De normale domineesroutine is, dat er een Bijbeltekst op het rooster staat, die het onderwerp vormt voor de preek. Je begint bij de tekst en komt dan op het thema.
Maar vandaag is dat dus omgekeerd. Het begint met het thema en daar zoek je dan een passende Bijbeltekst bij.
Dat heeft altijd iets willekeurigs.
Tweede van serie van drie preken over ‘vergeten groenten’
Waarom zouden we bij het thema bescheidenheid een verhaal lezen over een koning? Gaat dat wel goed samen, koninklijke hoogheid en bescheidenheid? Bescheidenheid moet je toch niet zoeken bij de macht, de hooggezetenen, de heersers van alle tijden?
Er wringt iets.
Zeker bij deze koning Salomo, de machtigste koning die het volk Israël in de geschiedenis ooit heeft gehad, toen het rijk zijn grootste omvang had. Een koning die volgens de verhalen in het boek van de Koningen, de tempel liet bouwen, een gigantisch bouwwerk dat iedereen in die tijd imponeerde. Hoezo bescheiden? Een koning die baadt in weelde, die een grote huishouding voert. Hij heeft, als we de bijbelse bronnen geloven mogen, 700 hoofdvrouwen en 300 bijvrouwen; hij heeft daarnaast de beschikking over een rijke stoeterij. Salomo bouwt niet alleen een tempel, maar ook een groot paleis voor zichzelf – de Bijbeltekst vermeldt keurig de maten, dus we weten dat zijn paleis nog een stuk groter was dan de tempel. Daarom nogmaals: hoezo bescheiden?
Dan zijn er toch wel andere, betere voorbeelden te vinden in de Bijbel.
Het heeft natuurlijk alles te maken met het gebed van Salomo, dat we vanmorgen hebben gelezen. Vandaag gaat het niet zozeer over zijn persoon, we geven geen karakterbeschrijving of beoordeling van zijn persoonlijkheid. We laten de bijzondere verhalen over zijn bouwactiviteiten en over zijn uitzonderlijke wijsheid, over het bezoek van de koningin van Seba, alles wat tot onze verbeelding spreekt, voor het grootste deel buiten beschouwing. We zoomen in op dat gebed, waarin Salomo niet om rijkdom, macht of een lang leven vraagt, maar om een ‘opmerkzame geest’. En dat is tot genoegen van God: ‘Het beviel de Heer dat Salomo juist hierom vroeg’ (I Kon. 3: 10).
Is dat nu een teken van bescheidenheid, of is het bewijs van de fameuze wijsheid van Salomo? Misschien wel allebei.
Het woord bescheidenheid valt in dit verband niet. Ik vraag me zelfs af of het wel in de Bijbel voorkomt, maar de zaak zelf natuurlijk wel.
Bescheidenheid heeft te maken met maat weten houden. Niet te hoog van de toren blazen. Niet vooraan willen staan of jezelf op de borst kloppen. Niet al te nadrukkelijk aanwezig zijn. De ander ruimte geven, een ander voor laten gaan. En zo voort.
Dat zijn allemaal eigenschappen die zich moeilijk laten combineren met het koningschap en al het daarbij horende vertoon, merkten we al op. Maar een koning in Israël, dat is toch net even anders. Er is in de Bijbel een constante lijn van kritiek op het koningschap, op de machthebbers, die hun macht misbruiken, die zichzelf verrijken, op macht die zich zichzelf centraal stelt.
We hebben niet voor niets uit Psalm 72 gelezen, de koningspsalm, die overigens op naam van dezelfde koning Salomo staat.
Een koning in Israël is een dienstknecht, een herder. Een koning staat ten dienste van de gerechtigheid – een echt Bijbels grondwoord –: ‘Moge hij recht doen aan de zwakken / redding bieden aan de armen / maar de onderdrukker neerslaan’ (Ps. 72: 4).
De koning in Israël staat in dienst van vrede en gerechtigheid, met die opmerkelijk poëtische zin: ‘moge de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat’ (vers 7).
Koning Salomo nadert dit ideaal.
Maar ook zijn geschiedenis is die van een koning die ten val komt, niet door zijn bescheidenheid, maar door de hoogmoed die het uiteindelijk wint. Met die 1000 vrouwen is het eigenlijk al misgegaan. Als je de moeite neemt om de eerste hoofdstukken van het eerste boek Koningen door te lezen, zie je hoe het langzaam maar zeker de verkeerde kant op gaat. En hoe het noodlottige einde zich al van te voren aandient.
Het lijkt een geschiedkundige wetmatigheid. Macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut.
Niettemin houden we het vandaag bij dat gebed, de bede om een opmerkzame geest.
Teken van een heilzame bescheidenheid.
Er zijn een paar opmerkelijke dingen bij dit fragment waar ik graag de aandacht op wil vestigen.
Allereerst dat deze scène onderdeel is van een droom die Salomo heeft. Hij staat aan het begin van zijn koningschap en voelt zich jong, zonder ervaring, onzeker zouden we zeggen.
In de nacht droomt hij dat de Heer hem verschijnt en hem zegt: ‘vraag wat je wilt, ik zal het je geven’. Het lijkt een motief uit een sprookje. Een soort inwijdingsritueel in zijn koningschap, een test of hij, de koning, het juiste weet te kiezen.
In de Griekse mythologie is er het verhaal van koning Midas. Die mag van de godheid Dionysus een wens doen en Midas wenst dan dat alles wat hij aanraakt in goud verandert. Dat gaat even goed, maar als hij het eten dat hem wordt geserveerd aanraakt, verandert ook dat in goud. Zodat de koning met hangende pootjes terug moet naar de godheid om zijn wens ongedaan te maken.
Koning Salomo slaagt voor de test. Hij vraagt niet om ‘een lang leven of grote rijkdom of om de dood van zijn vijanden’ – de drie verzoekingen. Hij bidt om een ‘opmerkzame geest’, of zoals het er staat in de woorden van de Heer zelf, om ‘het vermogen tot luisteren en te onderscheiden tussen recht en onrecht’ (vers 11).
Overigens heeft het woord bescheidenheid ook te maken met het kunnen onderscheiden. Weten waar het op aankomt. Onderscheidingsvermogen. Wat belangrijk is en wat niet.
Het tweede dat aandacht vraagt zijn juist deze woorden: een opmerkzame geest.
Je komt verschillende vertalingen daarvan tegen. Dat betekent vaak dat de oorspronkelijke woorden niet één op één te vertalen zijn, maar dat ze meer betekenisnuances met zich meedragen.
Een opmerkzame geest.
Een opmerkzaam hart, staat er in de oude vertaling.
Een verstandig hart, zegt de Statenvertaling.
Een horend hart, vertaalt de Naardense Bijbel. En zo wordt het ook in de Duitse bijbel vertaald: ein hörendes Herz.
Ik noem dat even, omdat ik die vertaling laatst tegenkwam in een klein boekje van de Duitse socioloog Hartmut Rosa. Daarin neemt hij het motto op van koning Salomo’s wens om een horend hart te ontvangen, voor een eigentijdse beschouwing over onze democratie. Elders heb ik daar uitgebreider over geschreven. Hier een enkele opmerking.
Democratie is volgens Hartmut Rosa het vermogen om samen te leven met alle verschillen tussen mensen, meningen, overtuigingen, religies enzovoort. Hoe doe je dat op een goede manier? Hij schrijft dan dat hij lang heeft gedacht dat democratie gaat over ‘een stem hebben’ en die kunnen laten horen. Steeds meer beseft hij dat het nog belangrijker is om het ‘vermogen om te horen’ te ontwikkelen. “Het volstaat niet dat ik een stem heb die gehoord wordt, ik heb ook oren nodig om de andere stemmen te horen”. Meer nog dan kunnen horen gaat het om willen horen, om een open, horend hart. Rosa verwijst in dat verband naar het gebed van Salomo.
Het vermogen om te luisteren – niet alleen aan te horen, maar ook werkelijk luisteren, doorvragen, met oprechte interesse; niet om meteen al met je ‘ja maar’ klaar te staan, met jouw mening, jouw gelijk – echt horen wat die ander beweegt, bezighoudt, bezielt.
En daarnaast, in de ene adem van het Bijbelvers, te onderscheiden tussen recht en onrecht – dat is de ware bescheidenheid, die bescheid weet – een oude uitdrukking – die we zo nodig hebben in de tijden waarin we nu leven en proberen met vallen en opstaan samen te leven.
Bescheidenheid is dus ook een maatschappelijke deugd.
Het is meer dan een persoonlijke kwaliteit, een individuele goede karaktereigenschap. Bescheidenheid is een sociale eigenschap, wordt gevormd in het maatschappelijke verkeer. Dat gaat van het letterlijk verkeersgedrag tot ons gedrag op sociale media. Dat we het daar broodnodig hebben, zal niemand in deze tijden van verhuftering betwisten, dunkt me.
Er valt uiteraard nog veel meer over bescheidenheid te zeggen.
Maar we kunnen deze overdenking niet afsluiten, zonder ook nog op de andere kant te wijzen. Want het is niet voor niks dat bescheidenheid vaak in één adem wordt genoemd met valse bescheidenheid.
Bescheidenheid is een deugd, jazeker, maar het misbruik daarvan ligt gemakkelijk op de loer.
We kennen allemaal de valse bescheidenheid. Dat is eigenlijk hoogmoed verpakt als bescheidenheid. Verdubbelde eigenwaan.
Jezus vertelt een gelijkenis over de gasten bij een bruiloft (Lc. 14), over mensen die snel vooraan gaan zitten op de ereplaatsen en over mensen die achteraan zitten en dan naar voren worden geroepen. Er zijn ook mensen die met dat oogmerk alvast achteraan gaan zitten, om zich naar voren te láten roepen.
Daarnaast is bescheidenheid misplaatst, als mensen zich zelf daarmee te kort doen.
‘Bij feestelijke gelegenheden wordt die bescheidenheid dan door mensen die daar minder last van hebben, geprezen en krijgt de brave jubilaris te horen dat hij eigenlijk veel te bescheiden was. Maar dan is het al te laat’ (Cornelis Verhoeven).
Bescheidenheid is ook vals, als het niet gepaard gaat met een gezond zelfvertrouwen. Alles gaat altijd over de juiste balans. Als je je kinderen alleen maar inpepert dat ze bescheiden moeten zijn, dan leidt dat niet tot bescheidenheid, maar tot onzekerheid en gebrek aan vertrouwen.
Teveel bescheidenheid kan een mens in de weg zitten. Het kan je verhinderen uit te groeien tot een gebalanceerde persoonlijkheid. Het kan zorgen voor een chronische onzekerheid, die je hindert in het sociale verkeer.
Dat is allemaal zo, en we moeten onder ogen zien dat het vaak in christelijke kring zo is gegaan. ‘Wees jij nu maar de minste’, werd er dan gezegd. Bescheidenheid siert de mens. Allemaal waar, maar wat waar is in het algemeen kan in het bijzondere geval soms onwaar zijn.
Daarom is het goed nogmaals te onderstrepen dat bescheidenheid te maken heeft met het vermogen tot onderscheiden. Tussen recht en onrecht, zoals in de tekst staat. Zoals een koning als Salomo onderscheid moet maken tussen recht en onrecht, in een tijd ver voor de scheiding der machten. Onderscheiden tussen wat heilzaam is en wat niet. Wat recht doet aan de zwakken en redding biedt aan de armen, om nog een keer de Psalm te citeren.
Want, bescheidenheid is ook het vermogen om het kwetsbare te ontzien, om de weerloze te beschermen. Dat is allemaal gegeven met het recht en de gerechtigheid, waar het in de gedroomde werkelijkheid van Gods koninkrijk om draait. Dat wij mensen tot ons recht komen… terecht komen. En vooruit, laten we niet te bescheiden zijn: de hele schepping erbij.
AMEN
1 Comment
Dank voor deze prachtige overweging, die mij als kind van streng gelovige ouders ( eerst de ander, dan jij) en moeder van vier (ook de ander) zeer herkenbaar, confronterend en dierbaar is.