Overdenking

Lucas 14: 25 – 33

Als ik het goed heb dan zijn jullie hier in Appelscha op zoek naar een nieuwe dominee.
Ik weet niet hoever de procedure gevorderd is en dat gaat mij eigenlijk ook niets aan. Maar ik weet wel dat één van de stappen in de procedure is, dat je toestemming moet vragen om een nieuwe dominee te beroepen. Het is eigenlijk een voorwaarde vooraf.
Misschien vindt u dat raar. We zijn toch eigen baas?
Ja, dat is ook zo, maar we moeten er wel zeker van zijn dat jullie a. de nieuwe dominee kunnen betalen – want vergis je niet wat een dominee verdient; maar ook b. dat je hem of haar ook nog de komende jaren kunt onderhouden. Is de kerk solvabel. Want opnieuw, vergis u niet, een dominee heeft een contract voor onbepaalde tijd. Die kun je niet zomaar wegsturen. Dus je moet wel weten wat je doet. Jullie zijn nu om een dominee verlegen, maar je kunt er ook mee verlegen zijn, en ik weet niet wat beroerder is.

Weten wat je doet.
Niet verder springen dan je polsstok lang is.
Het zijn spreekwoordelijke wijsheden, die helemaal aansluiten bij wat we vandaag van Jezus horen. Hij gebruikt als altijd zijn voorbeelden uit het dagelijks leven. Ze zijn zo alledaags en algemeen, dat wij ze zoveel eeuwen later gemakkelijk herkennen kunnen. Als je een toren gaat bouwen, moet je eerst berekenen of je het wel aankunt. Dat vinden we niet meer dan logisch. Dat kan iedereen bedenken.

We kennen allemaal wel voorbeelden van waar het misgelopen is. Dat er aan een karwei begonnen is, dat niet afgemaakt kon worden. Soms ook door oorzaken buiten je eigen schuld om. Voor hoeveel mensen geldt dat vandaag de dag niet, in economisch onzekere tijden.
We kennen de voorbeelden van grootschalige projecten, die bijna steevast met kostenoverschrijding te maken hebben. Verkeerde berekening? Achteraf weten we het allemaal heel precies en zijn we er ook goed in de beschuldigende vinger uit te steken.

toren van babelWelke koning die oorlog wil voeren, zal niet eerst de situatie goed taxeren. Hoe sterk is de tegenstander? Wat moet ik in de strijd gooien? Welke tactiek gebruiken? Is er een exit-strategie, wat komt er na de aanval, enzovoort. Vragen van de politiek. Ze zijn op dit moment onverwacht actueel vanwege de spanningen rond Syrië. Je voelt de dilemma’s. Niks doen is geen optie, maar wat als je wel wat doet? Wat levert dat op? Helpt dat, of speel je onbewust een partij in de kaart die je dat juist niet wilt doen?

Wij hoeven daar geen antwoord op te geven, maar het laat alleen maar zien hoe raak en herkenbaar de voorbeelden zijn die Jezus gebruikt.
Weet wat je doet.
Bezint eer gij begint.
En zo kent u er nog wel een paar.

Maar nu moeten we een volgende stap zetten. Van de alledaagse allemanswijsheid van Jezus een stapje verder om te ontdekken in welk verband deze uitspraken worden overgeleverd. Want Jezus’  woorden staan niet op zichzelf, er is een verband waardoor ook duidelijk wordt waar hij met zijn uitspraken op uit is.

Dat verband is kort gezegd, dat Jezus tot de mensen spreekt terwijl Hij met hen onderweg is. Aan het begin van het gedeelte dat we vandaag gelezen hebben, kun je dat met zoveel woorden horen: “Grote mensenmenigten trokken met Jezus mee”, staat er. En ook op allerlei andere plaatsen in het evangelie is daar sprake van, dat Jezus met zijn leerlingen, met de mensen daarom heen, op weg is. Soms staat er ook nadrukkelijk bij waar ze naar toe gaan: op weg naar Jeruzalem.
Je denkt misschien dat dit een paar toevallige gegevens zijn, als inleiding op waar het werkelijk om gaat, – Jezus’  wijze woorden – maar dan onderschat je het belang van dit soort mededelingen, zeker in het evangelie van Lucas. Want daar is de beweging die gemaakt wordt inhoudelijk van belang. Jezus, die gekomen is van God, om de mensen te betrekken bij het koninkrijk, zoals dat wordt genoemd, bij het leven van godswege, Jezus is onderweg. Zijn doel is Jeruzalem, de tempel, het hart en zenuwcentrum van het joodse volk. Daar zal hij zijn missie voltooien. Daar staat straks zijn kruis, als ultieme teken van zijn zending, Gods liefde.
Van daar uit gaat dan de beweging die Hij in gang gezet heeft, weer terug de wereld in. Dat is de taak van de leerlingen, verkondig het evangelie, in Jeruzalem, in Judea en Samaria, tot aan de uiteinden der aarde (Hand. 1: 8).

Dat is het grote plaatje, en waar we vandaag naar kijken is een uitsnede daarvan. Een korte scene die past in het grotere geheel.
Dat betekent dus, dat deze woorden gesproken worden tegen mensen die op een of andere manier met Jezus op weg zijn, die op een of andere manier ingeschakeld zijn, of worden, in die grote beweging van het evangelie.
Als je dan ook nog eens bedenkt, dat het evangelie later is opgeschreven als een herinnering aan Jezus’  leven en zijn betekenis, dan krijgt dit karakter van het grotere geheel een tweede verdubbeling. Want dan begrijp je dat deze woorden zijn overgeleverd, om juist de mensen aan te spreken die net als die mensen toen, Jezus willen volgen en zijn boodschap uit willen dragen. Dan begin je dus te beseffen, dat in deze woorden Jezus net zo goed ons aanspreekt, als het gaat over onze navolging, als het gaat over de weg die wij gaan, in het spoor van de Meester.

Zo werkt het toch altijd, als het goed is. We kijken naar het plaatje en horen naar de woorden, maar niet als buitenstaanders, als toeschouwers, als commentator, maar als deelnemers. Als mensen die op een of andere manier daar zelf in betrokken gaan worden, of willen worden.

Dus, als je mee wilt doen in de bevrijdingsbeweging die Jezus op gang brengt, fijn, goed zo, heel mooi, maar weet wel wat je doet. Overschat je mogelijkheden niet. Vertil je er niet aan. Als je je in wilt zetten voor wat dan ook, voor de kerk, natuurlijk, doe dan geen dingen die jouw vermogen te boven gaan, ken je maat en je beperkingen – anders zou je zijn als iemand die gaat bouwen, maar het karwei niet af kan maken.

Allemaal wijze woorden. En toch is daarmee nog niet alles gezegd. Want allemaal goed en aardig, dit kan niet het enige zijn, laat staan het laatste woord.
Daarom staan er in het evangelie ook altijd andere uitspraken bij. Soms zo dicht bij elkaar, dat ze haaks op elkaar lijken te staan.

Want het eerste wat we vanmorgen hoorden was, dat je moet breken met je vader, moeder, vrouw en kinderen, met heel je familie als je zijn leerling wilt zijn. En in één adem door, dat je je kruis moet dragen als je hem wilt volgen op mijn weg (vs. 25). En het laatste van vandaag is, dat je afstand moet doen van al je bezittingen om zijn leerling te kunnen zijn (vs. 33). Dat is allemaal zo anders, dan die woorden over de torenbouw en de koning die ten strijde trekt. Dat lijken twee totaal verschillende werelden te zijn.

Want welk weldenkend mens kiest er voor om zo radicaal te breken met je familie, met alles wat je bezit? En waarvoor? Voor een onzekere toekomst.
Iedereen die van te voren gaat zitten en daar een rekensommetje over opstelt, kan maar tot een conclusie komen: niet aan beginnen. Veel te riskant.
Geen wonder dat Jezus uiteindelijk in zijn eentje overblijft…

We voelen de spanning tussen het berekenende, weloverwogen handelen, en het onredelijke, haast onverantwoordelijke van de volledige overgave.
Wat is wijs? Is er een redelijke middenweg?

Ik weet dat niet goed.
Een paar dingen zouden we er misschien over kunnen zeggen: Het gaat dus over het volgen van Jezus, niet zozeer als mens maar om wat hij is, de liefde van God, het geheim van het koninkrijk. Het gaat over het gaan van een weg, waarvan je aanvoelt, gelooft, dat het een begaanbare weg is, een weg ten leven. Uiteindelijk kan niemand anders voor jou bepalen hoe die weg zal zijn. Het vraagt om jouw keuze, telkens weer.

Beide wijsheden heb je daarbij nodig.  De wijsheid van de bedachtzaamheid, van de berekening, van het weten van je grenzen, de beperktheid van je mogelijkheden. De wijsheid van de torenbouwer. van_gogh_sower
Maar je hebt ook dat andere nodig. De durf om het te wagen, de keuze die je uiteindelijk maakt zonder dat je alles van te voren kunt overzien, want wie kan dat nu wel. Bij de Prediker staat dat ‘Wie altijd op de wind let, nooit aan zaaien toe komt, en wie altijd naar de wolken kijkt, nooit aan maaien’ (Pred. 11: 4).
Als je alleen maar berekenend leeft, ben je op een gegeven moment uitgeteld.

Het is misschien wel opmerkelijk, dat die beide dingen, die zo verschillend van elkaar zijn en als levenshouding tegengesteld aan elkaar lijken te zijn, hier in het evangelie, bij het onderwijs van Jezus, in één adem genoemd worden.
Zo is het leven – geen stilstand – maar beweging en dynamiek. Wikken en wegen, wagen en winnen.  Maar vooral: onderweg zijn, op weg met Jezus, de weg van het koninkrijk, van het volle leven, van brood en wijn. Een weg die toekomst belooft omdat ze een bestemming heeft.

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply