Overdenking

De dood in de put, Joh. 4, 1 – 26

Een goed gesprek, daar knapt iedereen van op.
De meeste gesprekken die we voeren gaan over de dagelijkse koetjes en kalfjes. Over het weer of over het voetbal. Dat is niet verkeerd. Dat hebben we nodig. Zoals apen elkaar vlooien, zo babbelen de mensen met elkaar, las ik ergens. Een teken van vertrouwdheid. Een sociaal smeermiddel.

Maar een echt gesprek, dat raakt diepere lagen. Dan gaat het over wezenlijke dingen, over dingen die echt belangrijk zijn. Dan gaat het over je zelf. Een goed gesprek, waarin er ruimte en veiligheid is, over en weer, om je hart te laten spreken, om je hart te luchten misschien wel. Waarin de ander oprecht luistert en niet jouw verhaal als springplank gebruikt om zelf het woord te nemen.

Het verhaal van Jezus’ ontmoeting met de vrouw aan de bron, is een écht gesprek.
Dat zou je op het eerste gezicht niet zeggen. Want ze lijken nogal langs elkaar heen te praten. Als de vrouw het heeft over water om haar dorst te lessen, heeft Jezus het over een ander soort water, levend water, over water dat eeuwig leven geeft. Zij begrijpt niet meteen wat hij bedoelt. ‘Geef mij zulk water, en ik hoef niet meer dagelijks naar de put te sjouwen’ – een logische reactie. Jezus verlegt daarna het gesprek naar haar man, wat ook weer tot misverstanden leidt.

Toch kun je dit een écht gesprek noemen. Waarom? Omdat in deze ontmoeting er iets gebeurt, dat beide partners verandert. Dat beiden verrijkt. Zowel de vrouw als Jezus. Ik zal dat straks proberen uit te leggen. Maar dat is misschien wel een goed criterium, om de kwaliteit van een gesprek of een ontmoeting te bepalen. Hoe belangrijk dat sociale smeermiddel van ons dagelijkse praatje ook is – onderschat dat niet – een echt gesprek tilt je boven je zelf uit, laat je iets nieuws ervaren, laat je de dingen van jouw leven zien in een ander licht.

Er is van alles aan dit gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw dat bijzonder is. Het lijkt misschien een gewone dagelijkse ontmoeting, een oosters plaatje uit Bijbelse tijden. Maar het is bijzonder,
– dat Jezus door het gebied van de Samaritanen reist (hij ‘moest’ er doorheen)
– dat een vrouw alleen bij de bron komt
– dat ze op het heetst van de dag daar verschijnt
– dat een Joodse man met een Samaritaanse vrouw in gesprek gaat,
en zo zijn er nog wel meer opmerkelijke dingen te noemen.
Het is een typisch verhaal uit het evangelie van Johannes, waar verschillende laagjes in te ontdekken zijn. Met de nodige symbolische elementen, zoals de bron en het water, die allerlei associaties oproepen. Het gaat over water, dat onze dorst lest, maar ook over water dat op een dieper niveau onze levensdorst lest. Het gaat over de bron, maar ook over de bron waar jij uit put. Stilstaand water of een levende fontein, put of bron.

Op dat punt zou ik vandaag de nadruk willen leggen.
We kiezen een van de vele aspecten uit dit rijke verhaal.

Jezus is gaan zitten bij de bron die de Jakobsbron wordt genoemd. Een oude en eerbiedwaardige plek. Een put die geslagen is door één van de aartsvaders. Het symboliseert op een bepaalde manier de waarde van de traditie, van wat overgeleverd is, dat wat letterlijk en figuurlijk van levensbelang is.

Bij die bron, komt de vrouw om water te putten. Nog steeds in grote delen van de wereld is dat het werk van vrouwen en kinderen, want niet bij iedereen komt het water zomaar uit de kraan. We zijn dat besef kwijtgeraakt, daarom verspillen we het misschien ook zo makkelijk, omdat we er zonder inspanning over beschikken kunnen. Maar water is kostbaar, zeker in het oosten en water putten is een noodzakelijk maar eerbaar werk.

Bij die bron of put ontstaat vervolgens het gesprek, met de nodige misverstanden en zijpaden. Waar gaat het nu om, in dat gesprek?
Ook daar zijn meerdere antwoorden op te geven.
Een belangrijk aspect is, dat het gaat over de juiste plaats van aanbidding van God. De Samaritanen koesteren hun eigen traditie, aanbidden (nog steeds!) op de berg Gerizim. De Joden hebben hun tempel in Jeruzalem. Maar Jezus zegt, dat het noch om de ene noch om de andere plaats gaat, maar dat God aanbeden wordt in ‘geest en waarheid’. Het staat er twee keer, met dus de nodige nadruk.
Met andere woorden, Jezus overbrugt hier de tegenstelling tussen Joden en Samaritanen, tussen mensen die op een verschillende manier en vanuit verschillende traditie of achtergrond, God aanbidden. Hij ziet voorbij aan de verschillen en richt zich op een nieuwe eensgezindheid. Dat wat scheiding is, is geen scheiding meer.

De vrouw herkent in hem ‘een profeet’, zoals ze zegt. Gaandeweg begrijpt ze dat ze met een bijzonder iemand in gesprek is geraakt. Het is alsof de woorden langzaam indalen en tot begrip rijpen. Maar Jezus is meer dan een profeet. Hij is ook de Messias, waarvan de vrouw spreekt, de gezalfde die alles zal verkondigen. Zij weet daarvan. Hij zegt: dat ben ik, die met u spreekt. Waarmee hij zichzelf onthult, aan haar en, zou je kunnen zeggen, aan zichzelf.

Dat maakt dit tot een echt gesprek, waar beide partners aan groeien, anders uitkomen dan ze erin stapten.
Een van de kenmerken van het Johannesevangelie zijn de zogenaamde Ik ben-uitspraken. Ik ben de goede herder, ik ben het licht der wereld. Plechtstatige uitspraken van Jezus die je door het evangelie verspreid vindt. Zeven keer gaat het om een krachtig beeld. In totaal 24 keer (2×12) gebruikt Jezus of de evangelist de Ik-ben formule (ego eimi, in het Grieks). En dat is een rechtstreekse verwijzing naar de godsnaam in het oude testament, JHWH, Ik ben die ik ben, Ik zal er zijn voor jou, of hoe je dat ook weergeven wilt.
Nu, de eerste keer dat deze formule ‘ego eimi’ wordt gebruikt, is hier, als Jezus zich aan de Samaritaanse vrouw openbaart: Ik ben het, die met u spreekt.

Wat maakt dit gesprek nu tot een écht gesprek, dat ons ook nog iets te zeggen heeft. Want dat is natuurlijk de meest cruciale vraag. Ik heb drie pogingen tot een antwoord.

Straks als de vrouw terug is in haar dorp, zal ze tegen haar dorpsgenoten zeggen, kom mee, ik heb iemand ontmoet ‘die alles van mij weet’.
Jezus wordt hier getekend als iemand die alles van mij weet. Die onze diepten doorziet. Die mij kent, dieper dan ik mijzelf ooit ken.
Het heeft iets bevrijdend als je in een gesprek, een écht gesprek, met een goede vriendin, met iemand die je vertrouwt, het kan ook een therapeut zijn, iemand die de goede vragen stelt; het heeft iets bevrijdends om je uit te kunnen spreken, om oordeelloos je verhaal te kunnen doen. De geest van Jezus roept dat op. God aanbidden in geest en waarheid, is ook, in het leven, in je eigen gedachten, in gebed misschien of in de stilte, je zelf uit kunnen spreken, je hart bloot te leggen, hoe je het ook noemen wilt. Hij weet wat ons op het hart drukt.

Daarbij, zoals in dit verhaal gebeurt, is de geest van Jezus één die verschillen overbrugt, tussen man en vrouw, tussen Jood en Samaritaan, tussen de verschillende tradities, en geloven en overtuigingen. Niet om alles tot een kleurloze brij samen te roeren, maar om in de verscheidenheid de verbindende kern te ontdekken, geest en waarheid.
Ook dat lijkt me een richtsnoer voor ons vandaag, hoe we omgaan met elkaar, in allerlei kringen en verbanden. Een écht gesprek brengt je samen verder. Is niet je verder verschansen in eigen gelijk, is niet je vooroordelen bevestigd willen zien, maar is de openheid voor de waarde van de ander, voor de verrijking van een nieuw perspectief.

Daarom dat beeld van put en bron. In de tekst worden de twee woorden gebruikt. Put staat dan voor het stilstaande water, eerbiedwaardig als de traditie is. Bron staat voor de ‘fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven’(SV).
Misschien komt het wat gezocht over, maar toch. Het is het verschil tussen een verstolde traditie, die dreigt op te drogen en het levende water, dat misschien nieuwe bedding moet zoeken, maar dat tintelt van frisheid, dat bruist van kracht.
Waar putten wij uit? Welke water lest onze dorst?

Als in een echt gesprek en een werkelijke ontmoeting, wij verder willen komen, dan is het zaak om dat levende water te zoeken. Daarvoor moet je bij Jezus zijn, hoe dan ook. In geest en in waarheid. Zoeken naar levend water. Ook als kerkelijke gemeenschap in een veranderende wereld.

Want, stilstand is de dood in de put.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply