Overdenking

Opgeheven vinger of uitgestoken hand?, Lucas 13: 22 – 30

Hoe lees je de Bijbel?
Het is een vraag die altijd weer opkomt, voor iedereen die, zoals wij in de kerk, de Bijbel openslaat en zich afvraagt wat het verhaal van die dag ons nou te zeggen heeft.

Hoe lees je de Bijbel en meer in het bijzonder het verhaal van deze zondag?
Jezus is onderweg met zijn vrienden naar Jeruzalem. Hij komt langs vele dorpen en steden en strooit kwistig met zijn woorden. Hij geeft onderricht. Antwoord op vragen die hem worden gesteld. Heer, zijn er maar weinigen die worden gered? Ik weet niet of deze vraag boven aan mijn lijstje zou staan, maar toch. Het is de inleiding tot enkele opmerkelijke uitspraken van Jezus die wij vandaag overdenken.

Zoals altijd is er een zekere dubbelzinnigheid in dat antwoord. Jezus is zelden eenduidig. Ook hier geldt dat. En dan komt de vraag waarmee we begonnen meteen op tafel. Hoe lees je? Leg je de nadruk op de waarschuwende kant van zijn reactie: ‘Doe alle moeite om in te gaan…. met het accent op de gelijkenis over de heer des huizes die de deur heeft gesloten en de mensen die tevergeefs aankloppen hardvochtig de deur wijst… Of, wijs je liever op het uitnodigende en het bemoedigende dat hier ook klinkt, als Jezus bijvoorbeeld zegt: Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen – dus uit alle windstreken.
Hoe lees je? Domineert de waarschuwing dit verhaal, of is het juist het nodigende dat er uitspringt, waar het ook mee eindigt. Is het de opgeheven vinger of is het de uitgestoken hand? Of zijn ze het beide?

Onlangs verscheen een nieuw boek van de Britse godsdienstwetenschapper Karen Armstrong. In de Nederlandse vertaling luidt de titel: De verloren kunst van de heilige geschriften.
Het gaat precies over de vraag waarmee wij begonnen: hoe lees je de Bijbel, hoe lees je de heilige geschriften?
Centrale stelling in het boek van Karen Armstrong is dat wij, in onze moderne, rationele cultuur, de kunst verloren hebben om op de juiste manier met de Schriften om te gaan. We lezen, zeker in het Westen, de Bijbel vaak veel te letterlijk, als een bron van informatie, met de vraag of het allemaal wel precies zo historisch is gebeurd, of Jezus het werkelijk zo heeft gezegd en zo voort. Het type vragen van onze rationele cultuur. Dat levert heel veel waardevolle inzichten op, maar op een bepaalde manier blijf je dan nog aan de buitenkant. Een veelheid van verschillende interpretaties, je kunt het nu eenmaal op verschillende manieren lezen. Allemaal waar, maar: het gaat dan om niet meer dan uitleg, verklaring, informatie.
De kunst die wij verleerd of verloren zijn, is juist, om de Bijbel – en alle andere religieuze bronnen – te lezen op een veel dieper, existentiëler niveau. Dan gaat het er niet zozeer om de Schriften te begrijpen, maar om door de spiegel van bijvoorbeeld de Bijbel jezelf beter te begrijpen. De bijbel leest mij.
Die bekende uitdrukking komt uit de spirituele traditie en raakt precies aan de eigen rol van religieuze geschriften, of het nu de Bijbel is, de Koran, of de Bhagavad Gita. Ze zijn niet overgeleverd om informatie over te dragen, maar om bij te dragen aan transformatie. Om mensen te veranderen. Om bij te dragen aan een dieper, geestelijker, spiritueler, menselijker levenswijze.

In haar boek laat Armstrong dat uitvoerig gedocumenteerd zien voor alle grote religieuze schriftelijke bronnen. Ze zijn altijd ‘werk in uitvoering’ schrijft ze (p. 541) … ‘Het doel is niet de lezers of toehoorders te bevestigen in hun heersende opvattingen, maar om hen volkomen te veranderen’ (p. 542). ‘De kunst van de heilige geschriften was bedoeld om mensen te helpen tot een radicale spirituele verandering te komen’ (p. 544).

Als je vanuit deze achtergrond nog eens weer naar de tekst gaat, dan valt op dat ook Jezus hier niet zozeer informatie verschaft, maar oproept tot verandering. Dat is eigenlijk altijd het geval. Op de vraag of er soms weinigen worden gered, zegt Jezus geen ja, ook geen nee; hij noemt geen aantallen – 144.000 of zoiets – , maar zijn reactie scheert als het ware langs de vraag en boort dieper. Zorg dat je door de smalle deur naar binnengaat. De beeldspraak is duidelijk.
Hij geeft geen informatie, maar spoort ons aan ons gedrag aan te passen.
Klein detail: de vragensteller blijft een anoniem individu (iemand), maar in het antwoord richt Jezus zich tot de menigte (ik zeg jullie). Velen zullen proberen binnen te gaan maar er niet in slagen.

Nu is het van belang te beseffen dat met dit soort teksten mensen bang en onzeker zijn gemaakt, als het gaat om hun persoonlijke redding. Het ligt er helemaal aan in wat voor godsdienstig milieu je bent opgegroeid. Een bepaalde religieuze opvoeding kan een leven lang haar sporen achterlaten.
Als het gaat over ‘gered worden’, over ‘moeite doen’, over een ‘smalle deur’ of als je de gelijkenis van de heer des huizes hoort, dan roept dat bij sommigen misschien wel pijnlijke herinneringen en associaties op.

Maar Jezus is hier niet aan het dreigen, laat staan angst aan het aanjagen. Zijn waarschuwing is goed gemeend en komt eerder voort uit bezorgdheid.
Ik heb altijd geleerd dat het niet Jezus is of God die mensen afstoot of afwijst, maar dat het altijd de mensen zelf zijn die zich door hun gedrag en hun houding zichzelf buitensluiten. Zoals ook met zoveel woorden gebeurt in de korte gelijkenis. Wie het recht verkracht, verspeelt zijn redding, heeft zichzelf buitengesloten.
We sluiten onszelf uit, doordat we anderen uitsluiten. Dat is de wisselwerking, waarmee de tekst opeens aan actualiteit wint. Want het mechanisme van de uitsluiting, is alom aanwezig in onze wereld, op allerlei niveaus. Van het kleine interpersoonlijke, tot in iedere gemeenschap of vereniging, tot internationaal en wereldwijd. We sluiten de ander uit, we sluiten ons voor de ander af, we trekken ons terug op ons eigen gelijk, in ons eigen beschermde resort van welvaart en overvloed enzovoort.

In dat verband een ander citaat uit het Nawoord van het boek van Armstrong (u merkt dat ik het met belangstelling heb gelezen). Zij schrijft:
“We zijn zeer bekwaam geworden in het afschermen van onaangename waarheden (ze doelt op de ongelijkheid in de wereld en op de situatie van migranten die verdrinken op zee) en voelen ons niet meer moreel verantwoordelijk voor anderen (…) Televisiepresentatoren moeten kijkers nu kennelijk waarschuwen dat ze de beelden in het avondnieuws als schokken kunnen ervaren, zodat ze de kans krijgen hun ogen te sluiten of naar een ander kanaal te switchen om te voorkomen dat ze verontrustende opnamen uit het door oorlog verscheurde Syrië of Jemen te zien krijgen. We zijn zeer bedreven geworden in de weigering om het leed van de wereld door te laten dringen in ons bubbelbestaan” (p. 546).

Hoe onze situatie ook is, het belang van de woorden van Jezus in het evangelie van vandaag, het onderricht dat hij zo te zeggen aan ons geeft, is dat we opgeroepen worden een bepaalde alertheid, oplettendheid te ontwikkelen. Het komt er steeds meer op aan.
Dat geldt al voor de context waarin deze woorden in het evangelie staan. Jezus is onderweg naar Jeruzalem. Het wordt een paar maal uitdrukkelijk vermeld. We weten wat zijn bestemming is, en welk lot hem daar wacht, de tegenstand die hij in toenemende mate zal ondervinden, wat uiteindelijk leidt tot zijn gewelddadige dood. Zijn uitgestoken hand werd pijnlijk doorboord door een spijkerharde afwijzing. De doem van die gebeurtenissen ligt al over dit gedeelte uit het evangelie heen.

Die oproep tot waakzaamheid is aan de tekst blijven plakken, en die geldt nu ook in onze tijd en onze context. Het leven is vol momenten waarop je keuzes maakt, niet alleen op het godsdienstige vlak maar ook in tal van dagelijkse aangelegenheden. Het leven is kiezen, soms gedachteloos omdat je in een bepaald patroon leeft of volgends gekoesterde opvattingen. Maar juist dat kan een gevaar zijn. Doe alle moeite, zegt Jezus, om naar binnen te gaan, om gered te worden, om aan de goede kant te staan – en vul dat maar in. Maar wees daar in ieder geval mee bezig, met bewust leven, met verantwoord kiezen, op welk terrein van het leven dan ook. Dien je met je keuzes de ander? Draagt jouw keuze het kenmerk van de uitgestoken hand? Van een nodigend en vriendelijk gebaar, vol aandacht en betrokkenheid voor onze medemens in nood? Daar is moed voor nodig. De moed om jezelf los te laten…

Jezus’ woorden hier hebben de functie om mij wakker te schudden, om mij te bepalen bij wat er werkelijk toe doet. Je kunt je voor dat appèl afsluiten, ook dat is een keuze. Maar het lijkt mij juist belangrijk om het jezelf niet te comfortabel te maken, want dat is nu net het bevestigen van je eigen opvattingen en het aangenaam koesteren van je eigen gelijk.

Hij waarschuwt mij om alert te zijn, om te streven naar het goede, om het smalle pad (de smalle deur) te zoeken – niet allemansvriend te willen zijn, of te zwijgen waar spreken nodig is. Uit reactie tegen al te stellige meningen of uitspraken, hebben wij wel eens de neiging om het prettig vaag en algemeen te houden, de lieve vrede te bewaren. Ook dat kan een gevaar zijn, zodat de boodschap van de kerk uiteindelijk tandeloos wordt.

Aan de andere kant, waarschuwt dit tekstgedeelte mij ook om niet te benepen te denken over Gods genadige gastvrijheid, die wereldwijd is. De vier windstreken worden stuk voor stuk genoemd. Ook hier is de beeldspraak onmiskenbaar. God trekt altijd wijdere cirkels dan wij mensen.

En het laatste dat we horen is, dat we altijd moeten bedenken dat Gods wegen anders zijn dan die van onze plannen en redeneringen. Bij God is de omkering van waarden – de laatsten worden de eersten en omgekeerd. Het kan altijd nog weer helemaal anders, en dat is goed beschouwd, een reden tot hoop.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply