Overdenking

Buiten gesloten?, Lucas 13: 22 – 30

In het evangelie van Lucas speelt Jeruzalem een centrale rol.
Je kunt het evangelie niet goed begrijpen, als je dat niet in het oog houdt.
Jeruzalem.
Daarmee is niet het huidige Jeruzalem bedoeld. Dat is een stad, waar een muur doorheen loopt. Waar mensen gescheiden van elkaar leven, waar een deel van de bevolking stelstelmatig wordt onderdrukt. Jeruzalem is een stad waarin van tijd het geweld weer oplaait, waar de haat en de strijd en de onderdrukking nooit ver weg is. Nee, dat is niet het Jeruzalem van Jezus.

Het is ook niet per se het Jeruzalem van zijn eigen tijd. Al speelt dat natuurlijk wel een grote rol in het verhaal van het evangelie. Dat is het Jeruzalem waar de tempel nog in volle glorie staat, het centrum van land en religie. In de tempel begint én eindigt het evangelie en dat is al veelzeggend. Het Jeruzalem van Jezus’ tijd, dat is de stad waar hij door het hele evangelie heen naar op weg is – we horen dat vandaag ook weer expliciet genoemd worden. Jeruzalem is de stad waar zijn levensreis zal eindigen – en dat dit gebeurt is de onderliggende spanning die het hele evangelie kleurt. Waar hij zijn einde vindt, dat tegelijk een nieuw begin blijkt te zijn.

En toch is er ook nog een andere laag, als het gaat om Jeruzalem als dragend motief in dit evangelie. Een laag die uitstijgt boven het huidige en het historische Jeruzalem van Jezus. Dan gaat het over de droom die ook altijd met deze stad van de vrede verbonden is, ook vandaag nog. Het visioen van het nieuwe Jeruzalem – een motief in de bijbel – als stad zoals God die als het ware droomt. Een stad van vrede en verzoening, een stad waar gerechtigheid heerst en iedereen tot zijn of haar recht komt. De stad waar uiteindelijk alle volken zullen toestromen – Dat is het Jeruzalem van het profetische visioen, van Jesaja tot aan Johannes in zijn Openbaring. Ook de bijbel zelf eindigt, net als het evangelie, in Jeruzalem – het visioen van het hemelse Jeruzalem, waar het altijd lente is, waar God zelf het licht van die stad is.

Als Jezus op weg is naar Jeruzalem, zoals we in het evangelie meermaals horen, dan klinkt die laag, dat profetische visioen, ook altijd mee. De hoop die ons voortdrijft. De verwachting van een wereld van recht en vrede. We zullen er straks ook van zingen.

Dat allemaal is aan de orde en speelt op de achtergrond mee, in de lezing van vandaag.
Onderweg naar Jeruzalem is er dan iemand die Jezus een vraag stelt.
“Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Het opmerkelijke is dat Jezus eigenlijk langs de vraag heen reageert. Hij zegt niet ja, hij zegt geen nee. Hij geeft niet de duidelijkheid die de vraagsteller waarschijnlijk hoopt te verkrijgen. Jezus neemt de vraag als aanleiding om zijn eigen punt te maken. Hij reageert niet zozeer op de vraagsteller. De vraag wordt als het ware omgebogen, hangt daarmee in de lucht, maar komt op een andere manier weer terug bij iedereen die meetrekt of aanwezig is bij het onderricht van Jezus. Hoe werkt dat precies?

Jezus antwoordt: “Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan – velen zullen het proberen maar er niet in slagen”.
En dan gaat hij door met de vergelijking met de heer des huizes, die de deur al dicht heeft gedaan, zodat degenen die kennelijk te laat aankomen tevergeefs aan de deur kloppen. Het zijn beelden die we ook uit andere uitspraken van Jezus herkennen.

Het klinkt allemaal niet zo fijn. De deur zit op slot en de heer des huizes is onverbiddelijk. “Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan”, klinkt het tot tweemaal aan toe.
En dan wordt het nog erger: ‘Weg met jullie, onrechtplegers!’.
En dan zie je met lede ogen aan dat, in de woorden van Jezus, ‘Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het Koninkrijk hun plaats hebben, maar dat je zelf buitengesloten wordt’.

Nou, lekker is dat.
We proberen als kerk tegenwoordig een open en gastvrije gemeente te zijn, maar de Heer van de kerk sluit liever mensen buiten?

Jezus gebruikt hier beeldtaal en vergelijkingen en die hebben altijd iets grotesk, iets van overdrijving in zich. Dat is niet gezegd om het af te zwakken, integendeel, maar wel om als het ware door de beeldspraak heen te kijken wat hier nu eigenlijk gezegd wordt.

Er is een woord dat in het bijzonder steekt, als de heer des huizes roept ‘Weg met jullie, onrechtplegers’.
Waar komt die zware beschuldiging vandaan? Wat is precies dat onrecht waar ze van worden beticht?

Om dat beter te begrijpen is het nodig om aandacht te schenken aan een andere karaktertrek van het evangelie van Lucas. Naast het motief van Jeruzalem is er het motief van de profeet. Jezus wordt door het hele evangelie heen getekend als de profeet, de beloofde profeet die de toekomst van God aankondigt en vestigt. Dat kun je op allerlei plaatsen aanwijzen. Het begint meteen al bij de geboorte van zowel Johannes de Doper, profeet van de Allerhoogste (Lc. 1: 76) als Jezus, met de profetie van Simeon in de tempel; het is aan de orde als Jezus zijn onderricht begint, in de synagoge van Nazaret waar hij de profetische woorden van Jesaja – de Geest van de Heer rust op mij, om armen het goede nieuws te brengen … , om onderdrukten hun vrijheid te geven – wanneer Jezus dat op zichzelf betrekt en het komt terug aan het einde, onder andere bij de Emmaüsgangers die met de vreemdeling op hun weg spreken over ‘Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk’ (24: 19).

Jezus wordt in het evangelie getekend als de van God gezonden profeet, die de toekomst opent. Dat is de grote lijn, doorgaand motief, dat als je het eenmaal ziet telkens weer oppopt in de tekst.

Het antwoord van Jezus vandaag, op de ogenschijnlijk wat argeloze vraag of er weinigen gered worden, onderweg naar Jeruzalem, kun je pas goed begrijpen tegen de achtergrond van deze profetische traditie. Tot in de bewoordingen aan toe, is dit profetentaal.

En wat is nu het kenmerkende van de profeten van Israël?
Niet zozeer dat ze de toekomst voorspellen. Dat denken we vaak, maar dat is een hardnekkig misverstand. Profeten zijn van God gezonden mensen, die niet alleen met de toekomst bezig zijn, maar vooral met het heden. Die de mensen in hun tijd, de koningen en de machthebbers en het gewone volk, terugroepen van hun verkeerde praktijken. Profeten klagen het onrecht aan en de scheve verhoudingen stellen ze aan de kaak. Profeten zijn altijd kinderen van hun tijd, acteren in de situatie van dat moment en leggen de vinger op de zere plek. Ze kijken niet zozeer in de verte, maar in de diepte.

De profeten in Israël stellen de hypocrisie aan de kaak. ‘De wijze woorden en het groot vertoon, de goede sier van goed werken, ijdelheden op hun pauwentroon, de luchtkastelen van de sterken’ (Oosterhuis).

De stem van de profetie is de stem tegen het onrecht.
Tegen machthebbers die muren bouwen, of die mensen buitensluiten, uitbuiten, onderdrukken, van hun rechten beroven.
Maar het is ook de stem die belooft dat God reddend ingrijpt, dat in zijn toekomst de laatsten de eersten worden. Wie nakomt, gaat voorop.  

De mensen die in de beeldspraak van Jezus tevergeefs aankloppen bij de heer des huizes, ze verweren zich door te zeggen: “We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u heb in onze straten onderricht gegeven”. Met andere woorden: we waren erbij, u bent een van ons. Zoals Jezus al eerder in het evangelie wordt geclaimd door zijn eigen mensen, zijn eigen volk.

Maar dat is dus niet genoeg, als het niet gepaard gaat met daden van gerechtigheid. Met geloof in de praktijk. Daar komt het op aan. Dat is de profetische pointe in heel Jezus’ onderricht en zeker een accent dat in dit evangelie van Lucas sterk wordt benadrukt. Geloof uit zich in daden.
En omdat het daaraan ontbreekt, laat Jezus hier de heer des huizes in zijn beeldspraak dat scherpe woord ‘onrechtplegers’ gebruiken. Ook dat is profetentaal, letterlijk zo terug te vinden bij de profeten van Israël.
Onrechtplegers. Om de dingen die je fout doet of vanwege de dingen die je nalaat, misschien hier nog wel meer. Je kunt je dan niet verschuilen achter het feit dat je er bij was, als je doen en laten daarbij achterblijft.

Ik kwam een uitleg tegen die dit vers betrekt op de kerk.
‘We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken’ – dat is teken van de eucharistie, de Maaltijd; en ‘u hebt in onze straten onderricht gegeven’ – dat slaat dan op de prediking, het Woord. Woord en Sacrament kunnen je niet redden, als je er niet naar leeft, als je niet doet wat de Heer van je vraagt.

De vraag naar redding, waar het mee begint, heeft iets theoretisch, iets afstandelijks.
Jezus draait dat om.
Het is een vergelijkbare twist die ook bij de bekende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan plaatsvindt. Een gelijkenis die typisch is voor dit evangelie en daarom ook alleen maar bij Lucas voorkomt. De ‘theoretische’ vraag Wie is mijn naaste? wordt een concreet appèl Voor wie ben jij een naaste…?
Jezus is niet geïnteresseerd in theorie, of in dogmatiek.
Hij legt het accent, Joods, profetisch, op jouw gedrag.

Tot slot,
Jezus is er niet op uit om mensen uit te sluiten. En  het evangelie is er niet om je bang te maken. Wel om je scherp te houden. Om je schuldgevoel op een aanvaardbaar, creatief niveau te houden, zou je ook kunnen zeggen. Teveel schuldgevoel verlamt, te weinig maakt je onverschillig.

In de reactie van Jezus op de vraag naar onze redding, klinkt voor mij vooral zijn dringende oproep door. Hij is er op bedacht dat wij onszelf buitensluiten. Dat we de boot missen. Zijn onderricht langs ons heen laten glijden.

Wij sluiten onszelf buiten, als wij anderen buitensluiten. Als wij doof blijven voor de roep van de arme, het appel van mijn medemens. Als we ons opsluiten en veilig wanen in onze eigen vroomheid, en voorbij gaan aan de overkant.
Kortom, als we de kansen om te leven naar het profetische visioen van de stad van vrede – Jeruzalem – niet grijpen, maar laten liggen, omdat we er niet echt in geloven, omdat we te traag zijn of te angstig om werkelijk anders te gaan leven. Als we niet meegaan met Jezus, waarin God reddend ingrijpt, op weg naar Jeruzalem.

Jezus sluit niet uit.
In het koninkrijk van God zullen ze komen, uit alle windstreken, eersten en laatsten en omgekeerd.
Voor wie royaal durft te leven en dus royaal durft te geven.

AMEN

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Gerrit Kramer 24/08/2022 at 10:44

    Beste dominee,
    Mijn naam is Gerrit Kramer en ben ouderling in onze gemeente (ngk Krommenie)
    Zo af en toe wordt mij gevraagd een preek te lezen. Ik zou graag deze preek een keer lezen, mag dat?
    Een tweede vraag: zou u mij de liturgie kunnen toesturen?
    Alvast hartelijk dank voor het lezen en beantwoorden van de mail.
    Groeten
    Gerrit Kramer

  • Laat een antwoord achter aan Gerrit Kramer