De dood in de pot.
Het is een bekende uitdrukking in onze taal die haar oorsprong vindt in de Bijbel, zoals wel meer spreekwoorden en gezegdes.
Het komt dus hier vandaan, van het verhaal van de profeet Elisa en zijn collega profeten en het gerecht dat ze maken, wat dus in de soep draait. Misschien was het wel soep. Niet veel soeps dus. De dood in de pot. Ze krijgen geen hap door de keel. Smaakt het niet? Het is in de tijd van de hongersnood, staat er, dus erg kieskeurig zullen ze niet geweest zijn. Maar dit is niet te eten. Een giftige plant, die kolokwint – ik had er nog nooit van gehoord, is een soort meloen. Nachtschade? Kan allemaal. Over de datum? Hoe dan ook… het is dat Elisa raad weet. Een beetje meel erbij en het is prima te verteren.
Het is een raar verhaal, vindt u niet.
Er is wel een uitleg bij, daar zal ik straks iets over zeggen.
Maar eerst even over het grotere verband met de andere teksten die we vandaag gehoord hebben.
Het verhaal uit het evangelie is in ieder geval bekender. Jezus die het brood vermenigvuldigt zodat iedereen te eten heeft.
Alle verhalen van vandaag gaan over eten. Over iets heel essentieel dat we dagelijks doen. Dat van levensbelang is.
In de Bijbel komen veel verhalen voor die over eten gaan. Dat is u allemaal bekend. Over honger en over eten; want wat voor ons vanzelfsprekend is, tenminste drie keer eten per dag, was dat in bijbelse tijden allerminst, en is dat in sommige delen van de wereld vandaag evenmin. Zelfs in ons welvarende land zijn er teveel kinderen die de dag zonder ontbijt beginnen – schoolmaaltijden worden verstrekt; of gezinnen waarin de warme maaltijd soms moet worden overgeslagen uit geldgebrek, ook dat komt voor.
Eten, goed eten, is van levensbelang.
In de Bijbel komen meer verhalen voor over voldoende eten voor iedereen. Dat is natuurlijk in het evangelieverhaal aan de orde, maar we hoorden iets soortgelijks van de profeet Elisa. Als er een grote maaltijd wordt georganiseerd voor wel 100 personen en vanuit de keuken wordt geroepen dat het nooit genoeg is, zegt Elisa: God zelf zal er voor zorgen dat iedereen genoeg heeft. Er blijft zelfs over, net als in het verhaal van Jezus.
Als je er op gaat letten, dan is het zo dat bijna alle wonderen die Jezus in het Nieuwe Testament doet, een parallel vinden in verhalen uit het Oude Testament, uit de woestijntijd of bij de profeten. Dat geldt ook hier.
Maar nu wordt u langzamerhand wel nieuwsgierig naar wat je nu van deze verhalen moet vinden. Zit er een boodschap in voor ons vandaag? En wat is dat dan?
Het kan toch niet de dood in de pot zijn…
Ik stel voor om een antwoord op de vraag wat wij er van kunnen leren te zoeken in drie richtingen.
Allereerst: eten is niet vanzelfsprekend. Dat lijkt het voor ons wel te zijn, in onze welvaartsmaatschappij, maar dat is het niet en het is goed om dat te beseffen. Dat is één.
Verder, eten is in essentie samen eten. En als je samen eten deelt dan heeft dat een vermenigvuldigend effect. Dat is de tweede les, ik zal er straks dieper op in gaan.
En het derde dat in deze verhalen naar voren komt, is: Gods genade is overvloedig. Dat ervaar je bij het eten en het is goed om dat te beseffen.
Eten is niet vanzelfsprekend.
Daar zeiden we al iets over, want natuurlijk zijn de tijden veranderd en natuurlijk wonen wij in een deel van de wereld waarin de echte honger ontbreekt. Dat hoorde u ook wel van uw ouders, als je zei: ik heb honger. Nee, honger mag je niet zeggen, je hebt trek. Wat honger is, daar weet je niks van, of je moet zo oud zijn dat je de oorlog nog hebt meegemaakt. Maar wat voor ons vanzelfsprekend is, was dat eeuwenlang niet en is dat vandaag niet voor iedereen. Zonder daar nu al te dramatisch over te doen, het is wel belangrijk om het besef levend te houden dat eten iets kostbaars is.
Tegenwoordig moeten de kinderen uit de stad op excursie naar een boerderij om te leren dat melk uit een levende koe komt en niet in de fabriek wordt gemaakt.
We zijn grotendeels de feeling met waar ons voedsel vandaan komt en wat er voor nodig is om dat op ons bord te krijgen, kwijtgeraakt. De industriële landbouw heeft ons vervreemd van het natuurlijke proces. We komen er nu achter dat we misschien wel te ver zijn doorgeschoten, wie zal het zeggen. De hele voedselketen, van boer tot producent van detailhandel tot supermarkt tot consument, er komt heel wat bij kijken. Vanzelfsprekend is het al lang niet meer en dat we het vanzelfsprekend op dezelfde voet door blijven doen, ook niet meer. Wat produceren we, hoe produceren we, bulkgoederen? Wat doen we met wat overblijft, zoals in de verhalen van vanmorgen. Teveel voedsel wordt in de keten verspild, doorgedraaid vanwege de markt, ongebruikt gelaten, en zo voort.
Wat consumeren we: fastfood, kant en klaar, vlees of vis of vlees noch vis? Nou ja, ik ga hier uiteraard geen voedseladviezen geven, maar we begrijpen allemaal dat we ook wat betreft ons dagelijks voedsel een verantwoordelijkheid dragen.
Een gezamenlijke verantwoordelijkheid. En dan komen we bij het tweede aspect, het gemeenschappelijke van ons eten.
In onze maatschappij is het zo dat heel veel mensen alleen zijn en dus ook alleen eten. Dat zal voor sommigen van u ook gelden. Je bent alleen, of omdat je partner overleden is, of altijd al. Soms is het een keuze, vaker is het je overkomen.
We leven individueel. Vroeger huisden er altijd meer familieleden in – maar dat willen we niet meer, dat was ook lang niet altijd ideaal, eerder noodzaak. Het gevolg is dat er steeds meer eenpersoonshuishoudens zijn.
Heel vaak is dat geen probleem. Maar alleen eten, zeker als je ouder bent, is niet altijd fijn of makkelijk. Dan ben je blij als je eens ergens aan kunt schuiven. Als er voor jou wordt gekookt. Als je uitgenodigd wordt, of er is een activiteit (bij de kerk) waarbij ook gezamenlijk gegeten wordt.
In andere culturen wordt daar nog veel meer waarde aan gehecht. Wat dat betreft zijn wij wat armoedig. Maar eten is eigenlijk iets wat je samen moet doen, met elkaar aan één grote tafel, samen eten, je levensverhalen delen – misschien iets te romantisch?
In de bijbel wordt samen gegeten. Heerst de meer dan spreekwoordelijke oosterse gastvrijheid. Als er hier om half zes wordt aangebeld en er staat bezoek op de stoep, zeggen we: dat is nou ook jammer, we gaan zo eten.
Daar zeggen ze, dat komt goed uit, we gaan net eten, kom binnen en schuif aan.
Als Elisa bezoek krijgt, wordt er gezamenlijk gegeten. De bezoeker heeft zelf wat gerstebroden meegebracht en nieuw graan. Is er genoeg voor 100 man?
‘Zet het de profeten voor, ze zullen er een maaltijd aan hebben, want dit zegt de Heer: ze zullen ervan eten en nog overhouden ook’.
Het kan niet op.
Precies zo in het verhaal van de broodvermenigvuldiging.
Zeven broden en wat visjes. Boter bij de vis. Iedereen eet ervan totdat ze genoeg hebben. Verzadigd en verkwikt, en tot werken ongeschikt…
Zeven manden blijven er over.
Vierduizend monden zijn gevoed.
Die getallen zijn belangrijk, ik kom er straks op terug.
Het is een wonder.
Jazeker, maar een wonder is in het evangelie altijd ook een teken.
Het is een wonder, geen tovertrucje. Dan zou Jezus uit het niets brood en vis voor vierduizend mensen hebben getoverd, simsalabim, maar zo werken wonderen in de bijbel niet. Zeven broden – het getal spreekt.
Er komt geen magie bij kijken, maar het wonder is dat je leert dat als je deelt, er bijna altijd genoeg is. Door te delen vermenigvuldig je.
Je denkt – menselijkerwijs – dat er niet genoeg is; maar als je begint en samen deelt en aandacht hebt voor de ander en rekening houdt met elkaar, dan is er bijna altijd genoeg. Dan kun je zelfs van je armoede delen.
Er is iets veelbetekenends in zowel het verhaal van Jezus als in dat van de profeet.
Voordat Jezus begint, staat er dat hij een dankgebed uitspreekt, de broden breekt en aan de leerlingen geeft om uit te delen. Dat doet aan ons avondmaalsritueel denken en dat is zeker een bewuste toespeling geweest. Maar het laat ook iets anders zien. Door het dankgebed betrekt Jezus God in de hemel er als het ware bij.
Als de dood in de pot is, in dat wonderlijke verhaal van Elisa, doet hij er wat meel bij. Dat is brood. Dat is wat God geeft. En dan wordt het onverteerbare eetbaar. Dan wordt het menselijke brouwsel dat zo zwaar op de maag ligt, opeens voedsel voor lijf en leden.
Het brood komt uit de hemel, zoals het manna in de woestijn. Dat was letterlijk zo, maar in figuurlijke zin geldt het ook, ook voor ons, voor het brood en voor alle eten: het komt uit de hemel. Het wordt ons gegeven. Het is iets wat de aarde voortbrengt, wat de boer produceert, ja, maar ten diepste is het ons gegeven, de groeikracht, de zon en het water, de goede schepping van God is het die het ons schenkt.
Dát besef is van levensbelang.
Daarom staat er dat Jezus een dankgebed uitspreekt, voor de maaltijd.
Wij hebben geleerd om voor het eten te bidden en na het eten te danken, maar dat hoeft misschien helemaal niet. Danken voor het eten, is het besef, dat het niet vanzelfsprekend is, dat je dankbaar mag zijn dat je samen aan tafel kunt, dat er gekookt is, dat er voldoende is, dat je eten mag, dat het van God gegeven is. Gezegende maaltijd, en dat het je goed mag bekomen…
Dat brengt ons bij het laatste dat ik uit deze verhalen naar voren wil halen. Gods genadige goedheid is overvloedig.
Dat zit natuurlijk in dat wat overschiet, het meer dan voldoende. En dat in tijden van hongersnood, zoals bij Elisa. Een sprekend teken.
Het zit ook op een bijzondere manier in het verhaal van de zeven broden, de zeven manden, de vierduizend mensen die zijn gevoed en gelaafd.
Later komt Jezus er zelf op terug als hij met zijn leerlingen in gesprek is.
Twee keer hebben ze met Jezus een zelfde soort ervaring gehad, dat van weinig brood genoeg wordt voor iedereen, kort achter elkaar wordt het ons verteld.
Alleen de cijfers verschillen.
Vijf broden, voor vijfduizend mensen en twaalf manden overschot.
Hier nu zeven, voor vierduizend en zeven manden over.
De leerlingen begrijpen het niet. ‘Jullie hebben ogen maar zien niet? Jullie hebben oren maar horen niet?’
De uitleg is dat de getallen van het eerste wonder, vijf en twaalf, verwijzen naar het volk Israël, de vijf boeken van Mozes, de twaalf stammen van het volk.
Het tweede wonder, verwijst naar de rest van de wereld, zeven als getal van volheid, vier(duizend) verwijzen naar de vier windstreken, de gehele aarde. Het is dan ook niet voor niets dat dit tweede wonder plaatsvindt in gebied buiten Israël (Dekapolis).
Gods genade is overvloedig, beperkt zich niet tot eigen volk eerst, tot Israël alleen.
Het brood (ons levensbrood) komt van God.
Jezus zelf, is het brood des levens.
Hij deelt zich uit, aan heel de wereld.
Ieder mens, heel de schepping, deelt in goddelijke overvloed.
Dan moeten wij als mensen toch eveneens onderling eerlijk leren delen.
Dan kan het toch niet zo zijn, dat wie dan ook tekort komt?
AMEN
No Comments