Overdenking

Kluitje in het riet, Exodus 2

Er zijn mensen die allerlei bezwaren hebben tegen de kerk en tegen de Bijbel. Bijvoorbeeld dat vrouwen daarin achter gesteld worden.
Nu moeten we die mensen helaas gelijk geven, als het gaat over de kerk. Wij doen dat hier anders, maar in grote delen van onze eigen Protestantse kerk worden er geen vrouwen in het ambt toegelaten. Wat moet je daar van vinden? Ergerlijk? Achterlijk? Onacceptabel?
Het is erg gemakkelijk om je eigen gelijk te halen, dat wil ik niet doen. En zeker niet vanaf de preekstoel. Wat mij betreft gun ik ieder zijn dwaasheden als u mij de mijne gunt.
So far de kerk. Maar hoe zit het met de Bijbel?
Ook daar hebben die bezwaarde, moderne mensen een punt. Er staan genoeg teksten in de Bijbel waar vrouwen over struikelen kunnen. Natuurlijk, je moet het in de context lezen en in de tijd van ontstaan, maar dan blijft gelden: de Bijbel is een patriarchaal boek uit een patriarchale cultuur. Als het, zoals vandaag, gaat over de geboorte van de leider van het volk, dan is dat natuurlijk een jongetje. Want een leider moet een man zijn?

En toch. Voor een patriarchaal boek uit een wereld waarin mannen geboren leiders zijn, is het opvallend hoe dikwijls vrouwen een sleutelrol vervullen. ’t Is ook maar net hoe je de Bijbel leest.
Vorige week waren twee vrouwen, Sifra en Pua, de heldinnen van het verhaal.
Vandaag zijn het opnieuw vrouwen, die zorgen voor de voortgang van de bevrijdingsgeschiedenis. Zonder deze vrouwen, de dochter van Farao, het oudere zusje van de baby vondeling, en de moeder van het kind, zou Mozes nooit geboren zijn, zou Mozes het nooit overleefd hebben.

Het verhaal van Mozes in het biezen mandje, dobberend op het water van de Nijl – de meesten zullen het wel kennen – is van een schoonheid waar ook mensen buiten de kerk en Bijbel geen bezwaar tegen kunnen hebben, dunkt me. Het lijkt wel op een sprookje: dat mandje op het water, een prinses die het vindt; Mozes, een Hebreeuwse drenkeling, die opgroeit aan het hof van de Farao. En later, Mozes in Midjan, waar een priester is met zeven dochters. Mozes die de dochters beschermt en het in zijn eentje opneemt tegen de boze herders die voordringen bij de waterput, waarna hij als dank mag komen eten “… en deze man gaf hem zijn dochter Sippora tot vrouw” – eh, vrouwvriendelijk? Nou ja…


Ik wil een aantal bijzonderheden naar voren halen, om zo op het spoor van de boodschap van deze verhalen te komen.
Hiervoor is beschreven hoe de nakomelingen van Jakob een volk zijn geworden in Egypte. Omdat ze zo gegroeid zijn, vormen ze een bedreiging in de ogen van de nieuwe farao.  Daarom beveelt hij dat de pasgeboren Hebreeuwse jongetjes gedood moeten worden.
Dat is de achtergrond van het verhaal van vanmorgen over Mozes. Hij is één van die Hebreeuwse jongetjes, die niet geboren had mogen worden. Daarom verbergt de moeder het kind, drie maanden lang, maar dan gaat het niet langer. En ze bedenkt een list. Nou ja, een list? Het is een wanhoopsdaad. Het jongetje wordt in een papieren mandje gedaan en te vondeling gelegd, tussen het riet, langs de rivier de Nijl.
Het lijkt een idyllisch verhaal, maar het is natuurlijk verre van romantisch. Je hoeft je maar even af te vragen wat dat met een moeder moet doen, om haar kind te vondeling te moeten leggen, of ter adoptie af te staan. Wat een verdriet als je zelf niet voor je kind kunt zorgen en je geen andere mogelijkheid ziet.

Nu loopt het met dit kind toch nog goed af. Het wordt gevonden, nota bene door de dochter van de farao, die zich erover ontfermt. Het heeft iets sprookjesachtig. Zeker als de zuster van het jongetje, die al die tijd tussen het riet verscholen heeft gezeten, naar voren treedt en voorstelt om een voedster te zoeken voor het kind en dat dat dan zijn eigen moeder wordt. Zij mag er nog een tijdje voor blijven zorgen, totdat het gespeend is. Dan brengt ze hem naar de dochter van de farao die hem aanneemt (adopteert) als haar eigen zoon.
Het jongetje dat er eigenlijk niet had mogen zijn, wordt een prins in het paleis van de farao. Het krijgt een Egyptische naam – Mozes – maar de verteller geeft daar een Hebreeuwse betekenis aan: uit het water getrokken.

Het lijkt een romantisch verhaal, maar dat is het niet als je de achtergrond erbij bedenkt. Dat is de achtergrond van onderdrukking, van repressie, van een dodelijk bevel om de jongetjes om te brengen. Maar wat het verhaal bijzonder maakt, is dat het laat zien dat in het systeem van onderdrukking het tegelijk mogelijk is een perspectief op bevrijding open te houden. En dat degene die dat perspectief opent, nota bene de dochter van de farao is.

Let op hoe het verhaal verteld wordt.
(onderstaande alinea gebaseerd op Jonathan Sacks, Exodus, pp. 37-38)
De badende dochter van de farao ziet het drijvende mandje en laat het halen. Dan ziet ze dat het een kind is en krijgt medelijden. Een natuurlijke, menselijke reactie. Pas dan dringt het tot haar door dat dit een Hebreeuws kind moet zijn. Ze is bekend met het bevel van haar vader. Dat verandert de zaak. Als ze het kind redt, overtreedt ze de wet. En dat voor een lid van het koninklijk huis?
Ze is niet alleen. Haar dienaressen staan om haar heen en zijn er getuigen van. Tussen het riet verscholen zitten de paparazzi-fotografen. Ook toen al. Grote kans dat ze verlinkt wordt. Toch schrikt ze niet terug. Ze laat zich door haar medelijden leiden. Zij toont moed, door zich niks aan te trekken van het bevel van haar vader. Er zit ook een flinke dosis ironie, bijbelse humor in dit soort verhalen. Terwijl haar vader geregeerd wordt door de angst, toont zijn dochter een bijzondere moed.
Dan komt de zus op het toneel.
Let weer op hoe het verteld wordt. Ze spreekt de prinses aan als een gelijke. Hoe wonderlijk is dat. Voor een meisje, maar helemaal voor een meisje van het volk van de slaven. Ze begint niet met plichtplegingen, uwe koninklijke hoogheid, ze maakt geen buiging. Nee, ze spreken als vrouwen onder elkaar – en samen vinden ze een galante oplossing. Als wij er voorlopig voor zorgen, hoeft u thuis in het paleis niets uit te leggen, en kan mijn moeder zeggen dat ze niet de moeder maar slechts de voedster is.
Sterke vrouwen, slimme vrouwen. Ze begrijpen elkaar meteen en farao’s dochter stemt met het voorstel in. Ze is zelfs bereid voor de opvoeding te betalen.
Let op hoe het verhaal verder wordt verteld. Als het kind gespeend is, brengen ze het terug naar de dochter van de farao. Dan adopteert zij de jongen. Dat betekent: ze had geen vluchtig moment van medelijden – wie smelt nou niet bij een huilende baby? – nee, ze is de jongen niet vergeten. Haar gevoel van verantwoordelijkheid is gebleven, was geen bevlieging, ze neemt het aan als haar eigen kind. Wat haar omgeving daarvan gevonden heeft, dat wordt niet verteld. Ze is vast slim genoeg om haar vader de farao met een kluitje in het riet te sturen. Hoe dan ook, je kunt je voorstellen dat ook daar een bijzonder soort moed voor nodig is. Zij doet het allemaal maar.

In het verhaal zit het perspectief van bevrijding verborgen in dit soort details. Er zou meer te noemen zijn.
Het is alsof zo al een toespeling gemaakt wordt op het bevrijdingsverhaal dat straks volgt. Niet voor niets eindigt het hoofdstuk met de herhaalde mededeling dat de Israëlieten worden onderdrukt. Dat stond ook al in het eerste hoofdstuk. Maar nu staat er bij: God hoorde hun jammerklachten en dacht aan het verbond dat hij met Abraham, Isaak en Jakob had gesloten. Hij zag hoe de Israëlieten leden en trok zich hun lot aan. Dat belooft wat.

Misschien dat wij in de spiegel van dit verhaal, de ontdekking doen dat in elke situatie van onderdrukking, er een perspectief op bevrijding te vinden is. God hoort de jammerklachten. Ja, maar het zijn ook altijd mensen die, zelfs voordat God hoort, of zelfs los daarvan, zich in durven zetten om de menselijkheid te bewaren, om leven te redden, om het perspectief op bevrijding open te houden.

Bevrijding is dat er nieuwe mogelijkheden worden geopend. Daarom verwachten wij de bevrijding van God, zoals God het van ons verwacht.
Bevrijding geeft ruimte. Het bevrijdt je van een doem. Bevrijding is uittocht, letterlijk: exodus. Het perspectief op bevrijding is er, zelfs in de meest harde onderdrukking. Het kan altijd anders. Ook in jouw leven, ook in mijn bestaan, in onze samenleving, in de wereld wijd. En het is zinvol om je daarvoor in te zetten, je daarop te oriënteren. Als je durft.
Onderdrukking is angst. Systeem van de angst. Dat is Egypte, Angstland.
Bevrijding is hoop. Is je laten leiden door menselijkheid en medelijden. Is durven om tegen de keer in te gaan, als dat levensnoodzakelijk is.

Daar is een zekere moed voor nodig, kijk maar naar die vrouwen. Ja, maar tegelijk kun je ook zeggen, dat we dat allemaal in ons hebben. Die mogelijkheid om de bevrijding te zoeken. Om de opening te vinden. De wereld hoeft niet zo te blijven als ie is. Mijn leven kan anders. Want het mechanisme van de onderdrukking lijkt wel heel wat te zijn, een machtige farao, maar de vrouwen weten beter. De macht van de zonde is groot, maar de macht van de genade altijd groter.
Zelfs op het woeste water van de dood blijft een papieren bootje drijven.

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply kees 23/02/2020 at 17:10

    Dominee,<

    Dank voor uw uitleg én voor de fijne en makkelijk meezingbare liederen.

  • Leave a Reply