De reis is belangrijker dan de bestemming.
Deze wijsheid hoor je tegenwoordig in diverse varianten op allerlei plaatsen.
Het wordt gezegd door mensen die een pelgrimstocht maken. Of je je bestemming bereikt, dat is niet het belangrijkste. Veel wezenlijker is de reis er naar toe en alle ervaringen die je onderweg meemaakt.
Het is een tegeltjeswijsheid, die soms wordt toegepast op het leven zelf. Een mens is altijd onderweg. Het leven zelf is als een weg, een levensweg, die je op allerlei onverwachte en soms ongewenste paden brengt. Een weg die je gaat, met de zegen van de Heer – Ga met God en Hij zal met je zijn, dat zingen we graag; of denk aan dat gedicht over de voetstappen in het zand.
Soms kan dat je raken en bemoedigen; en andere keren denk je: dat ken ik nu wel, en glijdt het langs je heen.
Vandaag horen we Jezus zeggen: Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Misschien denkt u nu ook wel, dat heb ik al vaker gehoord, misschien glijdt het wel langs je heen. Nou, ik doe mijn best om dat te voorkomen.
Het zijn inderdaad overbekende woorden. Haast een beetje als een slogan. Het kan zo op een spandoek. Een krachtige tekst, in drieën waardoor het extra effectief wordt: de weg, de waarheid en het leven.
Uit mijn jeugd herinner ik mij een poster: Een hand met een opgestoken wijsvinger die omhoog wijst. Daaronder de tekst: One Way Jesus – Een weg: Jezus. Kan ook zo op een spandoek.
Maar zoals het gaat met klinkende zinnen, slogans, ze roepen ook argwaan op.
Klinkt dat niet wat al te stellig? Hoezo, één weg. Ja, voor mij, maar voor zoveel anderen op deze wijde wereld niet. Die geloven anders, of helemaal niet. Zitten die mensen dan allemaal verkeerd? En al die mensen om mij heen, generatiegenoten, je eigen kinderen: zijn die allemaal dwalende, op het verkeerde pad als ze niet de weg van Jezus gaan?
Je kunt deze woorden op tenminste twee manieren opvatten: in een beperkende zin, of in een uitgebreide zin.
De weg, de waarheid en het leven, is dat een zin die uitsluit of insluit? Bedoelt Jezus deze woorden zo, dat anderen er van worden uitgesloten, er is maar één weg, er is maar één waarheid. ´Niemand komt tot de Vader dan door mij alleen. Dat klinkt tamelijk exclusief. Een beperkende lezing lijkt voor de hand te liggen. En zo is het ook vaak opgevat.
Maar je kunt met evenveel recht deze woorden ook anders interpreteren. Niet als een zin die mensen buitensluit, maar als woorden die juist bedoeld zijn om mensen erbij te betrekken, om mensen mee te nemen. Woorden die verruimen, die niet verengen maar verbreden.
Deze tekst is onderdeel van een lange redevoering die Jezus houdt. Jezus spreekt uitgebreid met zijn vrienden, zijn leerlingen, over de dingen die gaan komen, over zijn heengaan, maar vooral over hoe hij daarna met hen verbonden zal blijven. Jezus steekt zijn vrienden voortdurend een hart onder de riem. ‘Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij’ (vers 1). Dat is de grondtoon. Wie een volgeling van Jezus is, hoeft niet ongerust te zijn. Je wordt opgeroepen te vertrouwen.
In een sfeer van troost en bemoediging, past niet een boodschap van uitzondering en buitensluiting. Dat verdraagt zich niet met elkaar. In het huis van mijn Vader zijn vele kamers, of woningen, hoorden we. Ook dat is een beeld dat ruimte geeft, letterlijk en figuurlijk.
We denken vaak dat dit woord van Jezus over de hemel gaat. Maar dat is een misverstand. Het huis van de Vader, dat is allereerst de tempel. Zo spreekt Jezus erover in ditzelfde evangelie als hij de handelaars uit de tempel verdrijft en ze toeroept: ‘Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader’ (2: 16).
In het huis van de Vader zijn veel kamers, kan iedereen in principe onderdak vinden en toevlucht. Dat is het beeld. En als de tempel er niet meer is – dat is al zo in de tijd dat het evangelie geschreven wordt – dan gaat het beeld van het huis van de Vader, over op de gemeente. ‘Laat u zelf gebruiken als levende stenen voor de bouw van een geestelijke tempel’, staat er in de eerste brief van Petrus. En even verderop, in het gedeelte dat wij lazen, wordt dat concreet: leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, wees barmhartig en bereid de minste te zijn, en zo voort.
In het huis van de Vader; de gemeente als huis van God, is plaats voor iedereen en voor nog meer. God is geen god die buitensluit, die mensen tegenhoudt of op afstand houdt, God is geen god van gesloten grenzen of van quota, er is geen eind aan zijn vermogen om in relatie met mensen te zijn – voor de God die Jezus zijn Vader noemt telt ieder mensenkind. Dat zou dan tenminste ook van de kerk moeten gelden.
Tegen deze achtergrond, van 1. troost en bemoediging en 2. het royale (koninklijke) van Gods gastvrijheid en openheid, moeten we dan de bekende woorden lezen over weg, waarheid en leven.
Geen woorden om anderen buiten te sluiten, maar om elkaar mee te nemen.
Uitnodigend.
Daarvoor is het ook belangrijk om te benadrukken dat Jezus deze woorden heel sterk op zichzelf betrekt. Dat is typisch voor het Johannesevangelie, waar zeven keer (niet toevallig) een vergelijkbare Ik ben- uitspraak staat. Ik ben het brood van het leven. Ik ben het levende water. Ik ben de opstanding en het leven, en zo voort.
Ik ben de WEG.
IK ben de weg.
Let er ook op dat dit het antwoord is dat Tomas krijgt, één van de leerlingen.
Hij vraag letterlijk naar de bekende weg. Er lijkt sprake van een spraakverwarring – dat is vaker zo in dit evangelie, bedoeld om ons lezers op de juiste richting te wijzen.
Tomas vraagt: ‘We weten niet waar U naar toe gaat, hoe moeten wij dan de weg daarheen weten?’
Het klinkt bezorgd, maar het is een verkeerd soort bezorgdheid.
Hij (wij) moeten leren, dat het niet gaat om de weg ergens heen, maar om de weg zelf gaan. Zoals Jezus de weg is.
Jezus wijst ons niet de weg. Dat doen verkeersregelaars en routeplanners. Nee, Jezus is de weg.
Hij is: de weg. Dat is geen streep op een kaart, geen gefixeerde bestemming, maar vooral een pad dat je gáát.
En, de weg die je gaat is belangrijker dan de vraag of je ooit de bestemming bereikt. Zelfs belangrijker dan de vraag wat precies je bestemming is.
Alle licht valt op de weg die je zelf gaat.
Jezus toont zich hierin een typische zoon van het joodse volk en het joodse geloof.
Geloven is doen. Is een praktijk, in handel en wandel, is hoofd en hart en handen.
Jezus is deze weg, de vleeswording van de Tora, het goddelijk Woord ten leven in ons mensenbestaan.
Het is weinig vruchtbaar om deze bekende woorden statisch te lezen. Dat gebeurt vaak, dan worden het drie begrippen: de weg, de waarheid en het leven. Dat zit een beetje in onze taal ingebakken, maar in het joodse en bijbelse taalveld zijn het vooral woorden die beweging en dynamiek uitdrukken.
Als de weg iets statisch is, dan is het niet meer dan een streep op een kaart tussen A en B. Heel vaak verwarren wij de kaart met het gebied. Op die manier kan zelfs het geloof een soort theoretische waarheid worden – een kaart, waar alles precies op ingetekend en aangegeven staat, alles klopt, maar waar je niks aan hebt, tenzij je er op uittrekt.
Zo krijgen ook die andere twee woorden in de bekende uitspraak profiel.
Waarheid is niet zozeer een vast stelsel van ware beweringen, maar heeft in bijbelse zin veel meer te maken met betrouwbaarheid, met waarachtigheid, met iets of iemand waar je op aan kunt.
En ook het leven is geen algemeen begrip, maar een levende werkelijkheid, iets wat je doet – het accent dat in het laatste vers dat we hebben gelezen nog eens wordt gezet – geloof het dan om wat Hij (dat is de Vader) doet (vers 11).
Jezus is de weg, de waarheid en het leven in één. Geen statische begrippen, maar levende werkelijkheid, in het doen, in de praktijk van het leven.
Jezus is de weg die God gaat in deze wereld. De weg van de liefde, van de verbinding, de weg die gemeenschap sticht of herstelt waar deze gebroken is, de weg waarop mensen worden geroepen, uitgenodigd, om mee te gaan omdat zijn liefde jou al in het oog heeft, om nieuwe horizonten te verkennen en te ontdekken, meer dan je voor kunt stellen, de weg waarop grenzen worden doorbroken, het onmogelijke mogelijk wordt, de weg die zelfs de grens van de dood weet te overbruggen.
Wij mogen gáán op die weg. Zonder angst. Met vertrouwen. En met de ruimhartigheid van de Heer zelf, zodat de wereld aan ons zal kennen hoe de Vader is, grenzeloos in zijn liefde.
En misschien is het dan wel zo, dat je kunt zeggen: niet alleen de weg is belangrijker dan de bestemming. Maar, de weg gaan, de weg die Jezus is, die weg gaan, dat is mijn bestemming.
AMEN
No Comments