Ik loop mijn ochtendrondje met de honden. Terwijl de honden vrolijk snuffelen in de berm en hun behoefte doen, ben ik een beetje somber verzonken in mijn eigen gedachten.
Waar moet het heen met de Paaspreek? Ja, daar denkt een dominee dan over.
Ik had een idee, maar nu ik er wat langer over nadenk, weet ik het niet goed. Wel een leuk begin, maar hoe moet het dan verder.. ?
Zo loop ik wat onbestemd in eigen besognes verstrikt. I, inmiddels weer terug in het dorp, toetert er opeens een auto. Een oude bekende. Jij hier. Dat is leuk! Tijd niet gezien. Kort praatje door het geopende autoraam, hij moet weer verder, ik ook.
Maar opeens is mijn stemming helemaal opgeklaard. Gauw thuis vertellen.
Wat één ontmoeting, wat één onverwachte ontmoeting al niet met je kan doen.
Herkent u het? De dag ziet er opeens heel anders uit. Dat kan snel omslaan hoor…
En ik, ik heb de opening van mijn paaspreek …
De ontmoeting tussen de niets vermoedende Maria en de opgestane Jezus is het dramatisch hoogtepunt van het Paasverhaal. De omslag. En opeens is alles anders en ziet de wereld er helemaal anders uit.
Maria staat bij het graf en huilt. Huilend buigt ze zich naar het graf.
Met nadruk wordt het vermeld – dat ze huilt. De mysterieuze mannen bij het graf, de engelen, vragen het: waarom huil je? En daarna die andere mysterieuze man – waarvan ze denkt dat het de tuinman is – dezelfde vraag: waarom huil je?
Haar huilen krijgt alle nadruk.
Of ze daarna met een lach om de mond en vol blijdschap naar de andere leerlingen is gegaan, gauw thuis vertellen, staat er niet, maar je kunt je het zo maar voorstellen.
Verdriet is veranderd in vreugde.
Het zou in één zin de paaspreek kunnen zijn, de samenvatting van het verhaal.
Of anders wel dat wat Maria aan het einde zegt tegen de anderen: Ik heb de Heer gezien. En ze vertelt hen alles wat Hij tegen haar gezegd had.
Toch is het niet verkeerd om nog even wat langer stil te staan bij wat dat precies is, wat Hij tegen haar gezegd heeft.
We volgen de tekst op de voet.
Als ik het goed zie, zijn het drie dingen die gezegd worden. Dus wordt de preek van één zin in drie punten uitgelegd – ik kan het ook niet helpen. Drie dingen dus:
Jezus zegt: Maria, haar naam, simpelweg – dat is het eerste; Hij zegt: houd me niet vast, – dat is het tweede; En: Hij zegt: Ga naar mijn broeders en zusters en zeg hen dat ik naar mijn vader ga, die ook jullie vader is, naar mijn God, die ook jullie God is – dat is het derde.
En bij elk van die drie een enkele gedachte.
1
Maria! Pasen begint als je naam wordt genoemd.
Zoals het verhaal verteld wordt, betekent dat de ommekeer. Letterlijk. Maria draait zich om, als ze haar naam hoort. Dan is er de herkenning. Als je naam wordt genoemd. Door die ene, in het bijzonder. Je wordt gekend. Je hebt een naam. Je mag er zijn.
Pasen begint daar waar je naam wordt genoemd, en jij omkeert. Je toevertrouwt aan de stem van de Levende. Alles wat Jezus heeft gezegd en gedaan is niet dood, is niet verleden tijd, maar hier en nu, wil door jou verder gedragen worden, waar gemaakt.
In het begin van dit won derlijke Johannesevangelie wordt verteld hoe Jezus zijn eerste leerlingen om zich heen verzamelt. Dat gaat een beetje van zwaan kleeft aan. Twee lopen achter hem aan, ze halen er twee anderen bij; Jezus zelf zoekt Filippus op en nodigt hem uit om mee te gaan, die weer een ander opzoekt. Het is allemaal wat wonderlijk, zoals zo veel in dit evangelie. Maar namen worden genoemd, en namen worden gegeven (Simon krijgt hier al de naam Petrus). Een ander is verbaasd dat Jezus hem al blijkt te kennen (Natanaël). (1: 35-51)
Soms zie je misschien teveel, maar ik ben geneigd om binnen dit evangelie een verband te zien tussen dat begin en deze verhalen van Pasen op het eind. Een verband tussen geroepen worden bij je naam. Gekend worden door de Heer. Gij doorgrondt en kent mij.
2.
Nu het tweede: houd me niet vast.
Woorden met een geladen klank. Wat wordt daarmee bedoeld? Een poging om het via een omweg uit te leggen:
In de Griekse mythologie wordt het verhaal verteld van Narcissus. Narcissus was een mooie jonge man. Er was een meisje dat verliefd op hem was, maar Narcissus schonk haar geen aandacht, hij was vol van zichzelf. Daarom vroeg dat meisje aan de godin om Narcissus eens te laten voelen wat het is om iemand lief te hebben die jouw liefde niet beantwoordt.
Zo gebeurde het dat Narcissus eens op jacht was, in het bos bij een vijver kwam en toen hij daar zijn dorst wilde lessen, zijn eigen spiegelbeeld zag. Hij dacht dat het een mooie watergeest was en kon zich niet meer losrukken van dat beeld, van zijn eigen spiegelbeeld.
Uiteindelijk bleef hij zo lang naar zijn eigen spiegelbeeld staren, verliefd op zichzelf, dat hij vergat te eten en te drinken en uiteindelijk wegkwijnde. Op zijn plaats groeide toen een bloem, u raadt het al: de narcis. En u weet ook meteen waar ons woord narcisme vandaan komt. Verliefd op je eigen spiegelbeeld. Vervuld van je zelf.
Er is een vorm van christelijk narcisme, waarin wij in de kerk zo verguld zijn van ons eigen gelijk, ons eigen geloof, dat we daar stil bij blijven staan.
Er zijn mensen die op zo’n manier over de Here Jezus praten, dat het lijkt of Hij hun eigen persoonlijke bezit is; zoals hun geloof en de manier waarop zij dat beleven de enige ware manier is. Geen oog meer voor wat anders. Vervuld van je zelf, van je eigen gelijk, van je eigen geloof.
Houd mij niet vast. Zou dat ook niet kunnen betekenen dat we niet moeten menen Jezus tot ons bezit te kunnen rekenen? Onze waarheid, ons geloof?
Pasen begint als we het verhaal doorgeven, niet als we het vasthouden.
Er is een vorm van kerkelijke bekrompenheid die vergeet dat we een boodschap hebben ontvangen om te delen, niet alleen met elkaar, gezellig hier, ons kent ons, maar een boodschap om te delen met de wereld. Met alle mensen.
In ditzelfde Johannesevangelie staat die overbekende tekst: Want God had de wereld zo lief, dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven – de wereld – opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft (3: 16).
En dan is het ook nog eens zo, dat wij er zelf op die manier bij betrokken zijn geraakt.
Het is ons doorgegeven, wij hebben het ook maar ontvangen – het is niet ons bezit.
We geven iets door, wat we zelf hebben opgevangen.
Wij staan aan het einde van de rij van ontvangers. Velen gingen u voor. En wij mogen het doorgeven – en dat is al knap ingewikkeld en uitdagend en zo voort.
Maar daar gaat het om. Houd mij niet vast. Deel mij uit.
3.
Ten slotte het derde, dat Jezus zegt: Ik ga naar mijn Vader die ook jullie Vader is, mijn God, die ook jullie God is.
Alles wat Jezus heeft gezegd en gedaan, al die verhalen van de veertig dagen en nog veel meer, hebben als binnenste kern dat hij gekomen is om ons, de wereld, God te laten zien.
Zo staat het helemaal aan het begin van dat blijvend intrigerende Johannesevangelie:
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen (1: 18).
Daarom zeggen christenen, dat als je God wilt zien je naar Jezus moet kijken. En dan gaat het om Jezus zoals Hij ons verschenen is, heel die lange weg van het evangelie door, in al die verhalen en woorden. Dat is het meest zichtbaar geworden in het verhaal dat we de laatste drie dagen op de voet hebben gevolgd, het verhaal van zijn lijden en sterven en opstaan. Het verhaal van de ultieme overgave van liefde en verbondenheid. Mijn Vader is ook jullie Vader.
Jezus, de Levende, die ook vandaag roept. Die jou erbij wil hebben, mee wil nemen in dat grote verhaal van het leven door de dood heen. De stem van de Levende.
Pasen begint als jij jouw naam hoort noemen.
Sta op, keer je om, mens je bent geroepen om te … leven. En het leven te delen met velen.
Eén ontmoeting verandert je dag, verandert je leven.
Een gezegend Pasen voor iedereen!
No Comments