Overdenking

Blijvend verbonden (Lc. 24: 36 – 53 – Hemelvaart 2025)

Als je zegt dat iets gaat gebeuren als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, dan betekent dat: nooit. Het is een uitdrukking in onze taal. Net zoiets als Sint-Juttemis.
Pasen en Pinksteren zullen nooit samenvallen, want er zit 50 dagen tussen beide feesten, dat zit al in het woord Pinksteren. En daartussen is het ook nog Hemelvaart, 40 dagen na Pasen.

Dat is de tijdsindeling van de christelijke feestkalender.
Maar als je de chronologie van het evangelie aanhoudt, dan gaat het al wat schuiven. Bij de evangelist Johannes staat dat Jezus op de avond van zijn opstanding zijn adem uitblaast over de leerlingen en hen de heilige Geest schenkt (20: 22) – dat lijkt dus op Pasen en Pinksteren op één dag. En bij Lucas, dat wij vanmorgen hebben gelezen, vinden alle gebeurtenissen na de opstanding op dezelfde dag plaats en zou je het zo kunnen lezen dat de hemelvaart in één en dezelfde beweging wordt gemaakt: “Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, ging Hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.” We hebben opzettelijk het voorafgaande gesprek ook gelezen, om dat te benadrukken.

Het getal van 40 dagen tussen Pasen en Hemelvaart vermeldt Lucas weliswaar in het meer bekendere gedeelte uit Handelingen. Het gaat er niet om de ene tekst tegen de andere uit te spelen. Waar het wel omgaat is om het onderlinge verband tussen de verschillende gebeurtenissen te benadrukken. Pasen – Hemelvaart – Pinksteren. Feitelijk is het één beweging, zijn het samenhangende feesten voor de kerk en voor het geloof. En eigenlijk zou je daar het Kerstfeest ook bij moeten betrekken. Dat komt beter tot uitdrukking als we het evangelie als geheel lezen.

In de liturgie spelen we dat na. De eerste helft van het kerkelijk jaar, dat bepaald wordt door de grote christelijke feesten in hun onderlinge samenhang. Ze vertellen het grote verhaal van God en mensen, van de menswording van God in Jezus de Jood, de Mensenzoon – en hoe wij daarmee verbonden blijven. Dát is aan de orde in de verschijningsverhalen na Pasen. Dat is ook aan de orde bij Hemelvaart en bij Pinksteren, de gave van de heilige Geest.
Die onderlinge verbondenheid, van de feesten, maar ook daarin van God en mensen, van hemel en aarde, dát willen we vandaag benadrukken.

We zijn geneigd om hemel en aarde als een tegenstelling te zien. Dat ziet er diep in.
De hemel, dat is niet alleen het blauwe firmament – je kijkt de oneindigheid in. Het is ook voor gelovigen de verblijfplaats van God, de Eeuwig ongeziene – welk beeld je daar verder ook bij hebt. Waar wij letterlijk en figuurlijk geen zicht op hebben.
Dan benadruk je de afstand.
Dat is zeker in lijn met de bijbel. Bij de Prediker staat het heel beknopt: God is in de hemel en jij bent op aarde – en dan is zijn conclusie: ‘dus moet je spaarzaam zijn met je woorden’ (5: 1). Een wijze les.
Hemel en aarde als tegenstelling. Bij de schepping al gescheiden en tegenover elkaar gesteld.
Dus, als Jezus na zijn aardse leven naar de hemel gaat, dan stellen we ons dat voor als een afscheid, een scheiding, niet meer aanwezig maar afwezig, onbereikbaar geworden voor elkaar. Maar klopt dat wel?

Er zijn een paar redenen om dat te nuanceren.
Er staat dat Jezus in de hemel wordt opgenomen, niet dat hij daarin verdwijnt. Dat lijkt me toch een verschil.
Na Pasen gaat het om Jezus’ verschijnen, niet om zijn verdwijnen. Dat is de kern.
Hij verschijnt als de verhoogde, opgestane, levende Heer. Dat is het thema in de verschijningsverhalen. We hoorden hoe Jezus zelf in het midden van de kring van leerlingen staat, hoe hij zijn vredesgroet laat klinken. Hij nodigt hen uit om de wonden te betasten – hij is het echt, de mens die door het lijden is gegaan. Hij eet met hen een stukje geroosterde vis – hij is echt, geen geestverschijning, maar levende mens. Hij eet het voor hun ogen op, staat er, om dat te benadrukken. En dan gaat het opnieuw over wat er allemaal al in de Schriften stond geschreven, hoe zijn weg zou gaan.

Opmerkelijk overigens – in de zijlijn genoteerd – dat hier het verstand van de leerlingen ontvankelijk wordt gemaakt; de twee leerlingen uit Emmaüs bleven onderweg verblind, hoewel Jezus ook toen al de Schriften verklaarde.
De leerlingen worden tot getuigen gemaakt. De discipelen worden apostelen.
Jezus zegt: Ik zend jullie wat mijn Vader heeft beloofd. Blijf in de stad (Jeruzalem) tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed. Dat duidt op de heilige Geest, zeker. Maar het is opvallend dat deze uitdrukking wordt gebruikt. Kracht uit de hemel, kracht van omhoog.
Dat is dus eigenlijk de omgekeerde beweging.
Jezus wordt dadelijk in de hemel opgenomen, maar aan de leerlingen is daarvóór al beloofd: kracht uit de hemel.
Twee bewegingen die in elkaar overlopen, zo zou je dat kunnen voorstellen.
Dat versterkt volgens mij die verbondenheid, die onderlinge wisselwerking en afhankelijkheid die blijft. Niet het gescheiden zijn is het dominerende motief, maar de verbinding. De kracht uit de hemel, die de leerlingen bekleden zal, ook een sterk beeld. Een kracht die bezit van ze zal nemen, doordringend.

Daarnaast, dat is het tweede, valt de reactie van de leerlingen op.
Er staat dat ze als Jezus in de hemel is opgenomen, hem aanbaden en in grote vreugde terugkeren naar Jeruzalem.
Aanbidding en vreugde, het zijn niet de reacties die je verwacht bij een verdrietig afscheid of een smartelijke scheiding. Van vreugde was hiervoor ook al sprake (vers 41). Het benadrukt op een andere manier dat niet gemis of tekort de boventoon voert, maar vreugde en nieuwe kracht uit een bijzondere verbondenheid. De leerlingen – de christelijke gemeente – blijft in lofprijzing en gebed op zijn innigst met de Opgestane Heer verbonden. Daar ontleent ze haar kracht aan én haar vreugde.

Er is nog iets in de tekst, als derde, dat die verbinding onderstreept.
Dat is de zegen.
Jezus heft zijn handen op en zegent zijn vrienden. Terwijl Hij hen zegent, wordt hij in de hemel opgenomen.
Het is een sprekend gebaar, dat hoef ik niet uit te leggen, dat herkennen we allemaal.

Er is veel liturgie in deze slotscènes. Zo kun je er ook naar kijken. Het samen eten; het onderwijs uit de Schriften, Wet, Profeten en Psalmen – de drie delen van Tenach (joodse bijbel); er is de aanbidding, lof en gebed en er is dus die zegen als laatste, veelzeggend, gebaar. Ga in vrede en wees tot een zegen.

Wat daar nog bijkomt, is dat je binnen het evangelie van Lucas een verbinding kunt leggen tussen begin en eind.
Het verhaal van Lucas begint in Jeruzalem, in de tempel waar Zacharias de engel op bezoek krijgt die een geboorte aankondigt, een nieuw begin. Zacharias is zo van zijn stuk, dat hij de zegen niet kan geven aan het volk – dat blijft dus nog openstaan als het ware. Totdat hier, aan het einde, als  Jezus als de andere hogepriester zo te zeggen, de tempeldienst definitief vervult – het voorhangsel is gescheurd, en Hij wél de zegen uitspreekt, urbi et orbi, stad en land en de wereld wijd. Nou ja, dat staat er niet letterlijk, maar als de leerlingen worden gezegend dan wij als christelijke gemeente erbij, zou ik zeggen, en alle andere mensen van goede wil. Hemel en aarde.
Want Gods zegen is niet benepen, toch?

Zegen verbindt.
En dat is wat vandaag op de voorgrond mag staan bij de viering van Hemelvaart.
In het geloof gaat het om de ene werkelijkheid van ons leven, die wij delen met alle mensen en met alles wat leeft en ons omringt. We geloven dat dit de werkelijkheid van God is, zijn schepping, die door Zijn geest van liefde en barmhartigheid in stand wordt gehouden. Geloven gaat niet over een andere werkelijkheid, een wereld achter onze wereld, of boven onze wereld, maar over deze werkelijkheid anders, anders zien en beleven. In het licht van Gods genade.

Precies zo kun je je voorstellen dat Jezus – en alles waar Hij voor staat, de liefde van God die geen onderscheid maakt – deel blijft uitmaken van onze wereld en onze werkelijkheid, maar dan anders dan in de tijd van zijn zichtbare, menselijke presentie. Net zoals dat voor ons geldt, voor de mensen met wie wij hebben geleefd en die er nu niet meer zijn; in onze gedachten, in onze herinneringen, in ons hart zijn ze altijd bij ons. Twee zijden van de ene werkelijkheid van hun aanwezigheid.

Zo is het ook met Jezus.
Hij is niet elders, niet ver weg, niet in een hemel afgesloten van de aardse realiteit, gescheiden, onbereikbaar, maar hij is en blijft deel van onze werkelijkheid, als voorwerp van geloof en aanbidding, als diepere grond van ons bestaan, als levende inspiratie voor mensen vandaag in hun strijd voor een wereld die meer beantwoordt aan de liefde en barmhartigheid van God.

Daarom past Hemelvaart ook in het rijtje van de grote Christusfeesten, van Kerst – Pasen en Pinksteren, waarin het telkens erom gaat te vieren dat Jezus leeft. Niet dat hij geleefd heeft, maar dat hij leeft, in de gemeente, in mensen, in het levende woord, in daden van liefde en gerechtigheid, enzovoort, in de minsten van de mensen, in de mens naast mij, mijn broeder, mijn zuster, mijn medemens.

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Jan Drewel 29/05/2025 at 21:06

    Onder het koffiedrinken werd ik erop gewezen dat jouw preek ook op jouw website staat. Mooi om na te kunnen lezen! Ik heb het doorgegeven aan onze gemeenteleden die de nieuwsbrief van De Dollert ontvangen. Voor mijzelf ook mooi – de inhoud is meer dan de moeite waard om nog eens te lezen. Hartelijke groet!

  • Leave a Reply