijn. Nu komt er nog een ander motief bij, dat ook in dit evangelie een belangrijke rol speelt.
Vanaf het begin is de boodschap duidelijk. Het koninkrijk is nabij. Bekeer je, ga anders leven.
Maar vanaf het begin is er ook onbegrip, onwil of onmacht om werkelijk zo, anders te gaan leven. Hier kort na zegt Jezus het met eigen woorden tegen zijn vertrouwde leerlingen: ‘Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet” (Mc. 8: 18).
Doven zijn net gewone mensen, maar: gewone mensen zijn net doven. Of blinden. Of anderszins gemankeerd. De gewone mensen, dat zijn in het evangelie die omstanders die met open mond naar al die wonderen kijken en tegelijk niet beseffen of begrijpen waar het om gaat, dat het ook om hen gaat, hun verandering, hun open gaan.
In en onder dit verhaal ligt een verlangen, dat ook wij, dat ook ik herken.
Dat er één is, die mij aanspreekt, zoals Jezus deze dove mens. Aanspreekt, niet op ons gebrek, op ons gemis, op alles wat we niet kunnen of niet presteren. Niet op onze beperkingen maar op onze mogelijkheden. Je kunt anders. Geloof dat maar.
Ik eindig met een verhaaltje dat ik eens hoorde, misschien kent u het, van de goedbedoelende juffrouw die een doof kind in haar klas duidelijk maakt: ooit, in de nieuwe wereld van God zul jij ook kunnen horen.
Waarop dat kind reageert: Nee, in de nieuwe wereld spreekt God gebarentaal.
No Comments