Overdenking

Doe mij in de oogst geloven, Num. 11

Al vroeg werd mij gemeld dat jullie vandaag Oogstfeest vieren. Of ik daar rekening mee wilde houden met de te zingen liederen. En natuurlijk ook met de inhoud van de rest van de viering, zo heb ik tenminste het verzoek opgevat.

Nu geven de lezingen van vandaag op het eerste gezicht misschien niet direct aanknopingspunten om het over ‘oogst’ te hebben. Toch denk ik dat er wel een lijn ligt, met name vanuit het gedeelte uit Numeri. Dat komt ook omdat ik een verklaring bij dit gedeelte heb gelezen van rabbijn Jonathan Sacks, die ons op dat spoor zet. Over wat de oogst is van je leven.

Het boek Numeri gaat over de woestijntocht van het volk Israël. Het is een van de vijf boeken van de Thora, het hart van de joodse bijbel. Het hoort bij de kernteksten van het joodse geloof.
Mozes is de grote leider, de profeet. Onder zijn leiding is het volk uit het Egypte, uit het land van de slavernij weggetrokken. Onder zijn leiding is het de Rode Zee doorgetrokken. Via Mozes heeft het volk in de woestijn de tien geboden ontvangen, en alle andere geboden en voorschriften, de regels voor het goede leven: dat is Tora, wegwijzing. Nog steeds is het jodendom gebaseerd op deze bron en wordt Mozes geëerd als hun grootste profeet.

Maar Mozes’ tijdgenoten, het volk in de woestijn, dachten daar heel anders over. Dat is hier aan de orde. Het volk klaagt. Murmureren heette dat vroeger, zo’n woord dat iedereen begrijpt zonder dat je dat uit hoeft te leggen.
Waren we maar in Egypte gebleven? Daar hadden we tenminste vlees te eten.
En natuurlijk geven ze hun leider de schuld, zoals wij vandaag klagen over onze politici en bestuurders. Het is van alle tijden. Je moet een olifantenhuid hebben, of een teflonlaag, om dat van je af te laten glijden.

Maar Mozes lukt dat niet meer. Hij heeft het helemaal gehad met het klagende volk en hij reageert dat af door zich tot de Heer te wenden. ‘Waarom doet U dit uw dienaar aan… Ik alleen kan de last van dit hele volk niet dragen’.

Dan gebeurt er iets opmerkelijks.
De Heer geeft Mozes opdracht om 70 oudsten uit te kiezen, kloeke mannen (en vrouwen?) die van aanpakken weten. Ze moeten bij Mozes in de ontmoetingstent komen. ‘Ik zal neerdalen om daar met jou te spreken’, zegt God in het verhaal, ‘en een deel van de geest die op jou rust zal ik op hen overdragen. Dan kunnen zij samen met jou de last van het volk dragen en hoef je dat niet langer alleen te doen’.

Het gaat hier over leiderschap. Dat van Mozes, maar je kunt dat uiteraard ook breder trekken en naar onze eigen situatie. Leiderschap kom je in allerlei sectoren van de samenleving tegen. Leiding in politiek en bestuur. Leiding in een organisatie, in een zorgorganisatie of in een onderwijssetting. Leiderschap en management in bedrijven, en natuurlijk ook in sportvereniging, of in de kerk.
Er is een zee aan boeken over goed leiderschap. Dienend leiderschap, heet het tegenwoordig. Over de kwaliteiten waar goede leiders aan moeten voldoen.
Wat is eigenlijk een leider?
Onlangs kwam er een verklaring uit Evangelie en extreem-rechts gaan niet samen. U heeft er vast wel iets over gehoord, de Micha-verklaring, omdat de christelijke organisatie Micha, die zich inzet voor sociale gerechtigheid, het initiatief heeft genomen. Een verklaring die is ondertekend door ‘christelijke leiders’, zo wordt het gebracht. Mijn naam staat er ook onder, ben je dan een christelijke leider?

Voordat we ons helemaal verliezen in dat woord. Voor het volk in de woestijn is Mozes de leider, hun profeet. De man die het woord van God spreekt. Maar die positie is, ondanks die mooie woorden, niet vanzelfsprekend. Het volk mort. De mensen protesteren. Of dat nu terecht is of niet, Mozes moet daarmee dealen.

Hij lijkt tegen een burn-out aan te zitten. “Hoe kun je mij dit aandoen… Als het zo moet, dood me dan maar…” Mozes zit tegen de rode streep aan.

De therapie die de Heer hem biedt, is vreemd.
Ja, zeventig oudsten, mensen met wijsheid en gezag, die hem kunnen helpen.
Maar dat was niet zozeer het probleem. Al eerder heeft Mozes de wijze raad van zijn schoonvader Jetro opgevolgd en assistenten aangesteld. Een soort delegatie-structuur, om het in organisatietermen van nu te zeggen. Het is echt niet zo, dat Mozes er alleen voor staat. Ook zijn directe omgeving, broer Aäron en zus Mirjam worden in deze woestijnverhalen genoemd, als helpers voor Mozes, die mede leiding geven.
Dus daar zit het probleem niet. Mozes staat er niet alleen voor, maar hij voelt dat wel zo. Het is niet zo dat hij het niet aan kan, hij kan er niet meer tegen.

Het voortdurend geklaag van het volk, het geeft hem het gevoel van zinloosheid. Waar doe ik het voor? Waar doe ik het in godsnaam voor? Hij is de wanhoop nabij. Er is een diep gevoel van zinloosheid en vergeefsheid dat hem kwelt.

Dat is de uitleg die rabbijn Jonathan Sacks geeft en ik vind dat aannemelijk. Want, de zeventig oudsten die hier op het toneel verschijnen, laten we eens goed kijken wat hun rol is. Je zou denken, ze helpen Mozes. Hij hoeft het niet alleen te doen. Hij krijgt er handjes bij… Gedelegeerd leiderschap. Maar klopt dat wel? Want wat doen ze nu feitelijk?

Er staat: ‘Zodra de geest op hen rustte begonnen ze te profeteren. Dat is daarna niet opnieuw gebeurd’. Dat is opmerkelijk.
Wat ze doen, is weinig praktisch. Ze beginnen te profeteren. Dat wat Mozes doet, doen zij ook. Maar, het is een eenmalige actie. Er treedt geen systematische verandering op. Er is geen sprake van een wijziging in de organisatiestructuur zodat alles soepeler loopt, of weet ik wat. Nee, een eenmalige demonstratie. That’s it.

Maar door die actie, door het profeteren van de zeventig oudsten, verandert er iets wezenlijks bij Mozes.
De uitleg is, dat God via de zeventig oudsten aan Mozes laat zien, welke invloed hij heeft op anderen.
Mozes denkt dat zijn werk en al zijn inspanningen tevergeefs zijn. Hij is de wanhoop nabij. Waar doe ik het voor? Wat maakt het voor verschil? Ik kan er net zo goed mee ophouden, het leidt toch nergens toe. Al mijn energie heb ik in dit project gestopt, maar het volk is ondankbaar en blijft maar klagen. Ik blijf oplopen tegen de muur van onverschilligheid, tegen de menselijke zwakheid en het gebrek aan verbeeldingskracht. Het lijkt wel of ik niemand meekrijg. Het land van de belofte spreekt hen niet aan, ze verlangen terug naar de vleespotten van Egypte. Ze kijken niet naar de toekomst, ze dromen van het verleden.

Gevoelens die op een vergelijkbare manier ons kunnen overvallen.
Wat heeft het voor zin? Wat levert het eigenlijk op? Al die inspanningen, op je werk, voor de vrijwilligersorganisatie, in de kerk, noem het maar op… Je probeert mensen mee te krijgen, je gaat voor die droom, maar je loopt op tegen … onverschilligheid, apathie, inertie, valse nostalgie naar een verleden dat voorgoed voorbij is.

Wat deze zeventig profeten voor Mozes betekenen, is dat ze hem laten zien dat zijn werk er wel terdege toe doet. Hij krijgt het bewijs – eenmalig, maar van beslissend belang – dat zijn invloed groter is dan hij zelf vermoedt. Voor deze zeventig maakt hij, Mozes het verschil.
 Zij nemen geen taken van hem over, maar ze laten met hun profeteren, met hun getuigenis zien dat Mozes’ profetisch leiderschap op hen inwerkt, dat zijn boodschap wel degelijk gehoor vindt, en vrucht draagt. In de woorden van Sacks:
“Het enige dat Mozes nodig had, was te zien dat zeventig oudsten zijn geest hadden aangenomen en zich zijn boodschap eigen hadden gemaakt. Toen wist Mozes dat zijn leven niet voor niets was geweest. Hij had leerlingen. Zijn visioen was niet alleen van hem. Hij had het overgedragen op anderen. Anderen zouden ook zijn werk voortzetten. Dat was genoeg voor hem, zoals het ook genoeg moet zijn voor ons”

Het zorgt voor een beslissende verandering bij Mozes, die nieuwe moed vindt en een soort innerlijke vrijheid. Dus als er twee individuen zijn, Eldad en Medad, die op eigen houtje gaan profeteren, ziet hij dit niet als een bedreiging van zijn leiderschapspositie, maar als een versterking. Was iedereen maar aan het profeteren, verzucht hij.
‘Wie niet tegen ons is, is voor ons’. We hoorden dat ook in het evangelie, trouwens.
Dat is ook een kwaliteit van leiderschap, dat je je door anderen niet bedreigd voelt.

Je weet nooit precies wat je voor anderen betekent. Soms krijg je dat jaren later terug. ‘Toen heb je mij dit of dat gezegd, en dat heeft me geholpen’. Of, ‘toen heb je naar mij gevraagd, had je aandacht voor mij, en dat ben ik nooit vergeten’. Je weet nooit precies hoe een goed woord of een troostend gebaar het leven van iemand anders kan veranderen. Je weet nooit precies hoe ver je invloed reikt.
Maar je weet wel, wat anderen voor jou hebben betekend. Soms en vaak ook, ongemerkt en onbedoeld wellicht. Die ene juffrouw die in jou bleef geloven en aandacht voor je had. Die ene leidinggevende, die je stimuleerde om toch die cursus te gaan doen. Dat briefje, die mooie kaart, die je kreeg na het overlijden…
Het zit in kleine, maar o zo belangrijke dingen, gebaren, woorden.

Al het goede dat we doen, leeft voort. Dat is de oogst van ons leven.
Voor een belangrijk deel is dat verborgen. Omdat we het nu nog niet zien. Of omdat we het niet beseffen, wat onze invloed in de levens van anderen is. We hoeven het ook niet altijd te zien, of er prat op te gaan. Het is voldoende om te weten dat het er is. Zoals Mozes hier ervaren mag. Geen leven is tevergeefs. Wat we doen en wie we zijn, het is van betekenis.
Invloed ten goede is de grootste zegening van waarlijk leiderschap (Jonathan Sacks).

Moge zo ons leven zegenrijk zijn en bijdragen aan de grote oogst die wij verwachten.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply