Oude liefde roest niet.
Toen Frits de Lange in de jaren tachtig als predikant in Parijs werkte, ontdekte hij het werk van de filosofe Simone Weil en werd op slag gegrepen. Hij las alles wat hij van haar kon vinden en schreef er een boek over: Totale beschikbaarheid, het ethos van Simone Weil (1990).
Na een carrière als theologisch ethicus, keert hij 34 jaar later – evenveel jaren als Weil leefde – terug naar zijn oude liefde en herschreef hij zijn eerste boek zo grondig dat er eigenlijk een geheel nieuw boek is ontstaan. In In alles tot het uiterste deelt De Lange zijn fascinatie voor deze Frans-Joodse filosofe.
Ze wordt in 1909 geboren in een intellectueel gezin, waarin het jodendom als religie geen enkele rol speelt. Dat werd voor Weil nooit een thema, ook niet toen het antisemitisme in Europa hoogtij ging vieren en zij met haar familie moest vluchten.
Ze was filosoof en leefde haar filosofie. Uit solidariteit met de arbeiders doet ze een aantal jaren fabrieksarbeid, waar ze fysiek uitermate ongeschikt voor is. Ze gaat vanuit een zelfde pathos meevechten in de Spaanse burgeroorlog, maar daar wordt ze – onbedoeld – gered door haar eigen onhandigheid. In de oorlog gevlucht naar de VS, keert ze al snel naar Engeland terug om te gaan werken voor het Franse verzet onder leiding van De Gaulle. Maar daar wordt ze op een zijspoor gedirigeerd. Haar wilde plan om zich met een aantal vrouwen achter het front te laten droppen om daar met liefdevol werk verzoening te brengen, wordt afgeschoten. Uit frustratie verwaarloost ze zichzelf, weigert meer te eten dan het oorlogsrantsoen van de soldaten en overlijdt in 1943 aan tuberculose in een Brits sanatorium.
Na de oorlog worden haar geschriften uitgegeven. Albert Camus heeft zich hiervoor beijverd. Hij zag al snel de unieke betekenis van haar werk, dat bestaat uit veel fragmenten, essays, brieven. Postume uitgaven als Zwaartekracht en genade en Wachten op God bezorgen haar de roem die tot op de dag van vandaag aanhoudt.
Naast haar werk blijft ook haar persoonlijkheid fascineren. Sommigen zien haar als een halve heilige. Dat gaat (de protestant) De Lange te ver. Net zoals hij zich niet kan vinden in de interpreten die haar een persoonlijkheidsstoornis toedichten vanwege haar masochistische neigingen of monomane trekjes. Maar dat ze wonderlijk uit de hoek kan komen, is een understatement. In een brief aan haar broer schrijft ze dat ze ‘liever het voorwerp van vervolging is dan van liefdadigheid’ als motivering om zich aan de Amerikaanse gastvrijheid voor vluchtelingen te onttrekken. Als ze collega filosoof Raymond Aron treft die met vrouw en kind op een zonnige lentedag in een Parijs park loopt te genieten, vertelt Weil met betraande ogen dat er in Shanghai op stakende arbeiders wordt geschoten. Alle verdriet en ellende van de wereld komt direct bij haar binnen en trekt ze zich aan, lijkt ze soms op te zoeken.
In haar filosofie ontwikkelt ze een scherp detectiemechanisme voor de waarheid. De waarheid is waar het allemaal om gaat. De Platoonse drie-eenheid van het ware, het goede en het schone, die voor Weil onderling verwisselbaar zijn. Ze ontleedt de mechanismen van de macht (de zwaartekracht), die de schone waarheid perverteren, op het vlak van de arbeid, de politiek, de oorlog. Maar naast de natuurwet van de zwaartekracht is er de wet van het licht, waar alles dat groeien wil zich op richt. Zoals de zwaartekracht ons naar beneden trekt, trekt het licht ons omhoog. Het wordt voor Weil het beeld van de genade. Ze ontwikkelt een eigen, geestelijk platonisme, met het bijbehorende dualisme. Want de waarheid bereiken is voor ons mensen niet weggelegd, maar die moet uiteindelijk van de andere kant (van God) geschonken worden. Ze zoekt in deze jaren toenadering tot de katholieke kerk, na enkele indringende religieuze ervaringen. Maar ze zal niet toetreden tot de kerk. Haar geloof is een vorm van mystiek, sterk lichamelijk beleefd, waarin lijden en pijn, die ze zelf met haar zwakke gestel ervoer, toegangswegen worden naar God.
De Lange geeft het allemaal weer in helder en vlot geschreven hoofdstukken die de verschillende aspecten van haar denken belichten daarbij voortdurend refererend aan haar biografie. Dat is één van de in het oog springende verschillen met zijn Weil-boek van 34 jaar geleden dat vooral steunde op citaten uit haar filosofische geschriften. Het betekent dat sommige overbekende anekdotes uit haar leven een paar maal in de tekst terugkeren, maar wel om telkens een ander facet van haar rijke denken te belichten.
Het is duidelijk dat De Lange goed thuis is in haar oeuvre. Maar wát het nu precies is dat hem in haar zo fascineert, blijft toch een beetje boven het boek zweven. Wat de actuele waarde van de filosofie van Weil is? Als ze vandaag zou leven zou ze ‘onmiddellijk naar Gaza willen’, speculeert De Lange. Maar om wat te doen? En hoe dan?
Misschien zijn dit het verkeerde soort vragen om aan Weil te stellen. Goede filosofie is niet de filosofie die de praktische toepasbaarheid er kant en klaar bijlevert, maar een filosofie die je denken en doen blijft uitdagen. Zoals De Lange zelf schrijft aan het begin van zijn boek: “En toch kom ik elke keer weer bij haar terug, om mijn eigen oordeel over goed en kwaad, over waarheid en leugen, over dat wat van waarde en wat waardeloos is, over dat waarvoor ik echt wil gaan en wat ik los kan laten, te toetsen en te scherpen” (p. 10).
In alles tot het uiterste is een indringend portret van een indringende geest die ook vandaag nog veel te denken geeft.
Frits de Lange, In alles tot het uiterste. Leven en denken van Simone Weil, Ten Have Utrecht 2024, 192 pag, €22,99
Belangstelling om de boekpresentatie bij te wonen? Klik hier.
1 Comment
[…] Bert Altena in de Boekenkrant en op NieuwWij […]