Jezus vertelt weer eens een gelijkenis.
En zoals bij de meeste gelijkenissen. Ze lijken bedrieglijk eenvoudig. Maar als je er wat langer bij stilstaat, wordt het steeds ingewikkelder. Wat is nu precies de boodschap?
Jezus vertelt weer eens een gelijkenis. En wij hebben die gelezen.
Misschien hebt u het met een half oor gehoord.
Dat kan heel goed, u bent hier gekomen voor de muziek, immers.
Maar het is mijn roeping om u lastig te blijven vallen, en mij zelf er bij, met die dwarse woorden uit het evangelie.
Overdenking Evensong Marktpleinkerk Winschoten 19 oktober 2025
Er was eens een rechter die zich van God noch gebod iets aantrok.
Er was ook een weduwe, die haar recht probeerde te halen bij deze rechter. Tevergeefs. Maar ze hield niet op. Ze bleef vragen om haar recht. Doe mij recht.
Totdat de rechter bij zichzelf dacht, laat ik haar maar gelijk geven. Niet omdat ik ontzag voor het recht, voor God of voor de mensen heb, maar om van het gezeur af te zijn.
Het is een wat wonderlijk verhaaltje. Een rechter die het recht minacht.
Ver gezocht?
De vrouw lijkt de hoofdpersoon te zijn, zij is immers de heldin van het verhaal. Want zij krijgt uiteindelijk haar recht. De aanhoudster wint. Het zijn vaker in het evangelie vrouwen die volhouden. Is dat de moraal?
En je denkt dan aan die dappere ouders, vaak vrouwen, die slachtoffers van het toeslagenschandaal, maar die – met hulp van vasthoudende kamerleden en anderen – niet opgaven en volhielden en nu, met de nodige vertraging, maar toch, nu toch hun recht krijgen.
Of je denkt aan die Groningers met aardbevingsschade, die volhouden, tegen alle tegenwerking, vertraging, gebroken beloftes in. Die de strijd niet opgeven, totdat hun recht is gedaan.
Of denk aan de moeders van Srebrenica, of de dwaze moeders in Argentinië, of … ga maar door.
Doe mij recht.
Het is een kreet die door heel de geschiedenis heen klinkt en tot op de dag van vandaag.
Hou vol, geef niet op, blijf je verzetten tegen onrecht, laat je stem klinken, sta op je recht. Eens zal het recht zegevieren.
Zeker.
Er staat immers met nadruk aan het begin dat Jezus deze gelijkenis vertelt ‘over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven’.
Maar, dat gezegd zijnde, is het des te opmerkelijk welke vergelijking Jezus zelf maakt, als het verhaaltje is verteld.
Want dan stelt hij niet zozeer de vrouw in het middelpunt, als lichtend voorbeeld.
Hij maakt de vergelijking tussen de rechter en God, de opperrechter.
Als een slechte rechter uiteindelijk toch luistert naar een vrouw die hem blijft lastigvallen, hoeveel te meer dan God, die dag en nacht aangeroepen wordt in gebeden.
Een beetje wonderlijk, dat God vergeleken wordt met een onrechtvaardige rechter. Ja, natuurlijk, als tegenbeeld, maar toch.
En, om het nog wonderlijker te maken, is er dan het slot. Die zag je ook niet echt aankomen.
Want Jezus eindigt met de ongemakkelijke vraag: Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?
Zoals veel gelijkenissen, eindigt het met een open vraag.
Gelijkenissen zijn geen verhaaltjes met moraaltjes, maar ze richten zich uiteindelijk op jou zelf, op mij. Zal de Mensenzoon geloof vinden…
Wat is dat geloof? Het lijkt mij met het oog op het geheel van deze gelijkenis dat te zijn, wat aan het begin wordt gemeld. Geloof is hier: het voortgaande gebed én het niet aflatende volhouden van mensen in de strijd om gerechtigheid, een leefbaar leven.
Mensen zijn onverbeterlijke volhouders. En in dat volhouden, in dat blijven strijden en zoeken naar een betere wereld voor iedereen, in dat steeds maar weer de schouders eronder en doorgaan, voortgaan, daarin schuilt het soort geloof dat de Mensenzoon zoekt.
Geloof is gebed, het aanhoudend gebed, het geloof, de overtuiging, dat ten langen leste het recht zal zegevieren, dat niet het onrecht heerst, maar het recht. Daarom bidden en daarvoor vechten. Zoals die vrouw doet.
De noodzaak om altijd te bidden, is geen oproep tot een kerkelijke praktijk of tot een kwezelachtige vroomheid. Dan had de gelijkenis er heel anders uitgezien.
Dit verhaal speelt niet in de kerk, maar op straat, in het gewone, dagelijkse bestaan. Daar waar het geloof moet blijken en het gebed zijn eigenlijke uitwerking heeft. De noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven is een levenshouding, gericht op het recht.
Doe mij recht – tegen het grote onrecht in de grote wereld en het grote onrecht in je eigen kleine wereld. Het is de kracht om het vol te houden, om het bij God te houden, om het uit te houden. Want zo spreekt de Heer: “Ik zeg jullie, dat hij hun spoedig recht zal verschaffen”.
AMEN