Overdenking

Cantate BWV 61

De Cantate Nun komm, der Heiden Heiland, past in deze tijd van de Advent, de voorbereiding op het Kerstfeest.
De titel verwijst naar een oud lied van reformator Luther, die zelf daarvoor een nog oudere middeleeuws lied bewerkte. Veni, redemptor gentium = Kom, verlosser van de volkeren.
De heidenen zijn dus, naar bijbels en christelijk taalgebruik, de volkeren.

De cantatedienst van 19 december te Vries moest helaas afgelast worden.

Voor de rest is de tekst van een predikant uit die tijd, collega Neumeister, en draagt het ook de spiritualiteit van die tijd.
De uitzondering daarop wordt gevormd door het kortste van alle delen van de cantate.

Het vierde deel, een ultrakort recitatief, heeft de tekst van een Bijbelvers, en wel uit het laatste bijbelboek, het boek Openbaring (3 vers 20).
“Ik sta voor de deur en klop aan.
Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten.
Ik met hem en hij/zij met Mij”

Het wordt verklankt en gezongen in een recitatief, waarin de muziek het kloppende geluid laat horen.
De Heer staat aan de deur en klopt om binnengelaten te worden.

Binnengelaten, in het hart van de gelovige – dat is de uitleg die er vaak aan wordt gegeven, passend bij het piëtistische geloof van de tijd van Bach (en van hemzelf) – waarbij de vroomheid sterk op het persoonlijke wordt betrokken.

Je kunt de metafoor ook uitbreiden.
Dan wordt het de klop van God die in onze wereld woning wil maken. Onder de volkeren. Omnes gentes. Dan krijgt het beeld een wijdere dimensie en misschien wel een actuele betekenis.

De klop aan de deur van onze wereldwoning.
Wat hoor je in die klop, klop, klop?

Het is het geluid van een eigentijdse urgentie.
Een manend ritme, onverstoorbaar maar beslist.
Waarschuwing? Wake-up call? Uitnodiging?

Misschien is het wel de klop op de deur, die ons maant, open te doen, onze geslotenheid te doorbreken. Om de gast binnen te laten die om belet vraagt.
De klop van de vreemdeling aan onze deuren, aan onze grenzen?

De klop van de nieuwe generatie, die ons verwijtend vraagt waarom we ons huis gesloten houden voor de verandering die zo nodig is. Waarom we ons huis en onze rijkdom afschermen, ten koste van anderen, tot schade van de schepping in nood?

Is het de klop van ons geweten?

Irritant, lastig, ongemakkelijk.

Het beeld laat zich uitbreiden. Of wordt het hiermee te ver uitgerekt, overstretched?

Als er bij je aangeklopt wordt, dan roept dat altijd onrust op. Doe ik open of houd ik de deur gesloten? En als ik open doe, wat dan? Wat staat mij te wachten?
Is daar iemand die iets van mij wil, die iets van mij verlangt?
De huis-aan-huis collecte. Nou ja, daar kom ik nog wel overheen.

Als er iemand een beroep op je doet, hoe dan ook, moet je een keuze maken.

Het hele idee van advent, als liturgische en spirituele voorbereiding op het kerstfeest, is om dat er in te …. rammen? Nou nee, het is zachter, pizzicato, maar niet minder beslist.

Zo komt der Heiden Heiland, de Heer zelf in onze wereld. Uitnodigend.

En als de Heer een appèl op ons doet, als Hij in de gedaante van het kind, deze wereld binnenkomt en zegt dat Hij ons het goede nieuws komt brengen, zoals Jezus doet, dan moet ik daar wat mee….
Of ik houd de deur dicht, ik houd mijn hart gesloten.

Die keuze, dát is het springende punt, het kloppend hart, van heel deze cantate en van heel deze liturgische tijd, de Advent. Het is misschien wel zo dat deze cantate scharniert op dit korte recitatief. Letterlijk het kloppend hart.

Op het ritme van onze hartslag, zoals zo vaak in de muziek van Bach.

Het is de cadans van je leven.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply