Overdenking

Paulus, jood of christen?

Jaren geleden verkeerde de voetbalclub FC Groningen in zwaar weer. De toenmalige voorzitter, Rinze de Vries, liet in de krant optekenen dat ‘het zwaard van Damascus’ boven de club hing. Daar werd toen smakelijk om gelachen, want de correcte uitdrukking is natuurlijk ‘het zwaard van Damocles’, zoals u allen weet. Maar wie is Damocles?

Damocles was in de oudheid een van de vertrouwelingen van koning Dionysius. Damocles was een nogal opschepperig type. Om hem bescheidenheid te leren, liet de koning een zwaard aan één, dunne paardenhaar ophangen boven de vaste zitplaats van Damocles, om hem te laten beseffen dat je voorspoed continu in gevaar is en zomaar om kan slaan. Het hangt aan een zijden draadje, dat komt daar ook vandaan. Zodoende is het zwaard van Damocles sindsdien de uitdrukking voor een prangende situatie, aldus Wikipedia.

Preek in serie Struikelteksten
Gelezen gedeelte Galaten 1

Maar, Rinze de Vries had het over het zwaard van Damascus. Hoe kon de voorzitter zich zo verspreken?
Misschien kwam zijn verspreking doordat Damascus verbonden is met een andere, klassieke, prangende, situatie – de bekering van Paulus op weg naar Damascus.
Paulus, toen nog Saulus, die als fanatieke christenvervolger op weg is naar Damascus, wordt vlak voor de poorten van de stad door een felle bliksem van zijn paard geworpen terwijl een stem uit de hemel klinkt: Saul, Saul, waarom vervolg je mij?
Vanaf dan is alles anders.
Saulus wordt Paulus. Hij wordt bekeerd. Van fanatieke vervolger van Christus en de christenen, tot een even fanatieke verkondiger van Christus.
Het dramatische verhaal van zijn bekering staat in het boek Handelingen (9: 1 – 9). In zijn brief aan de Galaten komt Paulus er zelf op terug en beschrijft hij hoe zijn plotselinge bekering de verwondering (en ook wel een beetje de argwaan) wekte bij de eerste christenen: “De man die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij toen probeerde uit te roeien” (Gal. 1: 23).

Wij zijn gewend om te spreken over de bekering van Paulus. Als dat woord ergens van toepassing lijkt, dan toch wel hier.
Nu is het opmerkelijk dat Paulus zelf het woord ‘bekering’ nergens gebruikt. Dat is belangrijk in verband met het thema van vandaag, Paulus, Jood of Christen.
Paulus brengt de beslissende verandering in zijn leven diverse malen ter sprake, maar hij zegt zelf dat hij ‘geroepen’ is, dat hij door God is ‘uitgekozen’ om zijn Zoon in hem te ‘openbaren’. In de aanhef van de brief noemt hij zichzelf apostel, ‘aangesteld’ door Jezus Christus. En in de aanhef van de brief aan de Romeinen stelt hij zichzelf voor als “Paulus, dienaar van Christus Jezus, ‘geroepen tot apostel’ en ‘uitgekozen’ (afgezonderd) om het evangelie van God te verkondigen.” Sterke woorden en uitdrukkingen – maar dus niet het woord bekering.
Paulus ervaart zelf de dramatische verandering in zijn leven niet als een bekering.

Bij het woord ‘bekering’ denken wij aan iemand die tot geloof komt. Vroeger had je progamma’s  op TV waarin mensen hun bekeringsverhaal vertelden, vaak met de nodige dramatiek (anders is het niet geschikt voor TV), vaak ook volgens een vergelijkbaar patroon en in het daarvoor geijkte jargon.
Bekering is als iemand tot geloof komt, of als iemand van het ene geloof overgaat op een andere religie. De moslim die christen wordt, of de christen die Jood wordt, of de christen die moslim wordt, of bedenk een variant.

Het gaat mij nu niet om de psychologie van de bekeerling, hoe interessant ook in verband met Paulus, maar om het woord ‘bekering’ zelf.
Als wij dat in verband met Paulus gebruiken, dan is de stilzwijgende gedachte dat Paulus voor de poorten van Damascus het ene geloof inruilt voor het andere. Eerst was hij Jood, en nogal een fanatieke; nu wordt hij Christen, even fanatiek overigens.
Als wij in de Galatenbrief lezen hoe Paulus schrijft dat hij “vroeger volgens de Joodse godsdienst leefde”, zijn wij geneigd dat aan te vullen met ‘maar nu ben ik tot de christelijke godsdienst overgegaan’. Alleen, schrijft hij dat niet, en bedoelt hij dat ook niet. Daarom is dat woord ‘bekering’ ook niet op zijn plaats.
Paulus verandert niet van geloof.
Alsof hij na Damascus, terug in Jeruzalem zijn Joodse attestatie ophaalt en bij het kerkelijk bureau inlevert en zegt: Ik wil me laten overschrijven…
Dat is natuurlijk onzin.
Hij verandert niet van geloof, zijn geloof verandert.

In Paulus’ tijd is er nog geen sprake van twee afzonderlijke religies, de Joodse en de christelijke. De joodse godsdienst wordt getypeerd door allerlei verschillende stromingen en groepen, waarvan de christenen er één zijn. Een joodse variant.
Daarnaast wordt er dan nog niet gesproken over ‘christenen’ als een bepaalde groep met een duidelijke identiteit. Nergens in Paulus’ brieven wordt de naam christenen gebruikt. Dat is pas later ontstaan. Voor Paulus zijn er mensen die ‘in Christus’ zijn, zoals hij dat noemt. Dat zijn joden, zoals Paulus zelf er één is, maar ook in toenemende mate niet-joden, heidenen in het bijbelse jargon, die tot de beweging van Jezus of De Weg, zoals ze zichzelf noemen, toetreden (vgl. Handelingen 9: 2; 19: 9, 23; 22: 4; 24: 14, 22).

Paulus is degene die sterk bepleit, dat ook niet-Joden mee gaan doen in die beweging, de weg van hen die Christus willen volgen. Paulus ziet het als zijn roeping het evangelie te verkondigen aan de niet-Joden, hij is de apostel der heidenen. Zelf schrijft hij in de Galatenbrief dat “mij de verkondiging aan de heidenen was toevertrouwd” (en aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen – lees: de Joden) – Gal. 2: 7 en 8.

Natuurlijk is het zo dat later de wegen tussen Jodendom en Christendom uiteen zijn gegaan. De eerste sporen daarvan zijn al in het Nieuwe Testament aan te wijzen.
Maar we doen er verkeerd aan dat terug te projecteren op Paulus. Daarom is het beter om het niet te hebben over de ‘bekering’ van Paulus, zoals hij dat zelf ook niet doet. Paulus is en blijft een Jood onder de Joden.

Heel lang is in de christelijke traditie Paulus zo gelezen, dat de afstand met het joodse geloof werd benadrukt. De wet stond tegenover het evangelie. Met name in de protestantse traditie gebeurde dat. We realiseren ons nu dat het allemaal veel genuanceerder ligt.

Paulus kan sterk uit de hoek komen tegen de wet en vooral de werken der wet, maar nooit gaat het hem erom de Tora af te schaffen of aan de kant te schuiven. Hij blijft de wetsgetrouwe Jood die hij was, ja, maar hij verzet zich tegen de neiging om je als Jood op de wet te beroemen (de werken der wet) en om je daarmee af te zonderen van de niet-Joden.

Paulus kan kritisch zijn op de Joden, maar nooit op het Jodendom in zijn totaliteit. Hij is dan in debat met bepaalde groepen of opvattingen. Hij is en blijft Jood onder de Joden, begaan met het lot van zijn volk. In de Romeinenbrief worstelt hij drie hoofdstukken lang om dat een beetje op een rijtje te krijgen. Er is dus in de verste verte geen sprake van dat hij zijn joodse geloof de rug zou toekeren. Als we dat tegen hem zouden zeggen, zou hij daar niets van begrijpen. Je kunt hem er niet voor verantwoordelijk houden dat later de wegen uiteen zijn gegaan.

