Boeken

Stefan Paas en Rik Peels, God bewijzen

paaspeelsStefan Paas en Rik Peels noemen het een ‘atheïstische valkuil’ toen gelovigen onder druk van de zich ontwikkelende wetenschap gingen denken dat zij hun geloof moesten rechtvaardigen in plaats van de ongelovigen hun ongeloof. “Zo heeft het christendom in Europa zelf de strop geknoopt waaraan het later werd opgehangen” (p. 64). Dit wat drastische beeld veronderstelt dat je op het pad van de rechtvaardiging van het geloof onherroepelijk het onderspit delft tegen de ratio. Maar de auteurs van God bewijzen willen juist het tegendeel aantonen. Volgens hen zijn er redelijke argumenten om te geloven, sterker: de redenen om wel te geloven in God zijn vaak sterker dan die om te volharden in ongeloof.

Ongeloof is niet zo vanzelfsprekend als het in onze cultuur lijkt. Vanuit deze stelling vertrekken de auteurs. Niet om het gelovig gelijk te bewijzen, ze zijn niet zo naïef om dat te beweren, maar wel om de plausibiliteit van het geloof te onderstrepen. De argumentatie verloopt in vijf stappen, waarbij het pleidooi in de rechtbank model lijkt te staan. Na de bepaling van de zaak die in het geding is, worden eerst de argumenten contra weerlegd en vervolgens de argumenten pro ontvouwd.

In het eerste hoofdstuk gaat het over de vraag ‘waar hebben we het over?’ of te wel, nut en noodzaak van religie. Vervolgens beweren  de schrijvers in hoofdstuk 2 dat geloven ook prima zonder argumenten gaat. Maar als er dan argumenten aan te pas moeten komen, zijn die tegen het bestaan van God minder overtuigend dan het lijkt. Dit derde hoofdstuk vormt de hoofdmoot van het boek. Er zijn nogal wat argumenten tegen het bestaan van God die ontmanteld of in ieder geval flink gerelativeerd kunnen worden. In dit gedeelte argumenteren de auteurs mijns inziens op het scherpst. Het is ondoenlijk om dat samen te vatten. Je krijgt bewondering voor de beknoptheid waarmee zij complexe filosofische (logische) discussies weergeven en hun betoog ontwikkelen. Niet dat je het daar altijd mee eens bent, of dat je het gevoel krijgt dat het laatste woord nu is gezegd. Natuurlijk komen ook zij niet uit het dilemma van de klassieke theodicee (hoe kan God tegelijk goed en machtig zijn, gezien het kwaad in de wereld). En als je er niet uit komt, dan rest de theoloog altijd nog een eigen escape: “Als iemand vraagt waarom God het lijden toelaat, veronderstelt zo iemand blijkbaar dat God machtig genoeg is om het lijden in de wereld te verhinderen. Als we enigszins tot ons door laten dringen welke onnoemelijke hoeveelheid leed elke seconde over de wereld wordt uitgestort, moeten we wel geloven dat iemand die dit kan verhinderen beschikt over een onvoorstelbaar grote macht. Maar als dat zo is, veronderstelt de vraag waarom God het lijden niet tegenhoudt dan ook niet dat God te groot is om door ons begrepen te worden?” (p. 205). Met zulke (cirkel)redeneringen win je elk debat.
Het vierde hoofdstuk gaat over de fundamenten van onze moraal. Het is het minst overtuigende deel. Dat komt doordat de auteurs beweren dat goed en kwaad werkelijkheden zijn die onafhankelijk van mensen kunnen worden bepaald. “Wij spreken over goed en kwaad alsof we ze aantreffen in de werkelijkheid. Slavernij is werkelijk ‘slecht’- en niet alleen omdat wij dat vinden. Zo is ook het helpen van arme mensen ook werkelijk ‘goed’.” (p. 230). Dat klinkt voor de hand liggend, maar wordt een probleem zodra je even gaat nadenken over de gegeven voorbeelden. Want wat is het helpen van arme mensen? Er bestaan ook vormen van hulp die niet per se goed zijn, die afhankelijkheid benadrukken of in stand houden, enzovoort. Zelfs de meest duidelijke ethische geboden, bv. het gij zult niet doden, vragen om interpretatie in de situatie, want er kunnen omstandigheden zijn dat het doden is geboden of ten minste te rechtvaardigen is. We kiezen niet altijd tussen goed en kwaad, was het maar zo eenvoudig, maar tussen twee of meer kwaden.
Voor de auteurs is het absolute onderscheid tussen beide belangrijk, omdat er anders geen rechtvaardiging voor het goede handelen kan worden gevonden. Het spreekt vanzelf dat voor hen die rechtvaardiging ligt in het geloof in Gods bestaan. Als dit geloof wegvalt, en dat zien we gebeuren, dan vrezen zij grote gevolgen voor “de overtuigingskracht van onze morele idealen … als een dragend verhaal ontbreekt” (p. 273). Een aanvechtbare stelling, wat ze zelf ook lijken te beseffen. “Onze gedachten hierover zijn fragmentarisch.” (p. 275).
In het vijfde hoofdstuk worden tenslotte een aantal argumenten opgesomd die het bestaan van God plausibel maken, onder andere de klassieke godsbewijzen uit de scholastieke traditie.God bewijzen

Het boek is een verfrissend en uitdagend geluid tegen het atheïstische geweld dat de laatste jaren in stelling is gebracht. Helaas lijdt het aan hetzelfde euvel, namelijk dat geloof en religie worden toegespitst op de vraag naar het bestaan van God. For the sake of the argument, waarschijnlijk, want waar hebben we het anders over? Maar de meeste gelovigen redeneren helemaal niet op die manier, ook de rationele gelovigen niet. Het gaat hen niet om Gods bestaan maar om zijn aanwezigheid, en dat is van een andere orde.

Daarmee wordt dit een boek dat aardig is om te lezen, maar wat geen mens zal overtuigen noch ter linker- noch ter rechterzijde.
Misschien gaat het de schrijvers daar ook niet om, en is het uiteindelijk vooral intellectuele spielerei. Tenminste dat zou je denken als je ziet dat het opperhoofd van de vaderlandse atheïsten Herman Philipse is gevraagd om een aanbeveling te schrijven op de achterflap. Is men dan zelf ook niet het slachtoffer geworden van die eigen geknoopte strop als je daar je complimentjes moet halen?

Stefan Paas en Rik Peels, God bewijzen. Argumenten voor en tegen geloven, Balans Amsterdam 2013, 382 pag., isbn 9789460037245, €19,95

Lees ook de recensie van Taede Smedes.

Previous Post Next Post

7 Comments

  • Reply Pieter J. Huiser 21/10/2013 at 22:25

    Beste Bert,

    Interessante blog. Je lijkt echter niet zo ingenomen met het boek van Paas en Peels. En dat lijkt me, gezien je opmerkingen heel terecht. Als ik je blog leest vallen ook zij weer in de athe:istische valkuil en proberen ze weer de bewijzen tegen het bestaan van God te ontmantelen.

    Een heel andere benadering heeft Francis Spufford in zijn boekje “Dit is geen verdediging”. Ik ben daar heel enthousiast over. Hij laat geen spaan heel van de hele theodicee, en juist daardoor is hij heel overtuigend.

    Met een hartelijke groet,
    Pieter

  • Reply Bert Altena 22/10/2013 at 10:03

    Ha Pieter,
    Ik deel je enthousiasme over Spufford, een boek dat ik onlangs ook las. Misschien ga ik er nog wel een recensie over schrijven, want dit boek verdient meer lezers m/v. Intelligent, elegant en zeer Brits ook… groet uit Assen

  • Reply Theo Brand 28/10/2013 at 00:40

    Dag Bert, ik heb Paas en Peels via Twitter attent gemaakt op je bespreking alhier. Paas twittert: “Kritisch mag. Op basis van goede weergave en deskundige bespreking. Helaas ontbreken beide.” Heb zelf niet die indruk, maar wil het je niet onthouden. Mijn twitteraccount: https://twitter.com/mjgbrand1972

  • Reply Stefan Paas 29/10/2013 at 09:57

    Onze reactie op deze bespreking is te vinden op http://www.rikpeels.nl/files/Reactie%20op%20Bert%20Altena.pdf

    Hartelijke groeten, Stefan Paas & Rik Peels

  • Reply Gert Meijer 15/11/2013 at 08:51

    Bert, ik snap dat een blog er niet voor bedoeld is, maar ik zou enkele aanvullebde opmerkingen toejuichen wat betreft Spufford en de kritiek van de auteurs.

  • Reply Jan Cornelissen 13/03/2014 at 15:15

    “Het gaat hen niet om Gods bestaan maar om zijn aanwezigheid, en dat is van een andere orde.”

    Dit soort praat word ik wel zo moe van. Iets kan alleen maar aanwezig zijn als het bestaat, dus de bestaanskwestie gaat per definitie vooraf aan de aanwezigheidskwestie. Willem Alexander bestaat, maar is momenteel niet aanwezig (hier niet in elk geval), en mocht ik zijn aanwezigheid opmerken (als hij bijv. spontaan de kamer binnen zou lopen), dan is daarmee gelijktijdig zijn bestaan vastgesteld.

    Best mogelijk dat je heel wat anders bedoelde met bovenstaande zin, maar lieve hemel, wees dan ook wat preciezer. Nu gebruik je dezelfde vage pseudotaal die gelovigen ook vaak bezigen (vb. “Het geloof nu is de zekerheid der dingen die men hoopt, en het bewijs der dingen die men niet ziet”).

    Zeg eventueel iets in de trant van:
    “Het gaat hen niet om Gods bestaan, maar om het warme gevoel dat ze krijgen als ze nadenken over het concept ‘God’, gecombineerd met de hoop en het verlangen dat dit warme gevoel daadwerkelijk wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een God.”

  • Reply Jan Cornelissen 13/03/2014 at 15:28

    “Voor de auteurs is het absolute onderscheid tussen beide belangrijk, omdat er anders geen rechtvaardiging voor het goede handelen kan worden gevonden.”

    Nee, dit is een cirkelredenering. Het tweede zindeel impliceert dat er een rechtvaardiging gevonden moet worden, maar als het absolute onderscheid tussen goed en kwaad niet bestaat, dan is rechtvaardiging ook niet meer nodig. Feitelijk doen mensen dan gewoon wat ze willen, uiteraard nog steeds op basis van hun instincten en gevoelens, al dan niet rekening houdend met eventuele consequenties van hun handelen. Min of meer zoals de meeste mensen nu toch al handelen.

    “Het spreekt vanzelf dat voor hen die rechtvaardiging ligt in het geloof in Gods bestaan.”

    Dat biedt geen enkele garantie voor een objectieve moraal, want het is nog steeds aan ons feilbare mensen om te beoordelen of God bestaat, en te interpreteren wat God precies van ons wil. Misschien is het wel de duivel die ons voor zijn kar wil spannen, of is het niet de ware moraal maar slechts een test van God. Kortom, een absolute objectieve moraal is onmogelijk.

    “Als dit geloof wegvalt, en dat zien we gebeuren, dan vrezen zij grote gevolgen voor “de overtuigingskracht van onze morele idealen … als een dragend verhaal ontbreekt” (p. 273).”

    Want als het geloof er niet was om me te leiden, dan zou het maar zo kunnen dat mensen de hersens in zou gaan slaan.
    Kom nou toch…

  • Leave a Reply