Overdenking

De hele bewoonde wereld, Hand. 10

De afgelopen weken hebben we verschillende verhalen gelezen uit het leven van de eerste gemeente. Vandaag doen we dat voorlopig voor het laatst.
In al die verhalen uit het boek Handelingen gaat het om verschillende aspecten van het kerkelijk leven zoals we dat vandaag ook nog herkennen.

Nu kwam ik een tijdje geleden een plaatje tegen op Instagram, waarin de vergelijking wordt gemaakt tussen de eerste gemeente en de kerk van tegenwoordig. In dat plaatje, in het Engels, wordt dan gezegd dat de eerste christenen vol van enthousiasme zijn, dat de huidige kerk uitgeblust en vermoeid lijkt; dat de vroege kerk een kerk is die evangeliseert en groeit, en dat onze kerken leeglopen; dat de kerk van het begin wordt getypeerd door dynamiek en beweging, en dat de moderne kerken statisch zijn geworden en doods. En zo door.

Daar zit wel wat in, maar het is toch niet het hele verhaal, dunkt me.
Laat u geen minderwaardigheidsgevoel aanpraten, zou ik zeggen. Onze situatie is minder dramatisch, al verandert het kerkelijk leven, maar dat is altijd zo geweest. En de situatie van de vroege kerk moet je ook niet al te idealistisch afschilderen. Al heeft het boek Handelingen daar wel een handje van; we kwamen ook al tegen dat er vanaf het begin de nodige strubbelingen zijn, spanningen en conflicten. Dat is van alle tijden, want de kerk wordt weliswaar aangejaagd door de heilige Geest, maar Gods Geest werkt altijd via en door mensen, en mensen zijn nu eenmaal mensen…

Met dat in het achterhoofd, een paar opmerkingen bij het verhaal van Cornelius en Petrus.
Het is een uitgebreid verhaal, dat we daarom ook niet helemaal hebben gelezen. Dat het zo uitgebreid wordt verteld, maakt duidelijk dat dit een belangrijke geschiedenis is. Het leidt tot de doop van Cornelius, een officier in het Romeinse leger, en zijn hele huishouding. Dat betekent dat een belangrijke, hooggeplaatste figuur, toetreedt tot de christelijke gemeente. Dat geeft de kerk een zeker prestige, dat zal meespelen, maar het laat ook zien dat het evangelie van Jezus nu ook de heidenen, dwz de niet-Joden, bereikt. Dat was vorige week ook al aan de orde met het verhaal van de Ethiopische ambtenaar.

Daarnaast is er sprake van een tweede bekering, nl. die van Petrus, en die bekering is zeker zo belangrijk. Petrus moet bekeerd worden tot een andere zienswijze. Ook de niet-Joden mogen meedoen.

De twee verhalen, van Cornelius en Petrus, worden als het ware door elkaar heen verweven.
Het is een bekeringsverhaal. Compleet met de drie maal herhaalde vraag, een bekend gegeven in bijbelse roepingsverhalen, en wie weet klinkt hier ook nog een echo in door van het drievoudig verloochening van diezelfde Petrus, eerder in het lijdensverhaal?

Hoe het ook zij. Petrus moet leren dat die uitbreiding van de christelijke gemeente met ook niet- Joodse mensen die mee gaan doen, past in Gods plan en dat die wordt gesteund door het werk van de Geest.
Het is opvallend hoe vaak dat in de tekst wordt benadrukt. Het is een engel die bij Cornelius komt en hem opdracht geeft om Petrus te laten halen. Het is door een visioen dat Petrus op andere gedachten wordt gebracht, en door de stem (uit de hemel) die drie maal tot hem spreekt, en later nog de Geest. Het initiatief ligt aan de goddelijke kant. In de tekst wordt benadrukt dat het om Gods beslissingen gaat. God heeft rein verklaard; God heeft mij duidelijk gemaakt (zegt Petrus) dat ik geen enkel mens als verwerpelijk of onrein mag beschouwen.

Het is, zeker voor ons, een wat wonderlijk visioen dat Petrus krijgt.
Allerlei dieren die op een groot laken neerdalen uit de hemel, rein en onrein door elkaar. Want daar gaat het natuurlijk om. Volgens de joodse reinheidswetten is bepaald dierlijk voedsel niet kosjer – daar waagt de vrome jood zich niet aan. Maar nu is er een andere situatie. Die reinheidswetten, die onderscheid maken, hebben afgedaan. Dat wordt niet letterlijk zo gezegd, tot die conclusie mag Petrus zelf komen – en dat gebeurt dan ook, lopende het verhaal.

Want dat wel aardig om even op te merken. Het initiatief ligt aan de goddelijke kant, maar Petrus krijgt zelf gelegenheid om tot dat nieuwe inzicht te groeien. Hij krijgt dat wonderlijke visioen en hoort de stem uit de hemel. Maar wat het precies betekent is hem aanvankelijk ook niet duidelijk. Dat blijft een beetje in de lucht hangen. Het wordt ook niet met zoveel woorden gezegd. Er klinkt geen dringend bevel. Nee, op een subtiele manier mag Petrus het zelf ontdekken.

Misschien kun je in zo’n detail in het verhaal opmerken dat kennelijk God zo werkt, ook bij ons vandaag. Niet overweldigend of dwingend, maar suggestief en nodigend. Jou de ruimte en de tijd  geven om het zelf te ontdekken. Goddelijke pedagogie, die dunkt me ook goed bij mensen werkt, in alle vormen van onderwijs en vorming, en zeker op het vlak van geloof en religie.  Wat je zelf ontdekt, waar je zelf naar toegroeit, is altijd veel meer waard dan inzichten van anderen die je worden opgedrongen. Maar je hebt wel die stimulansen van buiten nodig, een mens die je op weg zet, een inzicht dat je wordt aangereikt.

“Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen”, zegt Petrus dan ook, als hij het woord neemt in het huis van Cornelius, voor de gehele huishouding daar aanwezig. “God trekt zich het lot aan van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor Hem heeft en rechtvaardig handelt”. Want dat moet ook gezegd, Cornelius wordt ons gepresenteerd als een vroom man, die God vereerde. Er waren in die tijd meer mensen van buiten, die een bijzondere belangstelling voor de joodse religie hadden, die als het ware op de drempel van het jodendom stonden, en uit zulke kringen kwamen ook de eerste niet-Joodse christenen voort. En we weten uit de geschiedenis hoe dat uiteindelijk een steeds grotere beweging is geworden, zodat de kerk op den duur vooral uit christenen uit de volkeren werd gevormd en hoe dat uiteindelijk heeft geleid tot de scheiding tussen jodendom en christendom.

Nu moet ik nog wat uitleggen. Dat heeft te maken met het geheel van het boek Handelingen, met de grote beweging die er onder ligt, en die met het voorgaande al een beetje is aangeduid.

Handelingen gaat over de grote beweging van de vroege christelijke kerk. Het begint op een mooie Pinksterdag ergens in Jeruzalem en het waaiert steeds meer uit, het evangelie verovert de toenmalige wereld, met name als Paulus op het toneel verschijnt en zijn zendingsreizen onderneemt.
Petrus en Paulus, het zijn de twee sleutelfiguren in het boek Handelingen. Het eerste deel draait vooral om Petrus, de voorman van de gemeente in Jeruzalem, de oerkerk. Volgens de katholieken is hij de eerste paus, en dat is wel aardig, want dat betekent dat de eerste paus een joodse visser uit Galilea is geweest.
In het tweede deel van het boek wordt Paulus de spilfiguur en gaat hij het toneel domineren.
Nu is het zo dat de befaamde bekering van Paulus op weg naar Damascus, u kent dat verhaal, vlak hiervoor in hoofdstuk 9 is verteld. Daarná dus de ‘bekering’ van Petrus. Het haakt in elkaar. Wat Paulus straks voor zijn rekening zal nemen, de zending onder de heidenen, dat leert Petrus hier zelf op zijn manier waarderen. Hij komt tot het inzicht dat het goed is dat het die kant uitgaat. Dat het evangelie, het goede nieuws, de wereld verovert.

Nu moet je er voor de volledigheid wel aan toevoegen dat de verhalen in Handelingen het waarschijnlijk iets harmonieuzer voorstellen dan het in werkelijkheid is gegaan – dat is een kenmerk van dit bijbelboek – maar voor het argument maakt dat niet veel uit.

De onderliggende beweging, die ook in Jeruzalem en bij Petrus is begonnen, is en blijft dat van het woord dat de wereld verovert. Door de wereld gaat een woord; en het drijft de mensen voort. Dat is het enthousiasme van de Geest, die in vele talen spreekt, ook Gronings – dat is Pinksteren, en dat verhaal blijft actueel, ook voor ons vandaag.
Het verhaal van Cornelius en Petrus, is als een soort echo van die Pinksterervaring. Aan het eind horen we, dat de Joodse gelovigen die met Petrus mee waren gekomen “vol verbazing zien dat ook heidenen het geschenk van de heilige Geest ontvangen, ze horen hen in klanktaal spreken en God prijzen” (vs. 46). Verbazing, de gave van de Geest, horen en spreken, en het prijzen van God – het zijn allemaal elementen die ook zo in het Pinksterverhaal terug te vinden zijn. U zou dat voor de aardigheid eens na moeten lezen – dat doet u toch niet, maar….

Ik kom bij mijn laatste punt.
We hebben dit verhaal, het laatste voorlopig uit het boek Handelingen, gepresenteerd onder het kopje ‘oecumene’. Dat verbaast u misschien. Want oecumene, dat is toch de samenwerking tussen verschillende christelijke kerken, katholiek, orthodox en protestants, en daar is hier nog geen sprake van. Oecumene, dat Griekse woord, dat ‘de hele bewoonde wereld’ betekent, gebruiken wij als kerkelijk jargon voor het soms moeizame gesprek tussen al die verschillende christelijke tradities. Maar we moeten niet vergeten dat de eerste kerksplitsing die is geweest, toen Jodendom en christendom uit elkaar gingen, kerk en synagoge gescheiden.

Ook daar is hier bij Petrus en Cornelius nog geen sprake van. Heel de wereld mag delen in de liefde van de God, die als eerste zijn verbond sloot met het volk van de Joden maar daarin met alle mensen en iedereen die, met woorden uit de tekst: “ieder die ontzag voor hem heeft, ieder die rechtvaardig handelt”. Of zoals het in de moderne tijd is gaan heten, met een uitdrukking uit de katholieke traditie: ieder mens van goede wil.

God maakt geen onderscheid.
Gods liefde ziet breed, is niet bijziend, of beperkt van blik, of nationalistisch, voor één groep of volk alleen. Gods liefde discrimineert niet.

Petrus komt tot dat inzicht. Grenzen, die altijd door mensen worden gemaakt, grenzen worden doorbroken, als de Geest vaardig wordt. Hindernissen worden weggenomen, als mensen elkaar leren zien en waarderen als gelijken, geroepen en geliefd door dezelfde ene God, die hele wijde bewoonde wereld alzo lief heeft gehad.

Daar kunnen wij toch niet bij achter blijven?

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply