Overdenking

Delen is je overvloed, Johannes 6: 1 – 15

Het verhaal van de vijf broden en de twee vissen komt in totaal zes keer in de verschillende evangeliën voor. Je kunt zeggen: dan zal het wel een belangrijk verhaal zijn. Dat is het ook. Maar je kunt ook denken, dat zes keer hetzelfde verhaal wel wat overdreven is.

Al vroeg in de geschiedenis van de kerk, duiken er zogenaamde evangelieharmonieën op. Dat zijn boekjes waarin de vier evangeliën uit de bijbel samengevat worden in één, doorlopend verhaal. Alle dubbele verhalen, want er zijn er meer, zijn er uitgehaald. Wat je overhoudt is dan een handzame samenvatting, zonder storende herhalingen.
Misschien denkt u, dat zou voor mij ook niet verkeerd zijn. Het wordt er in ieder geval wat overzichtelijker van. Toch zouden we dan veel missen.

Want het lijkt misschien alsof hetzelfde verhaal zes keer voorkomt. In werkelijkheid gaat het om zes verschillende versies, met telkens andere bijzonderheden en eigen details, zodat er in ieder van die afzonderlijke verhalen eigen accenten worden gezet.
Zo werken Bijbelverhalen. Die zijn niet in de eerste plaats bedoeld om je op de hoogte te brengen van een bepaalde gebeurtenis – dan zou één verhaal over de broodvermenigvuldiging volstaan.  Nee, Bijbelverhalen worden zo verteld, dat je oor gespitst wordt op de details, die weer doorverwijzen naar andere verhalen, details die een eigen diepte aan de verhalen geven.

Dat geldt ook voor het verhaal van de vijf broden en twee vissen, zoals we dat vinden in het vierde evangelie, het evangelie van Johannes.
Ik zal een aantal van die details aanwijzen. Informatie om het verhaal op waarde te schatten. Dan komen we vanzelf op wat de boodschap van deze specifieke versie van het overbekende verhaal zou kunnen zijn.

De kernelementen van het verhaal kennen we. Dat zijn de vijf broden en de twee vissen. Zeven was voldoende, vijf en twee.
Dat is het jongetje dat ze aan komt dragen. Kennelijk de enige die wat eten heeft meegebracht.
Bekend is ook de menigte, vijfduizend mannen (?), herkenbaar ook de verlegenheid bij de leerlingen hoe ze in godsnaam (!) zo’n menigte van eten moeten voorzien. We kennen de twaalf manden met eten dat overblijft en we begrijpen de symboliek van die getallen, zeven, vijf en twee, twaalf, vijfduizend.

Wat specifiek is voor de Johannes-versie is, dat hij vermeldt dat dit gebeurt ‘kort voor het Joodse pesachfeest’.
Andere bijzonderheden zijn, dat het begint met dat Jezus het meer oversteekt. De zee, staat er eigenlijk. En dat Jezus de berg opgaat. Je leest er makkelijk over heen. Het lijken terloopse opmerkingen, maar – ik blijf het herhalen – in de bijbel is niets terloops, elke mededeling doet er toe. Wat in dit soort kleine details gebeurt, is dat Johannes een soort portret van Mozes schetst. Jezus treedt in de voetsporen van de grote profeet van het volk, van Mozes. Hij gaat de zee over, hij gaat de berg op, hij geeft het volk te eten. Door de Schelfzee, naar de berg Sinaï, het manna in de woestijn.

Kort hiervoor heeft Jezus in het evangelie zelf Mozes ter sprake gebracht. Het is een detail dat me nu pas opviel, omdat we deze weken doorgaand lezen. Toen leek het een losse flodder, in zijn gesprek met de Joden, maar nu krijgt het opeens samenhang. “Als u Mozes zou geloven, zou u ook mij geloven, hij heeft immers over mij geschreven”, zegt Jezus onder verwijzing naar de Tora (wellicht Dt. 18: 18). Nu, meteen aansluitend, wordt hij zelf als een tweede Mozes geschilderd.

Tegen die achtergrond wordt ook de mededeling over het aanstaande pesachfeest begrijpelijk. Als Jezus in het evangelie de zee oversteekt, wat meermalen gebeurt, is dat ook een verwijzing naar die oude verhalen, van de doortocht door het water. Johannes gebruikt het woord ‘zee’,  terwijl het toch echt om het meer van Galilea gaat. Dat is niet omdat de schrijver niet goed op de hoogte is van de geografische aanduiding, maar om dit soort binnenbijbelse verbanden te leggen.
Pesach is nabij… Dat werkt naar twee kanten. Als verwijzing naar het verleden van het volk, maar ook vooruit, naar de afloop van het evangelie.

Het evangelie van Johannes is het enige waarin niet de zogenaamde instelling van het avondmaal wordt verteld. Op de avond van het Paasfeest, de laatste avond dat hij met zijn vrienden samen was, vertellen de andere evangelisten dat Jezus bij die maaltijd brood en beker op zijn eigen leven en sterven betrekt. Daar komt ons sacrament van de eucharistie (of avondmaal) vandaan, herinnering aan en actualiserend vieren van Jezus’ levensgave. Bij Johannes ontbreekt dat. Daarom valt des te meer op, hoe elementen uit die eucharistische liturgie als het ware in dit verhaal verwerkt worden: Jezus die het brood neemt, het dankgebed uitspreekt – letterlijk: de eucharistie – en vervolgens zelf het brood uitdeelt. Ook dat is zo’n detail. In alle andere versies zijn het de leerlingen die rondgaan, maar hier is het Jezus zelf die het brood uitdeelt. Hij deelt zichzelf uit.

Het is alsof nog sterker dan in de andere versies, Jezus zelf aanwezig is, als de gastheer en de gave inéén. Die zich vervolgens aan de mensen onttrekt, als ze dan van alles van hem willen. Aan het einde van de scène staat, dat als de mensen dit wonderteken hebben gezien, ze zeggen: ‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen’ (vgl. opnieuw Dt. 18:18). Ze staan klaar om hem als koning uit te roepen. Maar daarvoor is het nu nog te vroeg. Jezus trekt zich terug in de bergen, alleen. Een korte maar beladen mededeling.


Ik hoop dat u door deze uitleg inmiddels aanvoelt, de details doen er toe. Ze geven een eigen specifieke diepgang aan dit verhaal.
Aan het begin zeiden we, dat als er kennelijk zes versies van bestaan, het wel een belangrijk verhaal moet zijn. Dat is ook zo.
Je zou kunnen zeggen, het is in symbooltaal de kern van het evangelie. Jezus deelt zichzelf uit. Hij schenkt ons zijn liefde, de liefde en nabijheid van God, voedsel voor lichaam en ziel. Alle nadruk valt op Jezus en zijn werk voor ons.

Daarvan leven wij, het levensbrood, en dat delen wij met elkaar.
Dat laatste is van belang en dat wordt vaak benadrukt bij dit verhaal. Dat dit verhaal ook een les is, om samen te delen. Dat als je samen deelt, er altijd genoeg blijkt voor iedereen, en zo voort.

Hoe waar dat ook is, toch zou ik vandaag een ander accent willen leggen als het gaat om de menselijke factor. Want natuurlijk wil zo’n verhaal ook iets zeggen over onze verantwoordelijkheid, over hoe wij ons moeten gedragen naar aanleiding van dit verhaal. Hoe wij ons daardoor kunnen laten inspireren.

Als je er nog eens goed naar kijkt, zie je dat alle beslissende handelingen van Jezus uit gaan. De leerlingen zijn vooral verlegen met de situatie. Daar straalt onmacht uit. De enige die goedbeschouwd wat bij te dragen heeft, is een jongetje. Dat jongetje met zijn vijf gerstebroden en twee vissen in zijn picknickmand. Dat is alles. Maar dat is genoeg.

Tenminste, als dan ook alles wordt ingebracht. Dat gebeurt Hier. En als je daar even bij stil staat, dan is dat iets heel wonderlijks en misschien wel hét geheim van het verhaal.

Want dat jochie legt alles wat hij bij zich heeft bij Jezus op tafel.
Stel je even voor, dat wij dat waren geweest. Volwassen, bedachtzame, door het leven wijs geworden en door de wol geverfde mensen. Wij hadden gezegd: ‘ik heb toevallig wat eten bij me, iets te veel voor mij alleen, ik hou zelf dat ene broodje, daar heb ik voorlopig wel genoeg aan, als je wat hebt aan de rest, neem het gerust mee’… Of zoiets. Wij hadden heus wel wat van ons eten gedeeld, we zijn de beroerdste immers niet. En we hadden misschien ook wel gezegd, ‘er zijn hier vijfduizend mensen, er zouden toch wel een paar meer mensen zijn die vanmorgen ook wat bij zich gestoken hebben, vraag nog even door, beste leerlingen van Jezus, ik zal toch niet de enige zijn’.

Wat ik maar probeer te zeggen, als het aan mij had gelegen, dan was er gedeeld. Maar gedeeld van wat ik kan missen. Van wat ik over heb. Zo gaat het toch ook in onze wereld. Zo doen we dat en ik zou ook niet goed weten hoe het anders kan.

Maar het geheim van dit verhaal is nu juist, dat het niet gaat over delen van wat wij over hebben, maar om wat wij hebben, om wat we zijn. Daar zit een radicaliteit in, waar we nooit aan kunnen tippen, maar die toch mateloos boeit. Omdat daarin het geheim van het leven besloten ligt.
Niet: delen van je overvloed.
Maar: delen is je overvloed.

Door alles weg te schenken, restloos, zonder iets achter te houden, door alles radicaal uit handen te geven, ontvang je het terug. Dat is het wonderteken van de eucharistie. Zo deed Jezus het zelf.
Door zichzelf weg te schenken, volledige overgave, tot in de dood aan toe, is Jezus de levende voor ons geworden en voor heel de wereld.

Jezus vult onze lege handen.
Maar hij kan dat pas goed doen, als wij alles wat wij in te brengen hebben, ons zelf, aandragen. Gelukkig was er dat ene ventje, met zijn vijf broden en twee vissen. Alles wat hij had…

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply