Overdenking

Deurbeleid, Hemelvaart 2021

Uit het katholieke Zuiden heb ik ooit het volgende verhaal meegenomen.
Het gaat over de hemel en meer bepaald over de hemelportier. Zoals bekend is Petrus degene die bij de ingang staat en beoordeelt wie er binnen mag komen. Maar op een goede dag had Petrus er genoeg van. Hij zei: ‘Ik heb het lang genoeg gedaan, laat nu een ander maar eens’.

Zodoende werd er een advertentie opgesteld, die verscheen in de Hemelbode: Portier gevraagd. Functie-eisen: hij of zij moet kunnen beoordelen welke mensen wel en welke niet in de hemel thuishoren.

Er reageerden drie sollicitanten, die om de beurt werden opgeroepen voor een gesprek.
Onze Lieve Heer vroeg aan de eerste: welke mensen zou jij binnenlaten en welke niet?

De eerste sollicitant antwoordde als volgt: ‘Ik zou alleen de mensen binnenlaten die het ernstig menen. Die keurig hebben geleefd volgens de letter van de wet. U zelf hebt immers bij monde van de profeet gezegd: “Ik heb een afkeer van jullie feesten” (Amos 5: 21). Dus alle feestvierders en schuinsmarcheerders, die zou ik buiten laten staan’.

Daarna kwam de tweede sollicitant. Die verklaarde: “Ik zou alleen de vrolijken binnenlaten, de mensen die hun hart lieten spreken en die op grond daarvan tot een mild oordeel kwamen. U heeft immers zelf, toen het volk in Egypte gevangen was, tegen de Farao gesproken: “Laat mijn volk gaan, om ter ere van mij feest te vieren” (Ex. 5: 1). Daarom zou ik alle zeurpieten en kniesoren buiten laten staan.

Toen kwam de derde sollicitant. Hij sprak: “Lieve Heer, ik ben niet zo Bijbelvast. Ik weet niet precies wat U wel of niet gezegd hebt. Maar ik zou, denk ik, zo goed als iedereen binnenlaten. De ernstigen zou ik binnenlaten, omdat die wel wat vrolijkheid kunnen gebruiken. En de vrolijken zou ik binnenlaten, omdat de hemel volgens mij alle mensen even serieus neemt.

Als alle sollicitanten weg zijn, vraagt God aan engel Gabriël: ‘Wat was eigenlijk op aarde het beroep van deze drie?’
Gabriël kijkt in het grote boek en antwoordt:
“De eerste, die alleen de ernstige mensen binnen wil laten, was op aarde een strenge bisschop.
De tweede, met zijn voorkeur voor de vrolijkerds, dat was een vlotte kapelaan.
De derde, met zijn open deur voor iedereen, was ……” Gabriël stopt en verschiet van kleur. “Dit lijkt mij ongepast”, mompelt hij.
“Vooruit”, zegt God, “zeg het maar, wat was zijn beroep op aarde?”
Gabriël antwoordt: “De derde was op aarde kastelein van een Brabants café.”

Waarop God besluit: “Laat dan de eerste twee voor eeuwig mijn lof zingen, maar laat de derde portier zijn van mijn hemelpoort”.

(Verhaal van Adri Bosch, uit Open Deur/Goede tijding)

Natuurlijk heeft de hemel een poort, en dus zal er ook wel een portier zijn.
Maar dan toch een portier, Petrus of wie dan ook, die een ruimhartig deurbeleid zal voeren. Want de hemel is het huis van God. En bij God is iedereen welkom, tenzij je dat zelf echt niet wilt.

We vieren vandaag het feest van Hemelvaart.
Natuurlijk hoort daar het verhaal bij, zoals dat in de Handelingen staat opgetekend, van de leerlingen op de berg, die voor hun ogen de Opgestane Heer zien verdwijnen in een wolk.
Maar nog meer horen daar die twee hemelse gestalten bij, de twee mannen in witte gewaden – dat zullen wel engelen zijn – die tegen hen zeggen: staar je niet blind op de hemel, en die de leerlingen met zoveel woorden weer met hun voeten op de aarde zetten, terugsturen naar Jeruzalem, weer aan het werk zetten.
Met andere woorden, belangrijker dan wat we zien, is wat we er mee doen.
Hoe kan het feest van Hemelvaart een inspiratie worden voor ons dagelijks doen en laten, voor ons geloven?

Misschien lukt dat als we iets van het hemelse op aarde kunnen realiseren. En dat verhaaltje van daarnet kan ons op het spoor zetten.