De grote ontdekking die hij gedaan heeft, of beter: ontvangen heeft, is dat in Christus Jezus de scheiding tussen joden en niet-joden opgeheven is. Dat noemt hij “onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben” (2: 4), wat betekent dat de belofte ook geldt voor de niet-Joden en dat zij om er bij te horen zich niet hoeven te laten besnijden noch zich aan de Joodse reinheidvoorschriften of voedselwetten hoeven te houden. Daar gaat het geding over tussen Paulus aan de ene kant en Petrus (Kefas) en Jakobus als leden van de Jeruzalemse oergemeente aan de andere kant, waar hij uitvoerig op ingaat in het vervolg van de Galatenbrief.

In de theologie en in de kerk zijn we er gevoelig voor geworden om genuanceerd over de verhouding Jodendom en christelijk geloof te spreken. Een paar generaties geleden deden we nog aan Jodenzending, maar dat is gelukkig voorbij. De kerk zoekt nu het gesprek met het Jodendom en dat is ingewikkeld genoeg. Want waar moet het dan over gaan en wie bepaalt de agenda? Wie vertegenwoordigt de kerk en wie het Jodendom? Alleen dat al is voer voor oeverloos debat.
Nog ingewikkelder wordt het als de actualiteit erbij komt, de politieke situatie in de staat Israël. Onze kerk (PKN) verklaart zichzelf  in haar kerkorde ‘onopgeefbaar verbonden met Israël’ maar ondertussen wordt er vanuit de PKN ook gesproken van een dubbele verbondenheid, niet alleen met Israël maar ook met de Palestijnse slachtoffers van onderdrukking en geweld.
Het is zo’n gevoelige materie, dat, zo hoorde ik van een medewerker van de landelijk kerk, alles wat maar enigszins met dit onderwerp te maken heeft, eerst langs de afdeling Communicatie moet voordat het naar buiten gaat. Wat je ook zegt of niet zegt, je staat altijd op meer dan één gevoelige teen tegelijk.

We kunnen onmogelijk van Paulus verlangen om antwoord te geven of richting te wijzen in de verlegenheden van onze tijd.
Maar wat we misschien wel van hem kunnen leren, ondanks alle afstand in tijd en context, is het bevrijdende van het geloof in Jezus Christus.
Dat is de grondtoon in deze brief aan de Galaten: “Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen” (5: 1).

In zijn brieven heeft hij het altijd over Christus of Jezus Christus of over Jezus de Heer, eigenlijk nooit alleen over Jezus. Christus is de vertaling van Messias. Het is niet de achternaam van Jezus, zoals wij soms geneigd zijn te denken, maar het is zijn titel. Voor Paulus is Jezus de Christus, de messias, de vervulling van de belofte voor Israël. Met en in Christus zijn wij een nieuwe schepping, zoals hij elders schrijft.
Dat nieuwe, dat vernieuwende, dat revolutionair veranderde leven – dat is wat Paulus heeft ontdekt, ergens voor de poorten van Damascus, of waar dan ook.
En die ontdekking, waaraan hij zelf ontdekt is, dat geeft hem de inspiratie om onvermoeibaar dat nieuwe verhaal de wereld in te brengen. Met de komst van Christus, de messias, de gekruisigde en opgestane Heer, is er geen grens meer tussen de joden en de volkeren. Geen grens meer die scheidt. Geen muur meer die verdeelt.
Iedereen die dat gelooft en in die beweging mee wil doen, hoort bij het “Israël van God” – een typische uitdrukking, die Paulus in dezelfde brief aan de Galaten gebruikt (6: 16).

Als dat zo is, hoe zouden wij dan vandaag grenzen kunnen blijven trekken en muren kunnen blijven bouwen?

AMEN

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Ena Anema 15/08/2018 at 22:40

    Is Jezus de Messias? Ja, schrijft Paulus. Nee, zeggen de orthodoxe Joden. Paulus wil alles wel geven om
    hen te overtuigen van zijn veranderde inzicht. Volgen wij hem in zijn ijver of is het niet zo’n belangrijk
    punt? Hebben Joden het niet nodig Jezus als HEER te belijden? De eersten die dat deden zijn Joden,
    de eersten die zich daartegen hebben verzet zijn ook Joden. Bij de steniging van Stefanus was Paulus
    één van hen. In de Galatenbrief kunnen wij lezen hoe schuldig hij zich daarover voelt.
    Kan men stellen dat Paulus niet veranderde van geloof?

  • Leave a Reply