Overdenking

Dienend leiderschap, Johannes 21: 15 – 19

Jezus spreekt Petrus aan.
Dat is wat we net in het evangelie hebben gehoord.
Jezus spreekt Petrus áán. Als je het zo zegt, met de klemtoon op het laatste, zitten er allerlei ondertonen in.

Je kunt op verschillende manieren naar dit fragment aan het slot van het evangelie kijken. Er is van alles aan de hand. De spanning is voelbaar. Want van Simon Petrus is verteld hoe hij, bij de arrestatie van Jezus, hem lelijk in de steek heeft gelaten.  “Ik ken die man niet”. Tot drie keer aan toe. En de haan kraaide.
En nu, na Pasen, als Jezus op een wonderlijke manier in hun midden is, hangt dat nog in de lucht. Toch krijgt Petrus hier, van Jezus zelf, een bijzondere opdracht. Driemaal hoort Petrus: hoed mijn schapen. Elke keer net iets anders, maar het komt erop neer dat Jezus hem de opdracht geeft de gemeenschap van de kerk te leiden.

Dat aspect lichten we eruit. Het gaat vanmorgen dan ook om de vraag, waarom Petrus deze opdracht krijgt. Het gaat vandaag over het thema ‘kwaliteit van leiderschap’.

Waarom Petrus?
Is dat omdat hij het beste aan het gevraagde profiel beantwoordt? Als het er een vacature in je bedrijf of organisatie is, dan zoek je de sollicitant die het beste past bij de functie-eisen. Is Petrus de meest geschikte kandidaat om het leiderschap van de gemeente op zich te nemen?

Het is duidelijk dat het evangelie is opgeschreven vanuit kennis achteraf. Dat geldt des te meer voor het evangelie van Johannes, twee generaties later geschreven na Jezus’ leven en sterven. Toen had zich al een bloeiende christelijke gemeenschap gevestigd in en buiten het Joodse land.
Petrus neemt een vooraanstaande positie in, in de vroege christelijke kerk van Jeruzalem. Er is zelfs een traditie die beweert dat hij in Rome terecht is gekomen en daar is gekruisigd. Op die traditie steunt het pausschap, de Sint Pieter en alles daarom heen.
Wat daar van waar is – het is duidelijk dat die kennis achteraf het verhaal in het evangelie kleurt. Inclusief de hint op Petrus’ martelaarschap. Het verklaart het belang van deze scène waarin Petrus door Jezus zelf tot leider van de kerk wordt benoemd.

Maar is hij de meest geschikte kandidaat?
Petrus mag dan in het evangelie een prominente rol vervullen, hij staat er niet altijd even positief op. Is hij wel de gedroomde leider? Hij is toch dezelfde Petrus die toen het er op aan kwam, zijn Meester in de steek heeft gelaten. Nou ja, hij ging nog wel als een van de laatsten mee, u kent het verhaal, hij waagde zich dichtbij het paleis van de hogepriester waar ze de gevangen genomen Jezus naar toe hadden gebracht. Maar toen hij aangesproken werd en herkend als één van Jezus’ vrienden ontkende hij dat met kracht. Tot drie keer aan toe. Zijn angst won het van zijn liefde voor Jezus. Menselijk. Begrijpelijk?

Toen kraaide de haan.
Maar nu? Nu is alles anders. We zijn na Pasen. Jezus is terug in de kring van zijn leerlingen – en dan spreekt Jezus Petrus aan. Er moet nog iets rechtgezet worden.
Maar, dat gebeurt op een bijzondere manier die onze aandacht verdient.
Jezus gaat niet in de aanval: ‘waar was je nou, toen ik je nodig had?’ Hij spreekt Petrus aan, niet met verwijten: ‘had ik je niet gezegd, ik wist dat de haan zou gaan kraaien om jouw gebrek aan moed bloot te leggen’. Jezus spreekt Petrus aan, maar hij komt er niet op terug. Of, toch wel, maar dan heel anders. Niet rechtstreeks, maar via de omweg van de drievoudig gestelde vraag, Heb je mij lief?
Waarmee Petrus alsnog de kans krijgt, een herkansing, om voor de test te slagen.

In die manier van doen, zit een geweldige pedagogische les.
Stel dat Jezus inderdaad Petrus rechtstreeks had verweten dat hij hem in de steek heeft gelaten. Wat ook zo is. Jezus zou het recht hebben om dat Petrus voor de voeten te gooien. Maar stel dat hij dat zou doen, dan zou waarschijnlijk de reactie zijn, dat Petrus zich zou hebben verdedigd. ‘Wat kon ik anders doen?’. Of hij zou zeggen ’het zou zinloos zijn om mijn leven ook nog op het spel te zetten’, of wat dan ook. Misschien had Petrus er zich uit willen redden door te zeggen, dat hij er geen actieve herinnering meer aan had, of zoiets.

Als wij worden aangesproken op ons gedrag, schieten we in de verdediging. Dat is heel menselijk. Als ons iets word verweten, is de eerste impuls om ons zelf te rechtvaardigen, om een uitvlucht te bedenken, waar je soms zelf nog in gaat geloven; om te jij-bakken, of wat ook maar. Dan wordt het welles – nietes; of mijn verhaal tegenover dat van jou, en je komt geen steek verder. Zelfs als je wel beseft dat jij niet helemaal zuiver was, dat er inderdaad een kern van waarheid in het verwijt van die ander zit – als je botweg daarop aangevallen wordt, gaan de stekels overeind, het pantser wordt opgetrokken. Wat denkt -ie wel?

Daarom is het zo geniaal wat Jezus doet. Hij komt er niet op terug, niet rechtstreeks, niet met verwijten, geen oude koeien uit de sloot. Maar subtiel laat hij voelen, tot drie keer aan toe, waar de pijn zit. Zo stelt hij tegelijkertijd Petrus in de gelegenheid om die geslagen wond te helen. Daartoe dienen zijn vragen. Petrus, heb je mij lief?
Natuurlijk weet Jezus dat wel, dat is het probleem niet. Gij weet toch alles, Here.
Ja, maar hij wil het horen. Of nog beter, hij wil Petrus de gelegenheid geven om het te zeggen, om het hardop uit te spreken, wat onuitgesproken tussen hen in hangt. Op een bepaalde manier zou je dit een genezingsverhaal kunnen noemen.

Jezus is niet de gekwelde man die verhaal komt halen. Er is hier geen afrekencultuur.
Hij wil geen excuses van Petrus. Zelfs geen publieke schuldbelijdenis. Want dat zijn maar woorden. Hij wil Petrus werkelijk veranderen door hem van binnenuit te genezen, door hem zichzelf zijn angst te laten overwinnen door de liefde.
Jezus heeft Petrus lief, ondanks alles wat er gebeurd is. Zo groot is Gods liefde, en dat toont Jezus hier. Hij heeft Petrus lief en vandaaruit stelt hij Petrus in de gelegenheid om zijn eigen liefde weer te vinden, om voorbij de angst te komen. Echte liefde vernedert de ander niet, maar maakt hem groot.

De drievoudige verloochening wordt drievoudig hersteld. Zo komt er ruimte om te groeien. Om voorbij het welles-nietes te komen. Zo ontstaat er ruimte om de breuk te herstellen, om het conflict te overwinnen.

Je zou nu kunnen zeggen, Petrus is in ere hersteld.
Maar zoals dat vaker gaat in Bijbelse verhalen en ook in het gewone leven, hij is er wel door getekend. Je komt nooit ongeschonden uit een leerproces of een crisis.
En precies dat, is misschien wel waarom hij nu juist aan de gevraagde leiderschapskwaliteiten voldoet. Daarom is Petrus bij uitstek geschikt om de gemeenschap van de kerk te leiden – te weiden en te hoeden.

Een goede leider is iemand die geleerd heeft van zijn eigen fouten. Jezus vraagt geen perfectie, maar eerlijkheid. Hij vraagt niet het onmogelijke, daar vertillen wij ons aan, maar accepteert onze zwakheden, buigt ze op een creatieve manier om, door ons zijn vertrouwen te schenken. Hij helpt ons onze angst te overwinnen en de liefde te laten triomferen.
Een goede leider is iemand die voldoende zelfvertrouwen heeft om nederig en bescheiden te kunnen zijn. Iemand met het juiste begrip voor de menselijke zwakheden omdat hij ze allereerst bij zichzelf onderkent.

De wereld is vol van ander soortige leiders – eigenlijk altijd mannen – in de politiek en in het bedrijfsleven, overal kom je zulke ‘mannetjes’ tegen. En hoewel dit een verhaal is van mannen, en de kerk, zeker in het bisschopsambt van Petrus en zijn opvolgers een mannenbolwerk is geweest of nog is – juist hier moeten we inclusief denken. Nieuwe vrouwelijke leiders in de wereldpolitiek en in de economie geven het goede voorbeeld. Dat is één van de opmerkelijke lessen van de coronatijd, dat landen met vrouwen aan de macht, het vaak beter doen….

Dienend leiderschap, zoals ze dat tegenwoordig zeggen.
In de kerk, de gemeenschap van de Levende Jezus, maar ook daarbuiten, gaat het er niet om dat wij de baas spelen, maar elkaar de ruimte geven (dat is weiden) en bescherming bieden (dat is hoeden), juist vanuit het besef van eigen kwetsbaarheid en feilbaarheid. Dat we leiding geven met empathie.

Ik eindig met de woorden uit de eerste Johannesbrief, die al eerder klonken, maar nu misschien met des te meer zeggingskracht:

Geliefde broeders en zusters, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben.
Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply