Overdenking

De verzoeking op de berg, Mat. 17: 1 – 9

Dit wordt een nuchtere preek.
Dat klinkt als een waarschuwing vooraf. Waarom zeg ik dat?

Er zitten allemaal elementen in het verhaal van deze zondag, die misschien iets anders doen verwachten.
Jezus neemt drie van zijn leerlingen mee een hoge berg op.
Als je een beetje bekend bent met de symbooltaal van de bijbel dan roept dat verwachtingen op. Op een berg gebeurt er meestal iets bijzonders. Laat God zich kennen. Hebben mensen een spirituele ervaring. Laat staan op een hoge berg. Hoe hoger, hoe dichter bij de hemel, hoe meer in de nabijheid van het goddelijke.

En ja hoor, ook op deze berg gebeurt er iets wonderlijks. Jezus verandert van gedaante, stralend als de zon, wit als het licht – een goddelijke verschijning. Traditioneel heet dit verhaal, de verheerlijking op de berg. Heerlijkheid, dat is de gedaante waarin het goddelijke verschijnt. In volle glorie, kerktaal die hier zichtbaar wordt.

En het is nog niet op. Bij de helder stralende gedaante van Jezus voegen zich twee hemelse gestalten, die van Mozes en die van Elia. Grote voorgangers in het joodse geloof. Mozes, de man die namens het volk de berg Sinaï opging en daar veertig dagen bleef en terugkwam met de Thora, de aanwijzingen voor het goede leven. En Elia de profeet, die op de berg Karmel zijn triomfen vierde – de overwinning op de priesters van Baäl – en die vervolgens op de berg Horeb God zelf ontmoette, in de zachte fluistering van de wind die voorbijgaat.
U merkt al, er komt veel samen in dit verhaal, waar Jezus met zijn leerlingen is.
Jezus, met Mozes en Elia – drie mensen van het geloof
Petrus, Jakobus en Johannes – drie mensen van de wereld.

En toch, het wordt een nuchtere preek.

Omdat ik u vandaag wil uitnodigen dit verhaal eens van een andere kant te bekijken. Ik ben bekend met de vrome uitleg, waar ik me zelf ook wel aan bezondigd heb. Dan wordt dit verhaal, de verheerlijking op de berg, een soort sneak preview waar het in de veertigdagentijd op uit loopt. We vangen alvast een glimp van de hemelse glorie op, die zich straks ten volle over Jezus zal openbaren. Hij krijgt, andere uitleg van het verhaal, als het ware rugdekking van de traditie, Mozes en Elia, Wet en profeten, ze zijn er om duidelijk te maken dat hij in hun spoor gaat. In een ander evangelie staat er dat ze met Jezus spreken over de weg van bevrijding (exodus) die hij moet gaan.
En ook hier, bij alles wat er te zien valt, de glorie, het witte licht, de eerbiedwaardige gestalten, horen we ook nog een stem uit de hemel: Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind ik vreugde. Luister naar Hem!
Geladen woorden die bijdragen aan het glorieuze van de hele scène.

Dat is allemaal van betekenis. En toch stel ik vandaag een andere leeswijze voor. Niet uit dwarsigheid of eigenwijsheid, hoop ik, maar omdat je het bekende verhaal ook nog eens heel anders kunt lezen. De bijbel staat dat toe. Ze daagt daar zelfs toe uit, zou ik zeggen. Het is maar net waar je de accenten legt.

Ik stel voor om het bekende verhaal de verheerlijking op de berg, om te dopen in de verzoeking op de berg.
Vorige week hadden we de verzoeking in de woestijn, Jezus was veertig dagen in de woestijn, op zichzelf teruggeworpen, om daar de verzoekingen van de duivel te ondergaan.
Dat is andere koek. Maar op een bepaalde manier kun je zeggen, ligt er ook een verzoeking, een fatale verleiding, in dit verhaal op de loer. Er is een zeker ongemak, dat door de tekst heen schemert, waar ik de vinger op zou willen leggen.

Daarvoor moet je het verhaal van achter naar voren lezen.
Aan het einde wordt vermeld dat ze de berg afdaalden.
Je kunt niet op de berg blijven hangen, dat geldt ook in spiritueel opzicht. Je kunt niet lang in ijle, hemelse sferen overleven, dan krijgt je geloof te weinig lucht. Alleen grote geesten kunnen dat, maar ook niet voor lang. Een mens moet weer naar beneden, de wereld in, het dagelijks bestaan wacht. Daar moet je je geloof leven.

Daar zit meteen al iets van het nuchtere, waar ik u voor waarschuwde.

Het is opvallend dat in de rest van het evangelie nergens terugverwezen wordt naar dit verhaal. Dat geldt overigens ook voor het verhaal van de verzoeking in de woestijn. Alsof beide verhalen, die traditioneel op de eerste twee zondagen in deze periode worden gelezen, een beetje uit de tijd, uit de orde vallen.
We volgen Jezus door het evangelie heen op zijn gang door het land, van Galilea naar Jeruzalem.
Hij komt in dorpen en steden, ontmoet mensen, spreek, leert, vertelt gelijkenissen, geneest zieken, het is allemaal aards en herkenbaar en op menselijke maat. Nuchter.
In vergelijking daarmee valt dit verhaal uit de toon. De scène op de berg heeft iets onwerkelijks, iets ongemakkelijks.

Als ze de berg afgaan, zegt Jezus: ‘Praat er maar met niemand over …’.
Dat is ook bijzonder. Omdat er iets tegenstrijdigs in zit om iets wat eerst in geuren en kleuren is verteld vervolgens te willen verzwijgen. Dat gaat niet meer, tenminste niet voor ons, lezers en hoorders van het evangelie. Je kunt het verhaal niet achteraf meer ongedaan maken.
Maar wat zou de bedoeling van deze opdracht zijn om erover te zwijgen?

Zou het een teken kunnen zijn dat zelfs Jezus er wat verlegen mee is… ‘Heb het er maar niet over. Het zou alleen maar misverstand kunnen wekken…’ Zoiets? ‘De mensen zouden zich van alles in hun hoofd kunnen halen – alsof het mij, Jezus, zou gaan om hemelse schoonheid, om zacht en vroom en verzaligd op te gaan in hemelse sferen, met je hoofd in de wolken.
Maar mijn boodschap is juist voor mensen op aarde bestemd, nuchter maar reëel – deze wereld kan anders, jij kunt anders.
Mijn boodschap is niet op de hemel gericht, maar voor de aarde bedoeld. Mijn boodschap is aards, geaard.
Als ik het koninkrijk van de hemel uitleg, dan gebruik ik aardse voorbeelden, het zaad, de akker, de bruiloft, de maaltijd – wat je voor de minste van de mensen doet, dat telt.
Zo nuchter is mijn evangelie. Geen wereldvreemde vroomheid hoog in de wolken.
Heb het er maar niet meer over…’

Er zit, teruglezend van achter naar voren nog iets in het verhaal dat in deze richting te denken geeft. Als je eenmaal op dat spoor zit, zie je het overal.

Als de stem uit de hemel heeft geklonken, als gezegd is: dit is mijn geliefde Zoon, dan staat er dat de drie leerlingen van angst ter aarde vallen. Ze zijn als verlamd.
Misschien kun je je daar iets bij voorstellen. Maar dan blijft het vreemd dat deze reactie niet al meteen optreedt, bij het zien van die wonderlijke gedaanteverandering (metamorfose) of bij het zien van Mozes en Elia. Als de doden opstaan, begint Petrus naïef te keuvelen, over hoe goed het is om hier samen te zijn – zoals een dominee die zalvend de bijeenkomst opent. Petrus stelt voor een tent op te zetten; hij wil de hemel vasthouden, een St. Pieter bouwen. Maar dat voorstel blijft in de lucht hangen. Uit een stralende wolk klikt een hemelse stem. Vol angst vallen de leerlingen als dood ter aarde…

Jezus komt dichterbij, raakt ze aan, en zegt; Sta op, wees niet bang.
Het is alsof hij de betovering verbreekt.
Ze keken om zich heen en zagen niemand meer. Jezus alleen.
De ontnuchtering.
We moeten het met elkaar doen. Geen hemelse stem, geen hemels licht.
Geen licht is ons gebleven, er is geen God te zien / de dagen alle zeven, de geboden tien
dan deze ene naam
Poëtische taal van Willem Barnard die bij deze scène lijkt geschreven, we zullen het straks zingen (Lied 544).

Er zit veel in die ene zin. Hij raakte ze aan, en zegt: Sta op, wees niet bang. Wees niet bang.

Dat zijn geloofswoorden die vaker in de bijbel voorkomen.
De volgende keer dat ze in dit evangelie klinken, is bij het open graf op Paasmorgen. Zoek ik er teveel achter als ik een verband tussen dit verhaal en dat van Pasen vermoed?

De verzoeking op de berg bestaat eruit, dat we in het geloof het gevaar lopen te vluchten in een hemelse droomwereld. Dan wordt het geloof zoiets moois en zoets en dierbaars – dat woord past daarbij, gekoesterd als een vrome zekerheid, als een hemelse verzekering. Onaards, en precies dat is de verleiding. Een veilig eiland in een zee van onzekerheid. Vluchtheuvelgeloof.

De verzoeking op de berg bestaat eruit, dat we in vrome hoogten blijven hangen. Laten we hier onze tenten maar opslaan, zegt Petrus. Een voorstel dat net zo goed in de lucht blijft hangen. Het is onwerkelijk, niet realistisch.

De verzoeking op de berg is, om je af te wenden van het aardse gewemel, van de dagelijkse werkelijkheid, om te vluchten in liturgische vroomheid of vroom ritueel.

Maar de nuchterheid van het geloof vraagt dat wij in de alledaagse werkelijkheid ons geloof leven, Jezus volgen, de weg van het leven gaan, het lijden niet uit de weg gaan als de liefde ons daartoe dwingt.

We zijn met Jezus alleen. Net als zijn leerlingen. We gaan, met hen, de berg af. Het leven in.

De nuchterheid van het geloof is leven op de aarde, mens onder de mensen durven zijn.
Hier moeten we het waarmaken.
Sta op, wees niet bang.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply