Overdenking

Alles kan, Matteüs 14, 14-21

Toen ik een jaar of 10 was, zat ik in een kindercantorij. Het was de tijd dat het Liedboek voor de Kerken werd geïntroduceerd. Wij moesten regelmatig het Lied van de week zingen, om de gemeente vertrouwd te maken met de nieuwe liederen. Daardoor komt het dat bepaalde liederen voor mij ‘kapot gezongen’ zijn. Die heb ik in die tijd te vaak gezongen.  Zeven was voldoende, vijf en twee…

PRINTVERSIE

En toch is dat lied vandaag in de liturgie opgenomen. Want het is natuurlijk gewoon een mooi lied, een eenvoudige, sprekende tekst. Het past bovendien uitstekend bij het verhaal van deze zondag. Gelukkig heeft men in ons nieuwe liedboek gekozen voor die andere, minder dreinende, melodie.

De vijf broden en de twee vissen. Grote kans dat u dat ook niet voor het eerst hoort. Een verhaal kan ook ‘kapot gepreekt’ zijn. Het is een van de overbekende wonderverhalen uit het evangelie, dat nota bene in hetzelfde evangelie ook nog eens twee keer wordt verteld. Het zal vast wel belangrijk zijn, maar waarom?

In de afgelopen week kwam ik op mijn zoektocht drie verschillende uitspraken tegen in verband met dit verhaal, die ik graag met u deel. Misschien helpen ze om wat beter zicht te krijgen op het belang van dit overbekende wonderverhaal.

De eerste uitspraak is van Eugen Drewermann. Dat is een Duitse ex-priester, die vele dikke boeken heeft geschreven, waarin hij de Bijbel op een dieptepsychologische manier uitlegt. Hij wordt dit jaar 80 maar is nog steeds productief. In een wat ouder interview met hem kwam ik de volgende uitspraak tegen:
“Als de wonderbare broodvermenigvuldiging letterlijk heeft plaatsgevonden heb ik geen antwoord op de vraag van een twaalfjarige waarom God toestaat dat miljoenen mensen van de honger creperen.”

Daar zit wel iets in, vindt u niet? Als dat verhaal letterlijk zo is gebeurd, hoe kan er dan nog steeds honger zijn. Als Jezus van vijf broden en twee vissen een menigte van 5000 mensen, pardon mannen, vrouwen en kinderen tellen niet mee (?), als Hij zo’n menigte kan voeden, waarom dan vandaag niet? Laat Hij toch van stenen brood maken…

Aan de andere kant is het ook een beetje kinderachtig om zo te reageren, ook theologisch nogal knullig. Jezus doet dit wonder dan wel twee keer, maar niet alle dagen. Hij geneest hun zieken (14: 14), maar ook niet iedereen. Hij is ook maar een mens?
Het is zelfs zo dat hier kort voor is verteld dat Jezus in zijn eigen woonplaats, waar de mensen niets van hem moeten weten, niet veel kan uitrichten ‘vanwege hun ongeloof’ (13: 58). Jezus doet geen wonderen op bestelling. De wonderbare broodvermenigvuldiging! Komt dat zien!

Nee, zeggen we dan theologisch verantwoord: De wonderen zijn tekenen, geen kunstjes die naar believen te herhalen zijn.
Het teken spreekt een eigen taal. Dat is ook de taal van de symboliek en zo u wilt de dieptepsychologie. Als je zorgvuldig leest en luistert, hoor je het al. De manier waarop Jezus het brood en de vissen, neemt, omhoog kijkt naar de hemel, het zegengebed spreekt, de broden breekt en aan zijn leerlingen geeft om verder te door te geven …. dat is zoals wij nog steeds het Avondmaal vieren. Je zou het haast vergeten, zo lang is het alweer geleden vanwege die corona. Maar toch, je herkent het wel. De maaltijd hier heeft alle trekken van het sacrament van de christelijke gemeente. ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’. Breken en delen met de mens naast ons.
Het symbolische zit ook in de genoemde getallen, vijf en twee, zeven – en de twaalf manden die overblijven. Dat laten we nu maar verder rusten, maar het is duidelijk dat dit allemaal meespreekt.

Op die manier kunnen we een draai aan het verhaal geven, zodat het verteerbaar wordt voor ons, moderne en weldenkende mensen. Jezus leert ons het belang van samen delen, zo iets? Of, hij laat zien dat weinig al veel kan zijn, iets in die trant? Of het is een verwijzing naar de betekenis van het sacrament: zoals het brood, geeft Hij zijn leven om het met ons te delen.

Daar zit allemaal iets in, en tegelijk denk je, … is dat het dan?
Nu komt de tweede uitspraak erbij, die ik met u wil delen. Het is van de dwarse Deen Søren Kierkegaard. Die leefde 200 jaar geleden, maar is nog steeds actueel. Bij Kierkegaard kun je altijd terecht voor een prikkelende mening. Hij schrijft in een dagboekaantekening (Pap. VIII 1, A 26 – 1847) dat het bij dit verhaal niet gaat om hoe je met weinig toch genoeg kunt hebben – dat noemt hij predikantengewauwel – , dan ga je een wonder door een niet-wonder verklaren. De betekenis is volgens hem dat de noodlijdende mens hoop put uit de macht van de Almachtige. Het wonder heeft een esthetische betekenis, noemt hij dat. Het is een verhaal dat je moet geloven, juist omdat het onmogelijk is. Op die manier kan het bevrijdend werken voor de mens in nood, zodat deze niet te enghartig en te alledaags wordt.

Een nieuw soort onbevangenheid. Waarom niet gewoon het wonder als wonder aanvaarden? Hoezo zouden wij het beter weten dan Jezus en de evangelisten zelf? De bijbel is toch meer dan alleen morele boodschappen verpakt in verhaalvorm, over samen delen en eerlijk duurt het langst of weet ik wat voor wijsheden. Dat is allemaal waar en het heeft vast ook met dit verhaal te maken, maar er is nog meer.
Als je niet meer in wonderen kunt geloven, dan is de werkelijkheid platgeslagen. Dan moeten we het doen met wat het is. Of met wat ik nog begrijpen en aanvaarden kan. Als je alleen maar gelooft, waar je met je verstand bij kunt, dan denk je te klein van God en te beperkt over je eigen fantasie en je eigen mogelijkheden.

Nu komt het derde.
In dagblad Trouw van afgelopen maandag stond een interview met kunstenaar Katinka Simonse, ook wel bekend als Tinkebell. Zij was één van de initiatiefnemers van de actie om de Armeense kinderen Lili en Howick een verblijfsvergunning te geven. Zij zegt: “Ik doe graag dingen waarvan mensen zeggen dat ze onmogelijk zijn. Ik geloof zelfs niet dat er dingen zijn die niet kunnen. Misschien moet je sommige dingen wel heel anders benaderen, of vraagt het om een andere methode. Maar in principe kan alles (…) Geloof nooit dat iets onmogelijk is, alles kan.”

Ik weet niet wat u daar van vindt, ik werd er vrolijk van. Haar uitspraak slaat niet direct op het Bijbelverhaal van deze zondag, maar volgens mij heeft het daar alles mee te maken. Het sluit aan bij de observatie van Kierkegaard, die het wonderverhaal een esthetische betekenis geeft. In dezelfde aantekening heeft hij het over het verhaal als een voorstelling.

Tinkebell, zelf kunstenaar, zegt: “Kunst is altijd iets anders, iets nieuws, het is een soort schop tegen de hersenpan, die zorgt dat die hersenpan beter gaat draaien. Op het moment dat zoiets vaak gebeurt, oefen je het denken. Daar worden mensen slimmer van. Ik pleit voor veel meer kunst, omdat we zo betere oplossingen kunnen bedenken.”

Zouden we het verhaal van vanmorgen kunnen ervaren als een kunstwerk? Een echt kunstwerk opent een nieuwe wereld voor je, biedt je een nieuw en onverwacht perspectief.
Jezus stelt een teken, een teken van leven, hij vindt een manier om de werkelijkheid open te breken. Als je deelt van je armoede, blijk je rijker te zijn dan je had gedacht. Blijkt er meer te kunnen, dan je voor mogelijk had gehouden.

Het verhaal van de vijf broden en twee vissen is onverwoestbaar. Dat kan niemand kapot preken.
Het betekent alles wat hier gezegd is en nog veel meer, altijd meer.
De eenvoud blijft overeind, de diepzinnige eenvoud van ons dagelijkse brood, het elementaire van eten en delen, van ontvangen en geven, waarin het geheim van het menselijk leven is vervat. Dat je nooit moet geloven dat iets onmogelijk is.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply