Uit de kinderbijbel waaruit ik uit mijn jeugd werd voorgelezen is er een verhaal dat me altijd is bijgebleven. Misschien omdat het niet ging over een Bijbelse geschiedenis maar over iets van het dagelijks leven. Het is het verhaal over je boterham.
Kijk eens voor je op het bord, daar ligt een boterham. Waar komt die boterham vandaan?
Die heeft je moeder bij de bakker gekocht, het brood.
En de bakker die heeft het brood gebakken van het meel dat hij gekregen heeft van de molenaar. (Het is al een beetje oud verhaal je hoort het wel.)
En die molenaar die heeft het meel kunnen malen omdat hij het graan had gekregen van de boer.
En de boer die had het graan geoogst van zijn land waar hij het op gezaaid had in het begin van het seizoen, toen hij de aarde had geploegd.
En dat graan was gaan groeien dankzij de zon en de regen op zijn tijd niet teveel en niet te weinig. En de zon en die regen, tja daar zorgt God zelf voor, daar kunnen we niets aan doen. Dat krijgen we: licht van de zon en regen op zijn tijd en die aarde brengt zo zijn vruchten voort.
Als je kijkt naar die boterham kun je ook begrijpen waarom je dankbaar mag zijn dat dat er ligt. Niet iedereen in de wereld heeft voldoende brood te eten – dat werd ons dan ook wel voor gehouden. Maar het brood is er vanwege de groeikracht die God aan zijn schepping heeft meegegeven. En, ook vanwege al die inspanningen die mensen hebben verricht: de boer en zijn knechten, de molenaar, de bakker en je moeder natuurlijk.
Zo ongeveer ging dat verhaal.
Zo heb ik het tenminste onthouden. En ik moest er weer aan terugdenken nu we het verhaal van het teken van het brood hebben gelezen.
Brood is essentieel. Alle menselijke culturen kennen zoiets als brood. Voedsel voor elke dag.
Geen wonder dat in de bijbel ook vaak sprake is van brood. En de verhalen van Jezus die het brood vermenigvuldigt zijn ons allemaal bekend. Iets in het wonder van het brood klinkt hier ook door.
Natuurlijk is er dat wonder van de vermenigvuldiging. Vijf broden en twee vissen die door Jezus veranderd worden in genoeg voor iedereen.
Maar dat is niet het enige wonder Misschien is het zelfs niet het belangrijkste wonder We moeten ons niet blindstaren op Jezus alleen. Die neiging hebben we bij de wonderverhalen. Maar als je er goed op let, niet alleen hier maar ook in andere wonderverhalen, is het altijd zo dat Jezus geen wonderen kan doen zonder anderen.
Kijk maar.
Er is alles eerst dat jongetje met zijn vijf broden en twee vissen.
Er is Andreas die dat jongetje ontdekt en bij Jezus brengt.
Er zijn natuurlijk de mensen die gekomen zijn om naar Jezus te luisteren, en als Jezus zijn zegenbede over het brood en de vissen heeft uitgesproken, zijn er de leerlingen die rondgaan om het uit te delen en straks om wat over is gebleven weer op te halen.
Het is net als bij dat kinderbijbelverhaal van die boterham. Er is een hele keten van mensen nodig om dat op mijn bord te krijgen. Zo zijn er ook allerlei mensen betrokken bij het wonder van de broodvermenigvuldiging. Het zou onzinnig zijn als Jezus zijn wonder alleen maar voor zichzelf zou doen, in zijn eentje. Het is zelfs onmogelijk dat hij dit wonder, dat eigenlijk een wonder is van verdelen, zou kunnen doen zonder die broden en die vissen die hem aangereikt worden. Het brood komt niet uit de hemel vallen…
Ook in andere wonderverhalen is iets vergelijkbaars aan de hand. Let er maar eens op. Er is altijd een vorm van samenwerking, van coöperatie, tussen Jezus en mensen of tussen Jezus en de elementen. Geen wonder staat op zich.
Geen mens staat op zichzelf. We hebben altijd anderen nodig, zelfs voor Jezus geldt dat dus ook.
Ik denk dat we hier bij een belangrijk punt zijn, een belangrijke les uit dit verhaal.
Want daar gaat het natuurlijk altijd om, wat heeft zo´n verhaal – zeker als het zo bekend is – je nu eigenlijk te zeggen.
Vandaag zou ik dus dat punt naar voren willen halen en willen benadrukken.
Het echte wonder staat niet op zichzelf. We hebben elkaar nodig, om iets tot stand te brengen dat verder gaat dan we in ons eentje zouden kunnen, dat een wijdere werking heeft dan ieder voor zich tot in staat zou zijn.
Is dat misschien wat Jezus ons leren wil, in dit teken?
Het evangelie spreekt niet zomaar over ‘tekenen’ waar wij gewend zijn om het over wonderen te hebben. Maar een wonder, heeft de neiging om alle aandacht op zichzelf te vestigen, of op de wonderdoener, de magiër met zijn of haar bijzondere krachten. Een teken, is iets dat verder wijst, dat naar een diepere dimensie wijst.
Ook voor God geldt, ook voor Jezus, Hij heeft mensen nodig.
Het is niet toevallig, dunkt me, dat in de weergave van dit verhaal – u zult het ook gemerkt hebben – een verwijzing doorklinkt naar de manier waarop in de gemeente het avondmaal wordt gevierd. Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit, en verdeelde het brood onder de mensen.
Dat is haast letterlijk zoals wij het ook vieren, met dezelfde woorden, zoals Jezus het ons zelf heeft voorgedaan aan zijn leerlingen en zoals de kerk het heeft overgenomen, het teken (!) van brood en beker, de dankzegging – eucharistie – de maaltijd van de Heer.
Zoals zijn discipelen als het ware als de ouderlingen door de rijen gaan, en het overgeblevene verzamelen.
Het is niet toevallig, dat deze toespeling hier wordt gemaakt. Want wat is de maaltijd nu anders dan een teken dat je op elkaar bent aangewezen. De een reikt de ander het brood aan, en het zout, en het zoet en wat niet meer. We delen het met elkaar – en dan wordt delen vermenigvuldigen, u kent de woordspeling. Hoe belangrijk is dat. Hoe wezenlijk.
Is dat niet wat Jezus zelf in zijn maaltijdpraktijk altijd heeft voorgedaan? Waarmee Hij als het ware zijn eigen prediking in praktijk bracht, doet wat Hij verkondigt, zijn leven geven voor velen?
Hoe fijn is het niet als je bij de maaltijd samen bent. Juist daar vier je de gemeenschap. Als er een feestje in de familie is, dan willen we er graag samen bij eten.
En natuurlijk, er zijn ook veel mensen die iedere dag alleen moeten eten. Omdat ze alleen gaand zijn of omdat ze alleen zijn komen te staan, de kinderen uitgevlogen, noem het maar op. Dat is niet altijd makkelijk. Juist dan weet je hoe fijn het is als er iemand mee eet, of als je ergens anders aan kunt schuiven.
Maar zelfs als je alleen aan tafel gaat, dan nog geldt de les van de boterham, of welk voedsel er ook voor je ligt. Het is er niet gekomen, zonder Gods goedheid en zonder de inzet van talloze mensen in de productieketen van ons voedsel… Zelfs in je eentje ben je aan tafel niet alleen.
Het verhaal van het brood. Daar zit heel wat in.
Ik noemde al even het avondmaal. Zo wezenlijk voor de christelijke gemeente, door alle eeuwen heen.
Dit wonderverhaal, zo noem ik het toch maar even, van de broodvermenigvuldiging komt ook bij de andere evangelisten voor, zelfs tweemaal, met een verschil in aantallen en in locatie, dat laten we nu maar zitten. Wat dit vierde evangelie van Johannes o.a. bijzonder maakt is hierin niet, zoals bij de anderen, verteld wordt van Jezus’ laatste maaltijd op de avond voor zijn dood. Zeg maar, wat wij de instelling van het avondmaal noemen. Maar in plaats daarvan speelt het sacrament op een verborgen manier, in dit verhaal, zijn betekenisvolle rol.
Alle wonderen in het evangelie zijn tekenen. En ze zijn dikwijls aanleiding tot diepzinnige uitweidingen, en voor die plechtige zelf-uitspraken van Jezus, die zo typisch zijn voor het verhaal van Johannes: Ik ben het brood dat leven geeft, zegt Jezus (6: 35). Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.
Dat zijn mooie, krachtige beloften.
Maar we hebben soms de neiging die vrome teksten uit hun verband te lichten en ze al te persoonlijk te maken. Dan wordt het een individuele vroomheid en juist dat is precies wat dunkt me in dit verhaal, maar in heel Jezus’ prediking voorkomen wil worden.
Vandaar die nadruk op dat gemeenschappelijke. Op de samenwerking en de medewerking, van al die mensen, die nodig zijn om het brood te maken, om die boterham op je bord te krijgen, zeg maar.
Die nadruk op het gemeenschappelijke, dat is ook wat bij het avondmaal of de eucharistie voorop staat. Eten doe je samen, in verbondenheid met elkaar, de gemeenschap om je heen, de gemeenschap door alle tijden, de gemeenschap met de levende Heer. Er zijn culturen waarin dat veel meer vanzelfsprekend gebeurt, daarom is het misschien wel belangrijk voor ons om ons daar meer op in te zetten. Aan tafel ontdek je de werkelijke betekenis van het evangelie, het goede nieuws.
Waar gemeenschappelijkheid ontbreekt; waar de onderlinge samenwerking hapert, waar wij elkaar het brood, het leven, niet meer aanreiken en doorgeven – daar valt alles stil. We hebben elkaar nodig, in allerlei opzichten; geen mens leeft op zichzelf, of kan in zijn eentje overleven.
Is dat ook niet precies de tragiek in Jezus’ eigen levens- en lijdensverhaal dat we in deze weken overdenken?
Toen het erop aankwam, kwam hij alleen te staan. Ontvielen Hem de vrienden, de een na de ander. Ontvielen Hem de mensen.
Het is alsof Jezus zelf al iets van dat heeft voorvoeld.
Aan het einde van het verhaal van het brood, horen we dat Hij de eenzaamheid opzoekt, als de mensen verkeerde verwachtingen van hem koesteren; als de mensen het van Hem alleen verwachten.
Hebben ze het teken van het brood, de les van de boterham op je bord nog niet begrepen?
Waar wij het leven samen delen, samen leven, gericht op elkaar en verbonden met elkaar, daar wordt het leven vermenigvuldigd, daar is genoeg voor iedereen; daar wordt Gods leven en goedheid zichtbaar in mensen die doen wat Hij ons heeft voorgedaan. Doet dit tot mijn gedachtenis.
Deel het leven en deel zijn liefde uit.
AMEN
No Comments