Hemelvaart heeft alles te maken met de aarde, met ons leven hier, met de gemeenschap die we vormen, met de kerk als zichtbare gestalte van Christus, nu Hij niet meer in levende lijve onder ons is.
Je moet je niet blind staren op de hemel. Geloven is niet, alle aandacht richten op straks en ooit, het leven op aarde is meer dan alleen maar een doorgangstocht naar de hemel. Zo is het in het verleden wel eens voorgesteld, en dat heeft de nodige schade veroorzaakt, maar dat is echt Hemelvaart misverstaan. Hemelvaart is eerder een bevestiging van onze aardse gerichtheid. Omdat wij Jezus in de hemel weten, in de sfeer van de goddelijke realiteit, levend en wel, mogen wij ons gesterkt weten in ons leven hier en in ons ‘werk in zijn dienst’.

Uit de brief aan de Efeziërs, de epistellezing voor deze dag, hebben we een gedeelte gelezen dat gaat over de bijzondere roeping van de kerk. In dit gedeelte lijkt het ook over de hemelvaart te gaan.
Het is een wat ingewikkelde redenering, aan de hand van een citaat uit de psalmen, maar de gedachte is, dat als Christus is opgestegen, dan moet hij ook zijn neergedaald. Dat hij is neergedaald, dat slaat op zijn menswording, zijn geboorte, zijn leven als één van ons. En dan staat er:
“Hij die is afgedaald is dezelfde als hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen”(Ef. 4: 10).

Bij dat laatste wil ik even stilstaan. Om alles te vullen, of tot volheid te brengen. Het is een gedachte die hier een belangrijke rol speelt. Aan het eind van het gelezen gedeelte, gaat het over de “tot volle wasdom gekomen volheid van Christus” (vers 13).

Het gaat hier om een volheid, om vervulling – hetzelfde woord – als een bijzondere eigenschap van de kerkelijke gemeenschap. Want als je het gedeelte nog eens goed bekijkt, gaat het hier over de gemeente, over de eenheid die er zou moeten zijn. “Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest geeft”, en dan volgt er die opsomming van zeven keer één: één lichaam, één geest, één hoop, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader – zeven x één, gevolgd door een afsluitende formulering met vier x allen: één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is” (Ef. 4: 3 – 6). En even verderop gaat het over de verschillende aanstellingen in de ene gemeente: apostelen, profeten, evangelisten, herders, leraars – vijf ambten, een handvol.
Het geheel maakt zo de indruk een zorgvuldig gecomponeerd betoog te zijn.
Waarbij dat woord of begrip ‘volheid’ (plèroma) een verbindende rol speelt.

De gemeente, de kerk, wordt getekend als een gemeenschap van eenheid in verscheidenheid, met een ruimhartig en welwillend deurbeleid. De volheid van God zelf moet er gestalte in krijgen. En God sluit niemand buiten, zijn liefde verbindt, zijn vrede slaat bruggen en slecht muren van vijandschap (vgl. Ef. 2: 14).
Wij zijn geroepen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen. Om in en door zijn geest bij te dragen aan een ‘universele ruimdenkendheid’.

Die laatste woorden – universele ruimdenkendheid – spreken me aan. Ik vond ze onlangs in een boekje van … de paus.
Ja, we begonnen met een katholiek verhaal en daar wil ik ook mee afsluiten.
Want de afgelopen periode heb ik me via een online cursus verdiept in de laatste encycliek, dat is een officiële pauselijke brief, Fratelli Tutti, Aan alle broeders (en zusters). De encycliek van paus Franciscus over broederlijkheid en sociale vriendschap.

Het is een boekje dat mij veel inspiratie biedt.
Het is verleidelijk om er uitgebreid uit te citeren, maar beter leest u het zelf.
De paus pleit voor wat hij noemt “een cultuur van ontmoeting die in staat is de dialectiek van de confrontatie te overstijgen” en hij stelt: “…want men kan van iedereen iets leren, niemand is nutteloos, niemand is overbodig” (p. 115, nr. 215).

De universele ruimdenkendheid is wat mij betreft een richting of oriëntatie voor ons handelen. Dan gaat het om de vraag hoe we omgaan met elkaar, hoe we omgaan juist met die ander die er heel andere ideeën of meningen op nahoudt, hoe we kunnen leren luisteren, kijken, meevoelen met anderen, zonder meteen met oordelen klaar te staan.
Een houding die je kunt oefenen, die steeds wijdere cirkels trekt, in eigen samenleving, in de wereld.

Wat mij betreft een houding die gevoed en gesterkt wordt door het feest van Hemelvaart, dat de opmaat vormt voor Pinksteren. Hij laat ons niet alleen. Hij laat ons zijn liefde, Hij ‘rust ons toe voor werk in zijn dienst (Ef. 4: 12)’, Hij zendt ons de wereld in, om ‘alles met zijn aanwezigheid te vullen’ (vers 10).
Hemelvaart verbreedt onze blik.
De hele wereld is van Hem vervuld.
Aan ons om hier zijn hemelse gastvrijheid te oefenen, aan elkaar, aan alle broeders en zusters.
Als een Brabantse kastelein.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply