Overdenking

over en weer, Luc. 10, 1 – 11

In het evangelie van deze zondag worden we op weg gestuurd. Jezus zendt 72  leerlingen voor zich uit. Ze moeten naar iedere stad en plaats waar Jezus van plan is heen te gaan.

U voelt hem al aankomen. Dit zal wel een preek worden over dat ook wij op weg worden gestuurd om het evangelie te verkondigen enzovoort. En misschien knoopt de dominee er ook nog wel een actueel praatje over de aanstaande vakantietijd aan vast.

Ik moet eerlijk toegeven dat ik me daar inderdaad wel eens aan bezondigd heb toen dit Bijbelgedeelte op het rooster stond. Mede daarom kies ik vandaag voor een ander accent, naar aanleiding van dezelfde lezing. Vandaag gaat het over: wederkerigheid.

Jezus zegt: Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: ‘Vrede voor dit huis’. Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren.
Het begint met de vredesgroet. Met een gebaar van vrede. Vervolgens is het van belang dat die vredesintentie wordt beantwoord. Als daar een vredelievend mens woont, zal de vrede met hem zijn. Op hem rusten, kun je het ook vertalen, wat bijbelser. Maar als dat niet zo is, dan keert de vrede bij je terug. Beetje raar uitgedrukt. Maar dan ketst het af, dan valt de vrede dood, al je goede bedoelingen tevergeefs.
Het gaat dus over wederkerigheid, over de wisselwerking tussen mensen die nodig is om de boodschap waarmee de leerlingen, en waarmee wij op weg zijn gezonden, over te laten komen, vruchtbaar te laten zijn.
Je kunt het ook nog wat breder trekken, het gaat in die wederkerigheid over het onderlinge contact, over de kwaliteit van onze samenleving. Dat onderwerp gaat ons allemaal aan, maar als christenen, als mensen die zich op een of andere manier door Jezus gezonden weten, of aangesproken – laten we het niet meteen te zwaar maken – als christenen gaat ons dat zeker aan. En de boodschap vandaag is, dat in die over-en-weer-beweging, het evangelie gevonden wordt.

Om dat te verhelderen is het fragment uit Paulus’ brief erbij gekozen. Hij spreekt daar over zijn eigen apostelschap, over hoe hij in het contact met mensen rekening houdt met wie hij te doen heeft. Voor de Joden ben ik als een Jood geworden. Daar hoeft hij geen moeite voor te doen, want Joods is hij al. Maar hij bedoelt hier, ik heb me ingeleefd in de opvattingen van die Joden die zich stipt aan de wet houden. Maar als hij te maken heeft met niet-Joden of Joden die zich aan die regels minder storen, is dát zijn uitgangspunt. Zelf zegt hij het zo: Ik ben voor iedereen wel iets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden. En hij voegt er aan toe: Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen.

Hoe gaan wij om met elkaar? Hoe gaan wij om met de ander?
Het is een vraag die breder is dan alleen de vraag naar de juiste missionaire techniek. Die laatste indruk zou je kunnen krijgen, gezien de achtergronden van beide lezingen. Jezus stuurt zijn leerlingen als zendelingen uit. Paulus die natuurlijk het schoolvoorbeeld is van de apostel, de bevlogen evangelieverkondiger.

Maar het gaat niet om de vraag, hoe brengen wij de blijde boodschap aan de man of de vrouw? Dan doe je alsof wij de boodschap hebben en de anderen niet. Maar dan heb je dus geen boodschap aan die ander.
Het evangelie is echter niet iemands bezit, ook niet van de kerk. Het evangelie, de boodschap van het goede leven van Gods koninkrijk, kan je alleen maar geschonken worden. Het is iets om te delen, en in en door dat delen, krijgt het gestalte, wordt het geloofwaardig.
De ander, wiens huis wij binnengaan, letterlijk en figuurlijk, is niet het adres van onze boodschap, maar een “echte gesprekspartner en als zodanig een spiegel waarin je je eigen religieuze traditie bekijkt” (formulering van Rebecca Onderstal).
En let nog eens op de formulering van Paulus. Zelfs hij zegt niet dat hij het evangelie bezit, hij hoopt er deel aan te krijgen, juist door de manier waarop hij zich instelt op en openstelt voor de ander.
Dat is nu precies de kern van waar het vandaag om gaat. Het evangelie als boodschap van het goede leven, van Gods koninkrijk, staat niet los van hoe wij met elkaar omgaan. Het evangelie krijgt gestalte in de wederkerigheid. Dat is dus niet slechts een techniek om het toe te passen, je instellen op de ander, maar het raakt de inhoud zelf.

Laten we nog eens teruggaan naar de teksten van vandaag.
Jezus stuurt er leerlingen op uit.
Het bericht over de uitzending van de leerlingen is geschreven vanuit de kennis van het heden van de evangelist, als er al een christelijke gemeenschap is ontstaan. Die jonge kerk ontplooit missionaire activiteiten, maar heeft ook met tegenwerking te maken: “Bedenk dat ik jullie zend als lammeren onder de wolven”, zegt Jezus.
Er staat dat Jezus ze vooruit stuurt naar de plaatsen waar hij van plan is heen te gaan. Dat klinkt alsof hij een algemene strategie heeft, een operationeel plan. Maar daar horen we later niets meer over.
Het gaat in dit gedeelte dus minder om een historische gebeurtenis, maar om de tendens die in Jezus’ boodschap besloten ligt.
Centraal is en staat de uitroep: het koninkrijk van God is nabij. Gods nieuwe wereld, dat is de inhoud van Jezus’ boodschap, en die boodschap leeft hij al uit, in alles wat hij doet en zegt.
Hoe dan ook, vanuit die centrale boodschap van het Koninkrijk, zou je zijn ‘reisadviezen’ kunnen begrijpen. Daar hoort ook de tekst bij over de vredesgroet, en over de wederkerigheid die daarbij geldt. Als vrede met vrede wordt begroet, dan rust daar vrede op. Zo niet, dan keert het naar je terug, dan kaatst of ketst het af, dan komt het niet aan. Dan kan zelfs het machtigste woord van God niets uitwerken. Het evangelie zoekt weerklank, vruchtbare bodem, open oren en open harten. De boodschap van vrede, brengt pas vrede, als ze met vrede wordt beantwoord. It takes two to tango.

ANP-27225567Eén van de grote problemen, of uitdagingen zo u wilt, waar we vandaag de dag voor staan is om op een goede manier met elkaar samen te leven in dit land. De wereld verandert, en die veranderingen gaan snel en maken onzeker. We leven in een beweeglijke samenleving waarin mensen samen leven met heel diverse achtergronden. Zeker in onze grote steden zie je dat direct in het straatbeeld terug. We leven steeds meer in wat ze noemen een gesegregeerde maatschappij, waarin diverse gemeenschappen naast elkaar leven en steeds minder met elkaar. Dat was er vroeger ook, dat noemden we toen de verzuiling. Ieder leefde in zijn eigen kringetje, gerangschikt naar geloof of levensovertuiging, de gereformeerde zuil, de katholieken, de socialisten noem maar op. Misschien weet u nog wel hoe benauwend dat was, hoe beperkt eigenlijk ook. En hoe je, als je het waagde om grenzen te overschrijden, de bevrijding kon ervaren, de verrassende ontdekking dat je meer gemeenschappelijk met die vreemde ander hebt dan je had gedacht.

Het is een uitdaging om vergelijkbare ervaringen op te doen, in een tijd waarin de angst voor de ander het steeds meer lijkt te winnen.

Hoe zijn wij, als mensen, als kerkmensen, hoe zijn wij onder de mensen? Is er wederkerigheid, contact, onderling respect, ontmoeting, geestelijke verwantschap, oprechte belangstelling. Vrede voor dit huis!? Of leven we als het erop aan komt vooral langs elkaar heen. Dat kan al in je eigen straat, of dorp, in je eigen gemeente.

Er is weinig voor nodig om mensen tegen elkaar uit te spelen. Zie maar wat er in Engeland gebeurt na het referendum, hoe opeens allerlei burgers van buitenlandse oorsprong te horen krijgen dat ze op moeten rotten, of erger. Dat is niet onschuldig. In de jaren negentig begon het zo in toen nog Joegoslavië, toen bepaalde groepen het nationalisme aanwakkerden en mensen die generaties lang als buren naast elkaar hadden geleefd, tegen elkaar werden opgehitst. Wat komt er in ons eigen land allemaal los, als gekleurde medeburgers het wagen om vraagtekens te zetten bij ‘ons’ Sinterklaasfeest, of ons pijnlijk herinneren aan het slavernijverleden?  Natuurlijk, ‘wij’ zijn geen racisten, en je kunt ook overgevoelig zijn, toch.

Vrede rust op je huis, als vredelievendheid met vredesgezindheid wordt beantwoord, in de wederkerigheid. Je hebt elkaar nodig. Dat begint al met zijn tweeën in één relatie. Maar ook, je hebt elkaar nodig, in de diversiteit van onze moderne samenleving. Begrip voor wat een ander beweegt en beroert.
Het geldt ook in het geloof. Je hebt elkaar nodig, om de volle waarheid van het evangelie te ontdekken. Eén alleen kan nooit de waarheid hebben, want waarheid ontstaat pas in het delen, in de wederkerigheid van verbinding en ontmoeting. De waarheid is concreet.

Paulus zegt zoveel als dat hij juist door zich naar de ander te schikken, alles voor het evangelie doet om er zo, op die manier, deel aan te krijgen.
Het is niet zo dat Paulus zich kritiekloos aanpast aan zijn publiek, dat hij als een kameleon van kleur verschiet, dat hij meepraat met wie hij voor zich heeft. Paulus is geen kleurloos type die met alle winden meewaait. Zo moeten wij ook niet zijn.
Maar een evangelische houding is wel, dat je je met inlevingsvermogen en compassie plooit naar de ander. Samenleven is ook inschikken. En dat kan alleen als je ruimte laat aan de ander en voor de ander. De ander vasthoudt en niet laat vallen, of afschrijft, of buitensluit. Dat is de opdracht waarmee de leerlingen – Christus’ kerk – de wereld ingezonden wordt.

De overtuigingskracht van de kerkelijke verkondiging groeit als kerkmensen doen wat ze prediken. Werken aan vrede, bijdragen aan verbinding, geloven in samenleven.
Dan wordt de vrede voor dit huis meer dan een loze groet. Maar een ervaring van verbinding op een dieper niveau, mensen die elkaar vinden in hun menselijkheid, in hun onderlinge afhankelijkheid, in gedeeld leven en gedeeld geloof.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply