Overdenking

De geur van het leven, Joh. 11: 55 – 12: 11

“De geur van de olie trok door het hele huis”.
De meesten van u zullen het verhaal van de zalving van Jezus wel eens eerder hebben gehoord, maar vanmorgen toch weer nieuw. Afgelopen Aswoensdag, bij het begin van de 40dagentijd hebben we ditzelfde verhaal gelezen, enkele malen, hardop en in stilte, als een oefening bij de eerste van de vespers die we in deze periode houden. Dat ene zinnetje bleef bij mij steeds haken: de geur van de olie trok door het hele huis. Het lijkt zo’n terloopse opmerking. Maar misschien zit er wel meer in, of achter.

Het verhaal van de zalving van Jezus door een vrouw wordt ook door andere evangelisten vermeld. Het is een gebeurtenis die te maken heeft met Jezus’ aanstaande dood. Dat wordt met zoveel woorden ook gezegd. Het wordt door alle evangelisten verteld op het moment dat de laatste gebeurtenissen, van lijden en sterven, zich gaan ontvouwen. Ook hier. Het is zes dagen voor Pesach. Maar, bij Johannes, die vaak heel andere verhalen vertelt dan de andere evangelisten, krijgen de verhalen die hij wél overneemt, altijd een eigen, typisch, accent. Johannes vertelt niet alleen andere verhalen, hij vertelt de verhalen ook ánders.
Ik zal daar iets over uitleggen, omdat het van belang is om de diepere betekenis in dit verhaal op het spoor te komen.

De zalving door een vrouw, of door een zondares – wordt bij Johannes een daad van een goede bekende, van Maria, de zuster van Lazarus. In het hoofdstuk hiervoor is dat uitgebreide verhaal van de beide zusters en van Lazarus, die door Jezus uit het graf wordt geroepen, verteld. Zo’n verhaal dat je alleen in dit evangelie vindt.
Het verhaal van vandaag speelt zich op dezelfde locatie af. In het huis waar Lazarus woont, in Betanië. De naam Lazarus valt een aantal malen nadrukkelijk. Als om de verbinding tussen beide verhalen, van de dode uit het graf en van de zalving van Jezus, te benadrukken.
Dat is het eerste accent. De nauwe verbinding met het verhaal van de opwekking van Lazarus.

De bekende vraag van de leerlingen, of het niet beter was geweest die dure olie te verkopen en het geld aan de armen te geven, dat wordt nu bij Johannes een vraag die door Judas, een van de leerlingen, wordt gesteld. Waarbij tegelijk die Judas extra boosaardig wordt neergezet. Het is een wat lelijk portret dat hier wordt geschilderd. Judas zou dat niet zeggen uit oprechte motieven. Nee, hij is een dief. Hij beheert de kas en hij graait er voor zichzelf uit, Dat weet Johannes allemaal te vertellen. Waar haalt hij het vandaan?
Nou, in ieder geval. Judas wordt hier nadrukkelijk naar voren geschoven. En van hem wordt ook nog, haast ten overvloede verteld, dat hij het is “die Hem (Jezus) zou uitleveren”.
Dat is het tweede accent, typisch voor deze weergave van Johannes. De associatie met Judas en daarmee met de aanstaande gewelddadige dood die Jezus wacht.

Wat er dus gebeurt is, dat door deze twee accenten het verhaal nadrukkelijk in een scherpe tegenstelling wordt gezet. Het eerste accent, de verbinding met het verhaal van Lazarus, accentueert de opstanding uit de dood, het leven dat overwint, op het machtige woord van de Heer zelf: kom naar buiten! Dode, dode, sta op…
Het andere benadrukt, in de donkerst mogelijke kleuren, de schaduw van de dood, de gewelddadige dood door overlevering; de macht van het kwaad, helemaal samengebald in die ene, kwaadaardige figuur van Judas.
Leven en dood; dood en leven – ze staan dus hier beide tegenover elkaar.
Het evangelie van Johannes heeft sowieso een voorkeur voor scherpe tegenstellingen, voor felle contrasten. En op een bepaalde manier zie je dat hier weer terug.

In die spanning, van dood en leven, staat dan ook dit verhaal.
Het gebaar van Maria, dat van een bijzondere tederheid is.
De lijfelijke liefde die zij aan haar Heer betoont, zonder woorden, met een daad waaruit liefde en overgave spreekt.
En ook hier kun je nog toevoegen, dat dit in de details nog extra wordt benadrukt.
Ze zalft Jezus’ voeten – Hij zal straks zelf de voeten van zijn leerlingen wassen.
Ze droogt ze af met haar haar – ook zo’n opmerkelijk detail waarvan je niet goed weet wat dat precies betekent.
Er spreekt een tederheid en een liefde uit. De elementaire zorg van een mens voor een ander mens. De intimiteit van lichamelijk contact, dat op zichzelf al helend is.
Vorig jaar kwam het woord huidhonger op, toen we elkaar niet mochten aanraken – wat soms voor schrijnende situaties zorgde in verpleeghuizen bijvoorbeeld. We leerden, wat we ook wel wisten, hoe belangrijk, vitaal dat is, om liefdevol aangeraakt te worden.

Maar bij dit verhaal kun je ook denken aan de laatste zorg, die je aan een mens kunt besteden, in het uur van afscheid en sterven. Jezus’ herkent zelf dat zij dit doet ‘voor de dag van mijn begrafenis’. Ik hoor vaker verhalen van mensen hoe belangrijk het is, om mee te helpen bij het afleggen van je vader of je moeder – niet iedereen wil dat, niet iedereen kan dat – maar het kan je helpen bij het afscheid om dat soort laatste zorg mee  te helpen besteden.

Dat soort gedachten roept dit verhaal ook op.
We moeten oppassen om er alleen over te gaan redeneren – dat is ook mijn eigen valkuil – maar oog en oor te houden voor het lijfelijke, lichamelijk, concrete, voor het tastbare dat in dit soort verhalen schuilt. Dan komt het ook dichterbij. Of zoals ze dat tegenwoordig zeggen, het kruipt onder je huid.

Tegen die achtergrond gaat dat andere detail voor mij meespreken.
Ook het zintuig van onze geur gaat meedoen. Daarom valt dat detail op, dat gezegd wordt, dat de geur van de olie het hele huis doortrekt. Ook daar kun je je iets heel concreets bij voorstellen. Je moet het als het ware zelf gaan ruiken. Geurige, krachtige, welriekende essences die zich door het hele vertrek verspreiden.

Ook hier ligt een verbinding tussen beide verhalen. Misschien zie ik er teveel in, maar denk even terug aan het verhaal van Lazarus. Als Jezus bij het graf komt, slaat de stank hem tegemoet. De dode ligt al vier dagen in het graf. De geur van de dood hangt om hem heen.
En dan nu, de geur van het leven, van de geurige nardusolie.
Zeker, deze kruiden worden gebruikt om overledenen te zalven, om de riekende geur van de dood te verdrijven, te verdoezelen – zoals bij ons de bloemen op of rond de kist.
Maar nardusmirre wordt in de bijbel ook genoemd om priesters en koningen te zalven, als een inwijdingsritueel. Het is één van de geschenken die de wijzen meenemen voor het pasgeboren kind, goud, wierrook en mirre. Symbool van het leven, en van dood.
En, zo vond ik ergens, het is ook een kruid dat wordt geassocieerd met het spel van de liefde (vgl. Spr. 7: 17).

Er komt dus veel samen, in dit tedere, liefdevolle, gebaar zonder woorden.

De geur van de olie doortrekt het hele huis. Het bereikt alle uithoeken. Het geurt zelfs in de verborgen plaatsen.
Die symboliek brengt ons ten slotte, bij de vraag wat dit verhaal zou kunnen betekenen in onze situatie.

Het zijn verwarrende tijden. We worden allemaal in beslag genomen door het wereldnieuws, door berichten van oorlog en vernieling en van wanhopige mensen op de vlucht. De geur van de dood en de vernietiging waait ons tegemoet. Mensen maken zich zorgen. Er is veel onzekerheid, en ook onmacht.
Tegelijk gaan we in de kerk de veertigdagentijd in, we zijn op weg naar Pasen. Het verhaal van lijden, sterven en nieuw leven – het keert ieder jaar terug, het is steeds weer ook – hoop ik – een verhaal om je aan op te trekken, om moed te houden. De geur van leven, van nieuw leven, van de lente en van de aarde die wakker wordt uit haar winterslaap, de grond die begint te geuren – ook dat doet allemaal mee.

Tegen die achtergrond, en ieder van u kan dat op een eigen manier aanvullen en inkleuren, zegt mij opeens dat ene zinnetje heel veel. Het geeft me zelfs moed:

De geur van de olie trekt door het hele huis.

Ja, ik wil het leven ruiken, ik wil het goede opsnuiven. Er is genoeg in deze wereld dat stinkt, dat bedorven is, dat de dood uitwasemt.
Maar de geur van het goede, de geur van het leven, van tederheid en liefde – die geur zoeken wij. Dat waait ons tegemoet uit de dappere daad van Maria, die zich verzet tegen de dood – zij was het die Jezus overhaalde om zich niet bij Lazarus’ dood neer te leggen.
De geur van het leven, die zij woordeloos verspreidt in haar daad van overgave. Die geur verspreidt zich door ons hele levenshuis, vervult ons gehele bestaan.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply