Overdenking

Brood nuchter, Marcus 6, 30 – 44

In het Frans zijn er tenminste twee woorden voor ‘vriend’. Het ene woord is ami, vriend of vriendin. In dat woord klinkt iets van de liefde door – de amour – die je voor een goede vriend kunt voelen. Ami kan daarom ook minnaar betekenen.
Een ander woord is copain, dat betekent kameraad, makker. En dat woord, luister maar goed, dat betekent letterlijk: iemand met wie jij je brood deelt, co-pain.

Copain. Iemand met wie ik mijn brood deel. Dat is een mooie betekenis, vindt u ook niet?
Ik denk dan aan die keren dat ik vroeger op de middelbare school er achter kwam dat ik mijn broodtrommel vergeten was. In de pauze was er dan altijd wel een klasgenoot die zei: pak maar een boterham van mij. Misschien gebeurt dat vandaag de dag ook nog wel, op school of in de bedrijfskantine of de schaftkeet. Ik hoef nooit brood mee naar mijn werk, maar u herkent het misschien wel.
Je brood delen, met je maatje, je kameraad, of iemand met wie je toevallig samen komt te zitten. Je hoeft hem of haar helemaal niet zo goed te kennen. Je bent niet per se vrienden, of geliefden. Het gebeurt soms in een volle treincoupé, spontaan. Brood delen met iemand anders, kan een eenvoudig gebaar van kameraadschappelijkheid zijn, van solidariteit. Het sticht een eigen vorm van gemeenschap. Je laat de ander toch niet verrekken?

In het evangelie van deze zondag gaat het over het teken van de broden, zoals er zo mooi boven staat. Het bekende verhaal van de vijf broden en de twee vissen. Zo’n typische bijbels verhaal met meerdere betekenissen.
Vandaag zou ik de nadruk willen leggen op dit aspect van de kameraadschappelijkheid. Jezus als de copain, de kompaan om een oud Nederlands woord te gebruiken waarin dat ook doorklinkt. Jezus die het brood deelt met ons, nu wij ons broodtrommeltje zijn vergeten. Het lijkt mij belangrijk om het verhaal te ontdoen van de valse sentimentaliteit die er gemakkelijk aangehangen kan worden. Dit verhaal is brood – nuchter.

Ze zijn op een afgelegen plaats en het is al laat. De menigte mensen die Jezus is gevolgd en die aan zijn lippen hangt. Hij onderwees hen langdurig staat er (vers 34).
Maar nu begint de honger te knagen. Wat moeten ze doen? Jezus’ medewerkers raken een beetje in paniek: Stuur ze weg, dan kunnen ze brood kopen in de omliggende dorpen. De horeca is open en er is geen avondklok. Maar Jezus zegt, geef jullie hun maar te eten (vers 38). Waarom zegt hij dat? Om zijn leerlingen in verlegenheid te brengen? Of heeft hij al een plan in gedachten?

Ik kwam een uitleg tegen waarin dit verhaal werd vergeleken met de brooduitdelingen die ook vandaag nog worden georganiseerd door politieke partijen in arme landen, om de sympathie van het gewone volk te winnen. Het soort sociaal werk, van partijen als Hamas in de Palestijnse gebieden, maar ook van de maffia in Zuid-Italië, waarmee ze aanhang ‘kopen’ en mensen aan zich verplichten. Deze uitleg ziet Jezus ook als het hoofd van een guerrillabeweging, met aanhang onder het gewone volk, die straks optrekt naar Jeruzalem om een opstand te ontketenen, die dan jammerlijk faalt. Klinkt misschien wat vergezocht, maar zo kun je er dus ook naar kijken. Is die wonderlijke brooduitdeling een kwestie van strategie?

Het lijkt er wel op dat Jezus precies weet wat hij doet. De mensen worden in groepen van honderd en vijftig neergezet. Waarom dat nodig is, die militaire precisie, wordt niet helemaal duidelijk. Of het moet zijn dat de leerlingen op die manier goed overzicht kunnen houden. Ze lopen langs de rijen als vroeger de ouderlingen bij het avondmaal. Ze halen de overgebleven brokken op, die al even nauwkeurig worden geteld. Twaalf manden over. Vijfduizend mensen gevoed. Alsof er rapport wordt uitgebracht.

Het is alsof Jezus precies weet wat hij doet. Bij het begin van de uitdeling, neemt hij de vijf broden en de twee vissen, kijkt omhoog naar de hemel, spreekt het zegengebed uit, breekt het brood en geeft het aan zijn leerlingen om het uit te delen: ‘Neemt en eet, gedenkt en gelooft, dat dit brood gemeenschap is met het lichaam van …’ enzovoort. Natuurlijk! Jezus viert hier avondmaal, de eucharistie. Tenminste, in de weergave van de evangelist klinkt de avondmaalspraktijk van de jonge kerk door. Het zijn cultische woorden die hier al worden gebruikt.

Dat maakt dat dit verhaal een zeggingskracht krijgt die het uittilt boven het anekdotische. Met andere woorden, het gaat niet om wat er ooit toen in het groene gras heeft plaatsgevonden, het gaat om de betekenis van dit wonder, dit verhaal, voor ons leven vandaag, voor de broodnuchtere praktijk in de wereld waarin wij nu leven.

Deel je brood met je naaste. Je copain. Dat hoeft niet je vriendje te zijn, je hoeft niet per se liefde voor hem of haar te voelen. Brood delen is een nuchtere zaak, maar wel elementair. Het maakt je beiden rijker. Dat weet iedereen uit ervaring. Je eet er zelf nauwelijks minder om. Je deelt je eigen armoede en dat verzadigt beiden. Samen heb je meer. Dat is het wonder dat hier ook plaatsvindt. Het werkt altijd weer, doe het maar gewoon.

Deel je brood met de mens die naast je is, je broeder, je zuster, de mens op je pad.
En dan in allerlei opzichten, delen, solidariteit, kameraadschappelijkheid. Waar mensen elkaar zien als concurrenten, daar worden grenzen opgetrokken, handelsbarrières, letterlijke muren om de ander op afstand te houden, buiten beeld. Maar kameraadschap is in de ander een lotgenoot zien, een medemens, een mens als jij. Jij zou die ander kunnen zijn. Copain, dat is, het brood samen. Niet mijn brood, waarvan ik iets uitdeel als een soort gunst, waar die ander dan weer dankbaar voor moet zijn. Nee het brood is van ons samen, het brood is ons gegeven. Geef ons heden ons dagelijks brood, het brood dat wij nodig hebben.

Wat geldt in het klein, tussen mensen onderweg, op school en in de kantine, op straat en in de kerk, dat geldt ook in het groot.
Brood delen, dat gaat ook over onze voedselproductie en ons voedselpatroon. In deze week van de Biddag voor gewas en arbeid, is het goed om dat er bij te betrekken. Dat zijn ingewikkelde vragen die de verantwoordelijkheid zijn van de politiek, maar daar zijn we, zeker als kiezers, allemaal weer bij betrokken. Hoe dan ook, het lijkt mij dat ook hier het copain-principe belangrijk is. Mijn brood is niet mijn brood. Het is geen kwestie van eerlijke verdeling alleen. Het gaat ook om de manier waarop we produceren, wie daar baat bij heeft en wie daar de gevolgen van moet dragen. Driekwart van wat wij in de landbouw produceren gaat naar de export. En driekwart van wat wij consumeren komt van de import. Iedereen voelt wel aan dat daar iets scheef zit.

Mijn brood is niet mijn brood. Het is ons allemaal gegeven, zoals de aarde vrucht voortbrengt voor al haar bewoners. Het land is niemands eigendom. De aarde is des Heren, zegt de bijbel. Ons kadaster vermeldt anders, maar God voert een eigen registratie.
Het gaat hier om een belangrijk principe: eerst ontvangen we, en dan delen we het. Of nog beter: we ontvangen het pas als we het delen.

Dat is het geheim van het avondmaal, dat is de kracht van de gemeenschap die ontstaat in en door het delen van het brood, co-pain.
Als ik de ander zie en behandel als een medebroeder of medezuster, als iemand met wie ik het brood deel en die met mij zijn of haar brood deelt, dan schept dat gelijkheid en solidariteit. Dan werpt die praktijk een dam op tegen iedere vorm van uitbuiting en exploitatie van de ander. Dan weet ik mijzelf gekend, als een mens die ook mag bestaan, omdat een ander met mij zijn brood wil delen. We laten elkaar toch niet verrekken?

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply