Overdenking

waar kijk je naar? – hemelvaart

Onlangs stonden er foto’s in de krant die gemaakt zijn door de ruimtetelescoop Hubble. Deze draait inmiddels een kwart eeuw rond in het heelal en produceert de meest fascinerende foto’s van onvoorstelbaar ver afgelegen sterren en nevels. Ik heb er eentje meegenomen. Het gaat om de zogenaamde Carina-nevel. Hoogleraar sterrenkunde Paul Groot vertelt erbij:
“Hier zie je de hele sterevolutie: geboorte, leven en dood van sterren, allemaal in één plaat. De bruin-rode gebieden aan de rand zijn de kraamkamers, in het lichtere gebied rechtsboven, de zogeheten slakkenogen, worden sterren geboren, tot een heel cluster van sterren rechts…. Links … staat Eta Carina, de grootste ster die we kennen, 120 zonnemassa’s zwaar. De ster staat op het punt van ontploffen. Dat kan morgen gebeuren, of over tienduizend jaar, maar sterrenkundig gezien is haar dood aanstaande.”

Het zijn prachtige plaatjes, maar tegelijk vraag je je af: waar kijk ik eigenlijk naar? Ondanks de uitleg van de deskundige. Waar kijken we naar? Het lijkt een abstract schilderij. Is het een blik in de toekomst, of kijken we naar het verleden? Kijk je de eeuwigheid in, of de oneindigheid? En wat is het verschil?
Al die sterrenkunde gaat ons verstand te boven, het mijne tenminste. Je wordt geconfronteerd met cijfers en gegevens, met afstanden en onmetelijkheid die de verbeelding tarten. Dankzij de wetenschap en technische instrumenten zoals de ruimtetelescoop, weten we zoveel meer van het heelal en weten we dat we nog niet de helft weten.
Tegen de achtergrond van onze huidige kennis, viert de kerk vandaag Hemelvaart. Eén van de grote christelijke feesten, die je alleen in hun samenhang kunt begrijpen, tussen Pasen en Pinksteren. Maar kun je het ook nog begrijpen, in samenhang met ons wetenschappelijke wereldbeeld?

Hemelvaart gaat niet over sterrenkunde.
Waar kijken we eigenlijk naar? Naar een wonderbaarlijke ten hemelopneming van onze Opgestane Heer? ‘Toen … werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen’ (Hd. 1: 9).
Met Hemelvaart valt er niets meer te zien. Even later staat er dat er zich twee mannen in witte gewaden bij de verbaasde leerlingen voegen. ‘Ze zeiden: “Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken?”...'(vs. 11). Met andere woorden, het heeft geen zin om te blijven staren naar wat vroeger was; het is niet goed om teveel en te lang omhoog te kijken. Daarboven is het niet. Het is alsof ze worden aangespoord om hun ogen weer op de realiteit te richten, op het hier en nu, op de aarde. Daar ligt voor hun een weg om te gaan, een opdracht om te getuigen, zoals eerder door Jezus zelf is gezegd. Zijn allerlaatste woorden, zijn testament: ‘Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen, in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde’ (vs. 8).

Daarom mag je ook zeggen, moet je misschien wel zeggen: Hemelvaart gaat niet over de hemel. Daarvan valt niets te zien. Hemelvaart gaat over de aarde, over ons, over de leerlingen, de gemeente, over het verhaal dat hier en nu verder verteld wil worden. Hemelvaart gaat over de opdracht om van Jezus te getuigen…
Dat is geen verhaal vol wonderlijkheden, oneindig verafgelegen hemelsferen of sterrennevels. Geen boodschap vol speculaties, of zwarte gaten. Als je naar de hemel blijft staren, blijf je er in. Nee, Hemelvaart is geen verhaal voor luchtfietsers en hemelbestormers, maar voor aardelingen, voor dauwtrappers.
Maar wat is dan die boodschap?

Ik zou zeggen, precies dat: dat je het hier moet vinden en het hier moet doen.
Met Hemelvaart is er een einde gekomen aan Jezus’ omwandeling op aarde. God in ons midden, God in het vlees, is er voortaan op een andere, op een geestelijke manier. Er is een scheiding gekomen, maar geen afscheid. Dat is de strekking van wat Jezus zijn leerlingen bij het afscheid op het hart bindt. En wat met zoveel woorden door die mannen in witte gewaden wordt bevestigd. Wat kijk je omhoog?

Die mannen, dat zijn natuurlijk engelen. En die wolk, waar sprake van is, dat is een teken van de hemelse sluier, om Gods onzichtbaarheid en ontastbaarheid uit te drukken. Zo worden bijbelse verhalen verteld – en als je een beetje thuis bent in die verhalen, dan zult u die wolk herkennen, en die mannen in witte gewaden, stralend, hemels, verblindend.
Ze zijn er, hier in het verhaal van Hemelvaart, om ons duidelijk te maken in welke richting we het moeten zoeken. Ook alles wat hiervoor is verteld, over het gesprek tussen de leerlingen en Jezus, wijst daar op.
De leerlingen verlangen naar het herstel van het koningschap, ze willen als het ware inzicht in tijd en uur, het wat en hoe, maar – dat blijkt uit de respons van Jezus – maar, dat is niet aan ons. Wat ons rest is, het wachten (vs. 4), is de belofte (vs. 4), is het stille volharden en het getuigen (vs. 9) door de kracht van de Geest.

Want het verhaal van Jezus is niet uit, nu hij er niet meer is. Het gaat door, zolang en voor zover er mensen zijn om ervan te getuigen, om in woord en daad verder te doen wat hij ons nalaat, om tekenen van het koninkrijk op te richten, om gerechtigheid en vrede te dienen, om voor elkaar zo goed te zijn als God, om geduldig maar niet gelaten, het koninkrijk te verwachten. Want de scheiding is geen afscheid. Al heeft Hij ons verlaten, hij laat ons nooit alleen (Lied 663).

De vragen en de bezorgdheden van de leerlingen, zijn ondertussen meer dan alleen de muizenissen van de discipelen van toen. Ze staan voor de vragen die alle gelovigen door de eeuwen zich hebben gesteld en tot op de dag van vandaag. Want zo worden bijbelverhalen verteld, je komt er ook zelf in voor.
De vraag, hoe het verder moet…zonder onze Heer.
De vraag, hoe lang het nog duurt…. voor ons misschien minder acuut, zolang wij het comfortabel hebben en het leven ons toelacht; maar voor heel veel mensen ooit en nu ook nog, actueel. De akelige kloof tussen de weldaden van het hemelse ideaal en de bittere realiteit van deze wereld.

Ik hoorde een radio-spotje waarin gezegd wordt: ‘Of de hemel bestaat, weet niemand, maar dat Syrische vluchtelingen in een hel leven, dat is zeker’. Volgt een oproep om voor de hulp aan die vluchtelingen geld over te maken.
Met dat laatste kun je het alleen maar eens zijn, de hel van Syrië, en van nog zoveel andere plaatsen op deze aardbol. Maar zijn we het ook eens met dat eerste, dat we niet weten of er wel een hemel is? Ik vermoed dat velen geneigd zijn er zo in te staan, want wat weten we daarvan? Die wolk in het verhaal is er toch niet voor niets… Ze beschermt God tegen onze al te grote nieuwsgierigheid en ons tegen al te stellige zekerheden. Alsof wij zouden weten wie God is.

De vragen van de leerlingen, zijn onze vragen.
Of het allemaal wel waar is, wat we geloven en wat ons is geleerd en verteld, of dat het misschien illusies zijn, vrome, goedbedoelde, dat wel, maar toch, beelden die meer zeggen over onze verlangens dan over de realiteit. Waar kijken we eigenlijk naar?
Je kunt naar de hemel staren en er van alles op projecteren, dat is mensen eigen. Maar is het ook waar, of is zelfs dat niet van belang.

Veel vragen. Een antwoord?
We hebben niets meer in handen, dan de belofte ons gegeven. Dat is nu juist het geloof. Kwetsbaar, maar beslist.
Bij alles wat we meer verlangen, of meer denken te weten, staan toch telkens de woorden van Jezus daar haaks op. Ze snijden ons de pas af, om teveel te willen weten, te hoog te willen reiken, te zeker te geloven.
Hemelvaart leidt ons terug naar onszelf. Naar ons geloof dat op de aarde is gericht. Naar dit bestaan, dit hier en nu. Daar staat het te gebeuren. In het leven van alledag, dat vaak zo ver verwijderd is van al het hooggestemde en verhevene en hemelse.

Maar Hemelvaart belooft ook, dat over dat alledaagse, dikwijls zo grauwe en grijze bestaan van ons, een hemelse glans is gelegd, die onverwoestbaar is. Die het houdt door de tijden heen en in alle omstandigheden, hoe ver verwijderd ook.
De troost van Hemelvaart is: de hemel is nooit ver van ons. Over deze aarde, onze aarde, Gods schepping, is zijn hemelkoepel gespannen, als een beschutting tegen het laatste kwaad, als een garant van zijn toekomst.
Want Hij de levende Heer, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan, in de taal van het verhaal. De scheiding is geen afscheid, maar belofte, van voltooiing, van weerzien, van nu al, ondanks alles: levenslang geluk.
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply