Overdenking

De kachel laten branden, Lucas 16, 1 – 17

Hebt u de kachel al aan?
De hoge energieprijzen houden iedereen bezig. Veel mensen houden hun hart vast voor wat dat de komende maanden gaat betekenen. Er worden maatregelen getroffen om huishoudens te gaan compenseren, maar zal dat genoeg zijn? En hier zullen de kerkrentmeesters net als bij ons zich ook al het hoofd hebben gebroken: moeten we de kerk elke week gaan verwarmen voor dat ene uurtje op zondagmorgen?

Zorgen. Geldzorgen. Daar kan een mens wakker van liggen.
Maar dan moet ik ook altijd denken aan dat joodse verhaaltje, van een man die schulden had bij zijn buurman, die hij niet terug kon betalen. Hij lag in zijn bed te woelen en kon de slaap niet vatten. Totdat hij, midden in de nacht, het slaapkamerraam opengooide en naar zijn buurman riep: ‘Naar dat geld, kun je fluiten!’. Wat doe je nou, zei zijn vrouw. Nou, zei hij, nu ligt híj er wakker van, en kan ik eindelijk gaan slapen.

Het doet misschien een beetje denken aan het joodse verhaaltje dat Jezus vertelt en dat we vanmorgen overdenken. De gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester, zo staat het bekend. Het gaat over geld, over schuld, over schulden overdragen of aanpassen – dat is een beetje ingewikkeld. Zoals het helemaal een wat wonderlijk verhaal is.
Tegelijkertijd zijn die gelijkenissen van Jezus bedoeld om ons iets te leren over het leven en het goede samen leven. En daar hoort ook de economie bij. Het woord valt hier letterlijk, want econoom dat is het Griekse woord dat wij vertalen met rentmeester. In het Grieks zit daar het woord oikos – huis in. De huismeester die het huishoudboekje in de gaten houdt. Economie is, zorgen dat de kachel blijft branden, laten we het zo maar even zeggen.

De sleutel tot de wijsheid van dit verhaal ligt volgens mij in het oog krijgen voor de goede relaties. Economie – dat is een breed woord, maar je zou kunnen zeggen dat het in de kern daarin gaat om de goede relaties. Je hebt allerlei soorten economische relaties, klant en producent, vraag en aanbod op de markt, schulden, leningen, voorschotten – het zijn allemaal relaties waarin mensen staan, of waarin mensen soms buiten hun wil in terecht komen. Hoe ga je in zulke relaties op een goede manier met elkaar om? Op een rechtvaardige manier, want dat is waar het steeds in de Bijbel en ook in de verhalen van Jezus om gaat. Dat vraagt om een keuze. ‘Je kunt niet God dienen en de mammon (dat is de god van het geld)’.

Maar aan het einde van de gelijkenis staat er dat de baas van de rentmeester hem prijst vanwege zijn slimheid en horen we de oproep om ‘vrienden te maken met behulp van de valse mammon’.  Hoe zit dat precies? Het is best ingewikkeld.

Wat ons in de weg zit, is dat we vaak al het oordeel over dit verhaal klaar hebben, en dat de vertaling ons ook een beetje in die richting duwt.
Dat wat die rentmeester doet, zeggen we dan, dat deugt natuurlijk niet. Hij is een ordinaire vervalser. Hij benadeelt zijn baas om zijn eigen hachje te redden, om vriendjes te maken waar hij bij aan kan kloppen, nu hij zijn baan dreigt te verliezen.
Daarom vinden we het eigenlijk ook wat raar dat die oplichter geprezen wordt. Jezus kan toch niet bedoelen dat zulk gedrag goed gepraat wordt. Of zou hij stiekem plezier hebben in de gewiekste aanpak van deze man, zoals wij soms bewondering kunnen hebben voor een handige dief. Dan is de moraal, dat we niet vromer hoeven te zijn dan de baas; dat je soms in het leven de buitenkansjes moet benutten, voor het goede doel natuurlijk. Dat dan weer wel. ‘Opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is.’

Het blijft wringen.
Ook als je het zo bekijkt, dan zeggen we eigenlijk: Jezus laat het oogluikend toe, maar het deugt niet. Jezus is geen lijnentrekker, hij heeft wel aardigheid in een slimmigheidje, maar even goed blijft het een onrechtvaardige rentmeester.
Helemaal bevredigend is deze uitleg niet.

Misschien moet je het wel op een hele andere manier bekijken.
Dat denk ik eigenlijk. En ik baseer me op de uitleg van anderen.
Misschien moeten we eerst ons spontane gevoel, dat voortkomt uit hoe wij in onze economie leven, misschien moeten we dat eerst eens aan de kant zetten, om de gelijkenis op een heel andere manier te kunnen zien.

De rentmeester heeft te horen gekregen dat hij zijn baan kwijtraakt.
Hij moet zich omscholen, maar ‘op het land werken kan ik niet en bedelen ligt me niet’, zegt hij bij zichzelf.
Dan bedenkt hij iets om zijn toekomst zeker te stellen. Hij investeert nu in relaties.
Hij treedt nu niet meer op binnen de wetten van de geldeconomie, waarin hij als vertegenwoordiger van de kredietverstrekker te maken heeft met schuldenaars.
Hij gaat een andere relatie aan, waarin geld en geldvermeerdering (dat is de rente op schuld) niet meer leidend is, maar het versterken van de onderliggende relatie. Het geld dat eerst oorzaak was van scheiding, wordt nu gebruikt om vrienden te maken. Het gaat hem nu niet meer om het geld, maar om de goede relatie, om het verbeteren van de menselijke betrekkingen.
Hij heeft zijn hoop voor de toekomst niet meer langer op geld gesteld en op geld vergaren, maar op het aangaan van betekenisvolle en gelijkwaardige relaties. Hij stapt als het ware uit de logica van de economie van de mammon, uit het systeem van het geld, dat elke menselijke relatie vertroebelt.

Daarom prijst zijn baas hem. En daarom klinkt die aansporing die ik al eerder noemde: Maak vrienden met de mammon… Dat wil zeggen, zie geld niet als een doel op zich, maar als het middel, dat het is, een middel om goede relaties tot stand te brengen.
Vriendschap kun je niet kopen. Dat weet de rentmeester ook wel. Hij neemt een gok, hij koopt geen zekerheid. Maar zijn investering belooft wel een beter rendement.

Als je nu zegt, mooi en aardig, maar hij doet dat wel met het geld van zijn baas, dan is het opmerkelijke aan deze gelijkenis dat de baas daar kennelijk zelf geen moeite mee heeft. Hij prijst de onrechtvaardige rentmeester. Hoe kan dat?!

Het gaat hier om een rijke man. Zo wordt hij aan het begin geïntroduceerd. Het lijkt een beetje a-typische rijke man te zijn. Niet alleen om zijn reactie, maar al meteen bij het begin. Het moet hem door derden verteld worden dat er iets niet deugt aan de rentmeester, dat deze ‘zijn eigendommen verkwistte’.  Hoezo heeft hij dat zelf niet door? Te goed van vertrouwen, te weinig aandacht voor zijn bezit, of is hij zo rijk dat hij dat niet eens doorheeft (maar dan vraag je je af hoe hij dan zo rijk is geworden, als je er niet boven op zit).
Wat het precies is, daar mag je naar raden.
Maar als wij geneigd zijn om deze rijke man te beschouwen als iemand die er niet helemaal scherp op is, als iemand die de controle kwijt is, als een wat wonderlijk type die erbij staat te lachen terwijl hij door zijn eigen personeel bedonderd wordt, dan moeten we misschien toch nog even afvragen, of we dan niet opnieuw teveel door de bril van ons eigen economische vooroordelen kijken.

Hij is een rijke man.
En rijken, die heb je in soorten en maten, ook in het evangelie.
Je hebt rijken, die geen oog hebben voor de mensen om hen heen. Die voorbij zien aan de arme op hun stoep (denk aan de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus, dat meteen hier aansluitend wordt verteld). Dat zijn rijken, die eigenlijk innerlijk arm zijn. Zulke rijken krijgen er van langs in het evangelie. Dan word je rijkdom oorzaak van je ondergang.

Maar rijkdom op zich is in de Bijbel nooit per se iets verkeerds. Het gaat erom wat je er mee doet. Er is ook de rijke, die vrijelijk ieder laat delen in zijn rijkdom (al het mijne is het uwe, zegt de vader in de gelijkenis van de verloren zoon tegen zijn oudste – die het niet kan velen dat er feest wordt gevierd als de jongste thuis is gekomen). Je hebt de rijke, de echte rijke, die zijn geld gebruikt als middel om het leven te vieren en anderen daarin te betrekken. Die een fair loon betaalt, namelijk het daggeld, ook al heb je maar één uur gewerkt (vgl. de arbeiders van het elfde uur – Mat. 20). Zulke rijken zijn in het evangelie beeld van de vrijgevige God, de royale heer. Die niet aan zijn rijkdom vastzit. Die alles over heeft voor zijn kinderen. Die weet dat geld niet zijn geld is, geld is van niemand, maar een middel is om goede menselijke relaties te stichten en te onderhouden.

Als je dat weet, dan ben je een wijs mens.
Zo is hier de rentmeester. Er staat dan wel dat hij wordt geprezen om zijn slimheid, maar dat is iets te veel naar de oude uitleg toe vertaald. Het gaat niet om een slimmigheidje, een handigheidje dat wordt geprezen. Hij wordt wijs genoemd, bezonnen, bedachtzaam in zijn handelen. Want hij laat zich niet meer leiden door geldgewin maar investeert in goede, menselijke en medemenselijke relaties. En dat belooft echt wat voor zijn toekomst.

Waarover we verder in het ongewisse worden gelaten. Gelijkenissen blijven verhalen die half af zijn. Je mag ze zelf aanvullen en verder invullen.
Je kunt niet God dienen én de mammon.
Natuurlijk zitten we allemaal vast in het economisch systeem, dat we overigens met elkaar gemaakt hebben. Daar kun je niet zomaar uitstappen, dat begrijp ik ook.
Maar ook binnen het systeem is er altijd meer mogelijk dan je denkt.
We kunnen geld gebruiken als middel, om relaties in stand te houden, te verbeteren, eerlijker en rechtvaardiger te maken. Niet gebaseerd op geld als doel, op uitbuiting, op win-verlies, op een groeiende kloof tussen arm en rijk, in onze eigen samenleving en wereldwijd. Waar geld verschil tussen mensen vergroot, groeit het onrecht, betalen wij onze prijs aan de god van het geld, de mammon, want dan is het geld doel geworden.

We begonnen met de kachel, en met de zorg om de hoge energieprijzen.
De manier waarop we daar met elkaar mee omgaan, in de samenleving, in de politiek, maar ook in onze eigen gemeenschap, is misschien wel zo’n testcase. Maar ook een gelegenheid om in betere relaties te investeren.
Laten we straks daarmee een begin maken, als we het aloude teken van breken en delen, dat Jezus ons gegeven heeft, oefenen. In de lichtkring van zijn liefde, zijn we allemaal gelijk. Mensen die op elkaar zijn aangewezen.
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply