Overdenking

Benevens veel vee, Jona (part two)

Jona krijgt een herkansing.
Dat geldt ook voor u, als u toevallig de vorige zondag hier niet was. Dat is niet erg, je kunt niet elke zondag naar de kerk. Maar vorige week hebben we het eerste deel van het verhaal van Jona gehoord. Vandaag gaat het verder. De herkansing.

Het begint eigenlijk precies zoals het de vorige keer begon.
De Heer richt zich tot Jona: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad…’

De eerste keer, maakt hij zich inderdaad gereed, maar ging hij linea recta de andere kant op. Werkweigering. Jona denkt voor Gods aangezicht te kunnen vluchten, maar de storm op zee roept hem terug. Hij duikt drie dagen en drie nachten onder in de buik van de vis. Maar nu, nu is het allemaal anders.
Jona krijgt een herkansing.
Nu horen we, net als de vorige keer: En Jona maakte zich gereed, maar nu volgt er: … en hij ging naar Nineve, zoals de Heer hem had opgedragen.

Jona is een wonderlijk kereltje. Dat hadden we al gemerkt. Wie denkt er nu weg te kunnen vluchten voor het aangezicht van de Heer? Wie denkt er nu onder zijn verantwoordelijkheid uit te kunnen komen. Jona gaat zijn eigen gang. Eigenwijs?

En als je denkt dat hij nu eindelijk in het gareel is, kopje onder geweest, lesje geleerd, dan heb je het mis.
Het wonderlijke verhaal van Jona gaat even wonderlijk verder.

Jona gaat die onmogelijk grote stad in. Je doet er drie dagen en drie nachten over, de tijd dat je in een buik van een vis kunt overleven, om de stad door te komen – overdrijven is een bijbelse vertelkunst.
Hij verkondigt daar in Nineve de woorden die God hem heeft opgedragen. Tenminste, daar mogen we van uit gaan, al laat de letterlijke tekst dat subtiel in het midden. Maar goed, Jona verkondigt als een echte onheilsprofeet de ondergang van die grote stad. Nog veertig dagen. Aftellen maar.

Maar wat gebeurt er? De stad komt tot inkeer. Van laag tot hoog, iedereen gelooft God, staat er, en ze roepen een vasten uit en de koning komt er zelfs bij, hij legt zijn staatsiegewaad af en trekt het boetekleed aan. Hij verordonneert dat iedereen moet vasten, zelfs de runderen, de schapen en de geiten. De dieren mogen niet grazen en geen water drinken. En iedereen, mens en dier (!) moet zich hullen in een boetekleed en luidkeels God aanroepen. Loeien, blaten en mekkeren?

Nou ja, als je je het even probeert voor te stellen, dan schiet je toch in de lach.

Het is deel, dunkt mij, van de humor die dit wonderlijke verhaal ook bevat, en met opzet. Niet alleen de figuur van Jona, ook allerlei andere onderdelen van het verhaal worden grotesk uitvergroot.

Het onvoorstelbare gebeurt. De miljoenenstad bekeert zich op slag en stoot. De machtige hoofdstad van het Assyrische rijk, luistert naar een onbetekenend profeetje uit het ministaatje Israël. Heb je het ooit.

Maar dan gaat de aandacht weer naar Jona.
In plaats van dat hij blij is dat zijn woorden effect hebben; dat hij opgelucht is als het kwade voornemen van God niet uitgevoerd hoeft te worden, is hij boos en verongelijkt. Hij had zich juist zo verheugd op dat spektakel. Hij is er speciaal eens goed voor gaan zitten.

Jona, de narcist die zijn zin niet krijgt. Zijn reactie is een overreactie. Laat mij maar doodgaan… Zo hoeft het voor mij niet meer…
hij zegt nog iets wonderlijks: ‘Ik wist het wel. U bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en bereid het onheil af te wenden.
Nou, precies daarom ben ik eerst gevlucht…

Zie je hoe ongerijmd dit is. God die voor de voeten geworpen krijgt, dat hij genadig en geduldig is. God die het verwijt krijgt dat hij bereid is onheil af te wenden. Alsof Jona doordat Nineve wordt gespaard, groot onrecht is aangedaan.

En de grap is natuurlijk ook nog, dat Jona eigenmondig verwoordt, hoe diezelfde God met hém omgaat.
Want dat is ook zo opmerkelijk aan deze wonderlijke vertelling, dat God eindeloos geduld heeft met zijn opstandig profeetje. De laatste les is die van de wonderboom. In één nacht opgekomen en in één nacht afgestorven, zodat Jona, eerst in zijn nopjes in de schaduw, nu in de verzengend zon opnieuw bidt om maar dood te mogen gaan. Euthanasie op verzoek vanwege voltooid leven?

Nee, hij moet nog één les leren. Het verhaal eindigt met een open vraag:
Als jij al verdriet hebt over die boom, zou ik – God de Heer – dan geen verdriet hebben om Nineve, de grote stad, met al zijn duizenden mensen, en dan nog al die dieren?

Wat moeten we met dit verhaal van Jona?
Er zijn verschillende uitleggingen, die allemaal iets anders benadrukken.
De een concentreert zich meer op de figuur van Jona, of op de aard van de profetie in het algemeen. Een andere uitleg legt de nadruk op bekering, als een soort refrein. De stad die zich bekeert, Jona die bekeerd wordt, letterlijk om moet keren, tot twee maal aan toe.

Er is ook een uitleg die het boekje plaatst in de discussie of God de Heer zijn goedheid beperkt tot het volk Israël, of dat God genadig en liefdevol is voor de hele wereld, ook voor de volkeren.
Die laatste lijn, Gods universele liefde, klinkt dan als onderliggende boodschap door in het verhaal van Jona.
Ook Nineve, de grote stad, is voorwerp van Gods genade. Rahab en Babel zullen u behoren, Psalm 87. Rahab is Egypte en Babel staat voor Babylon. De twee typische tegenstanders in de geschiedenis van Israël. In Egypte was het volk in slavernij; in Babel ooit in ballingschap. Maar juist die twee, ja alle volken, zullen erbij horen. En op zijn rol waar hij de volken schrijft, zal Hij hen tellen als in Israël ingelijfd.

Nu we op deze zondag de bijzondere relatie van de christelijke kerk met haar joodse wortels vieren, is het niet verkeerd om deze lijn te benadrukken. Want wij, wij horen ook bij die volken. Wij, zijn er later bijgekomen, als in Israël ingelijfd, geënt op de edele olijf – om een beeld van Paulus te gebruiken. Ook wij mogen meedoen in de grote beweging van Gods liefde, die niemand uitsluit of buitensluit of wegduwt of tegenhoudt.

Dát is wat Jona moet leren en wat wij moeten leren, als christelijke kerk en als mensen. Maar het valt Jona zwaar. Om blij te zijn voor een ander. Om te beseffen dat Gods goedheid altijd groter is. Of hem dat ooit gelukt is, laat het verhaal open… zodat het verhaal zich daarmee op een bijzondere manier opent naar ons hedendaagse lezers.

Kijk hem daar zitten onder zijn wonderboom.
In zijn boekje over Jona noemt ds. Wim van der Zee het een loofhut. Dat is mooi gevonden.

Momenteel vieren de vrome Joden hun Loofhuttenfeest (Soekkot). Ze bouwen dan van bladeren een tijdelijk verblijf in tuin of op hun balkon. De loofhut is een herinnering aan de 40 jaren die het volk volgens de overlevering in de woestijn, onder Gods open hemel, heeft doorgebracht, op weg naar het beloofde land. Het is de plaats waar je gedenkt dat je door God zelf uit de slavernij bent bevrijd. De plaats waar Israël zich de genade herinnert en waar het God looft ‘die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en bereid het onheil af te wenden’, om het met Jona’s eigen woorden te zeggen.

Dat mag je ook vertalen en overzetten naar de kerk.
Ik citeer Van der Zee:

“De kerk is niet de plek waar we ons heerlijk zitten te zonnen in Gods genade voor ons en van waaruit we oordelend en veroordelend op de wereld uitkijken. De kerk is de plek waar we ons Gods genadige omgang met ons herinneren en van waaruit we (daarom) opnieuw met genegenheid naar de mensen zien. (…) Christenen zouden nooit miezerige mensen mogen worden die prat gaan op hun rechtzinnigheid of hun deugdzaamheid, die krentenwegerig afmeten wat wel mag en wat niet, wat je wel geloven moet en wat niet, wie er wel bij horen en wie niet, en die afgunstig kijken naar Gods goedheid voor anderen.”

Jaloezie en afgunst zijn geen christelijke deugden.
Gods zon schijnt over goede en slechte mensen en zijn regen gaat over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Mat. 5: 45).

Als laatste is het aardig om nog te wijzen op een ander opmerkelijk, humorvol aspect.
Het contrast tussen Jona, die hardleers ongehoorzaam is en op een bepaalde manier blijft, en al het andere in dit verhaal dat wél doet wat God vraagt: de zee en de storm, de zeelieden op het schip die baden tot God (wat Jona aanvankelijk niet deed); de vis in de zee die op bevel van de Heer Jona inslikt, hoe zwaar hij ook op de maag ligt; de inwoners van Nineve met hun koning, de runderen, de schapen en de geiten, ze doen wat God beveelt; zelfs de wonderboom en de worm die de boom aanvreet. Alles gehoorzaamt als God hen nodig heeft – en daar tussendoor die gemankeerde profeet Jona; maar ook hij wordt niet door God losgelaten. Wat een troost.

Met woorden uit het kerklied (146c, 4):

Hem is gehoorzaam wat Hij schiep,
Hij, die het al heeft in zijn hand,
houdt ook ons zwak geloof in stand.
Halleluja,

AMEN

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply C Verdouw 03/10/2023 at 14:53

    Wat een mooie uitleg, wederom!!
    Dank

  • Leave a Reply