Boeken

Ellen Mangnus, Kijk niet weg. In gesprek met Jan Pronk

Als startende ontwikkelingswerker leerde Ellen Mangnus Jan Pronk kennen toen ze beiden bij een vakblad voor de sector schreven. Pronk werd een soort mentor voor Mangnus. Ze spraken elkaar met een vaste regelmaat, waarbij Pronk zijn brede ervaring graag deelde en Mangnus daar gretig gebruik van maakte. Zo ontstond het idee voor dit boek, geen biografie, maar een persoonlijke weerslag van al die gesprekken, toegankelijk gemaakt voor een breder publiek.

Want dat is waarvan Mangnus overtuigd is, het verhaal van Jan Pronk, gebaseerd op jarenlange ervaring en diepgravende studie, moet gehoord worden. Hij staat voor een politiek van idealen en optimisme en daar hebben we in onze huidige wereld nood aan. “Het idee dat verandering mogelijk is, biedt hoop en maakt tegelijkertijd verantwoordelijk. Het idee dat je sturing kunt geven, staat haaks op het gevoel dat mij (EM) en veel van mijn generatiegenoten al jaren in de greep heeft: machteloosheid. De wereld lijkt alleen maar complexer te worden, te fragmenteren, uiteen te vallen (…) Soms lijkt mondiale solidariteit niets meer dan een echo uit een ver verleden” (pp 11-12).

Jan Pronk was verschillende malen minister voor Ontwikkelingssamenwerking, onder andere in het roemruchte kabinet Den Uyl in de jaren zeventig. Achteraf het hoogtepunt van linkse politiek, ‘de verbeelding aan de macht’, een periode die maar kort heeft geduurd. Vanaf begin jaren tachtig ging er een andere wind waaien, die ook zijn weerslag had op de internationale wereld van ontwikkelingssamenwerking. Maar na veertig jaar pragmatische en economisch liberale politiek, is het nu tijd voor een nieuw verhaal om de wereld te verbeteren, schrijft Mangnus. Wel een beetje tegen de keer in, want de signalen wijzen helaas eerder de andere kant op. Zelfs een ras optimist als Jan Pronk moet erkennen dat de situatie in de wereld op dit moment uiterst somber stemt. De recente Gaza-oorlog is aanleiding tot een ingelaste epiloog, waarin de angstige vraag wordt opgeworpen: kan het tij nog gekeerd worden?

Jan Pronk is een sterk analytische geest. Hij had talent voor wiskunde, maar koos toch voor een studie economie. Hij werd leerling van Jan Tinbergen en specialiseerde zich in ontwikkelingsprocessen. Opgegroeid in een actief kerkelijk milieu ging hij werken bij het instituut Kerk en Wereld en voor de Raad van Kerken. Het was de tijd waarin de kerken zich nadrukkelijk maatschappelijk en internationaal manifesteerden en een voortrekkersrol vervulden.
Tegelijkertijd werd Pronk in de jaren zestig actief binnen de PvdA waar zijn kwaliteiten snel opvielen en hij op zijn 33e gevraagd werd om toe te treden tot het kabinet Den Uyl. Als minister van ontwikkelingssamenwerking steunde hij actief bevrijdingsbewegingen in koloniale staten, knoopte relaties aan met het Cuba van Castro en maakte mensenrechten tot een van de pijlers van zijn beleid. Hij cultiveerde zijn eigen imago van linkse, activist: “Pronk maakte zichzelf graag omstreden” (p. 45).

In verschillende gesprekken komen diverse onderwerpen aan de orde die zijn carrière hebben gekleurd. Zo heeft hij belangrijke bijdragen geleverd aan vredesonderhandelingen in Soedan, de internationale opvang bij vluchtelingencrises en bij klimaatconferenties. De waardering voor dit moeizame, diplomatieke, werk was overigens in het buitenland vaak groter dan in Nederland. Later ging Pronk op de universiteit lesgeven in ontwikkelingseconomie en trainde hij vele werkers in het veld.
Zoveel jaren later is het moeilijk te zeggen wat het blijvende effect van al die inspanningen is geweest. De politieke werkelijkheid is weerbarstig, maar dat is voor Pronk nooit een reden geweest om het op te geven. Integendeel, krijg je soms de indruk. Hoe meer tegenstand, hoe groter zijn wil om daar door heen te breken en toch te zoeken naar stapjes vooruit.

Het is deze instelling die Pronk als het ware belichaamt. Steeds weer valt hij terug op zijn analytische, haast klinische, nuchtere benadering, om problemen te ontrafelen, te ontdekken waar mogelijkheden liggen tot verandering en ontwikkeling, om te blijven zoeken naar draagvlak en tegelijk om je lange termijn doelen en je kernwaarden daarbij niet uit het oog te verliezen. Een probleem is voor Pronk altijd aanleiding om een stappenplan op te stellen om het te lijf te gaan.

Een belangrijke les door het hele boek en de verschillende gesprekken heen is om het vermogen te ontwikkelen ‘te kijken met de ogen van de ander’. Dat verbreedt je horizon. Als het gaat om ontwikkeling is het belangrijk om vanuit meerdere perspectieven naar een samenleving te kijken. “Zoek uit wie in de samenleving de zwaksten zijn en wie in het ontwikkelingsproces het meest kwetsbaar zijn, en kies partij voor deze mensen” (p. 196).

Ellen Mangnus heeft een mooi en inspirerend boek geschreven, met merkbare bewondering voor haar leermeester, zonder dat dat haar belet kritische vragen te stellen of andere invalshoeken in te brengen uit de praktijk van het ontwikkelingswerk.

Ondertussen wordt de wereld er niet beter op. “Niet alleen de verbeelding van een andere werkelijkheid heeft het moeten afleggen, ook de werkelijkheid zelf”, schrijft Pronk in zijn nabeschouwing. “Een catastrofe zit in de lucht” (p. 230).

Kan het tij nog gekeerd worden?
Niet vanzelf, volgens Pronk, enigszins pessimistisch. Maar hij voegt er aan toe: “ Ja, maar ik heb pessimisme altijd beschouwd als iets positiefs. Als ik optimisme zou uitstralen, zou je me kunnen verwijten ziende blind te zijn. Een optimist denkt dat het tij vanzelf zal keren en hoeft niet in actie te komen. Een pessimist komt tot de conclusie dat processen anders lopen dan gewild en de uitkomsten anders zijn dan gehoopt. Dat is reden om in het geweer te komen en te proberen er iets aan te doen. Kijk niet weg, maar kijk verder, vooruit, en zet door” (p. 220).

Ellen Mangnus, Kijk niet weg. In gesprek met Jan Pronk, Lemniscaat Rotterdam 2024, 247 pag., €24,99 (bestel hier)

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply