Boeken

Karen Armstrong, In naam van God. Religie en geweld.

Op sommige dagen geloof ik graag dat we als mensheid langzaam maar zeker vooruitgaan. Maar als je even kritisch nadenkt, weet je wel hoe wankel dat optimisme is. We hebben net de meest gewelddadige eeuw uit de menselijke geschiedenis achter de rug, en de huidige begon met de aanslagen van 9/11, de oorlogen in Afghanistan en Irak en in het kielzog daarvan een opleving van islamitisch geïnspireerde terreur dat momenteel haast dagelijks in het nieuws is.

Als je het jongste boek van de gerenommeerde religiewetenschapper Karen Armstrong In naam van God, dat gaat over religie en geweld, gelezen hebt, ben je voorgoed genezen van enig optimisme ten aanzien van de menselijke soort. Het boek is een lange aaneenschakeling van geweld, al dan niet religieus gelegitimeerd, dat een bloedspoor trekt door de geschiedenis, vanaf het prilste begin in de agrarische samenlevingen tot in de moderniteit aan toe. En dan blijft het meest recente religieuze geweld van Islamitische Staat nog onvermeld. Om moedeloos van te worden.

Nu is dat niet Armstrong’s bedoeling, ook al had haar boek die uitwerking op mij. Zij wil juist laten zien, dat naast het geweld ook altijd tegenbewegingen zijn ontstaan, die het beste in de mens naar boven willen halen. Ze maakt er in haar boek veel werk van om die zachte kant van de religie steeds weer naar voren te halen. Dat religie vaak als katalysator ook de andere kant op werkt, en aanwezig geweld en agressie in een maatschappij vergroot, laat de geschiedenis overvloedig zien.
Het verontrustende is dat in religie kennelijk een tweeslachtigheid schuilt, die de ene keer leidt tot verzoenende vreedzaamheid en in een andere context zomaar kan omslaan naar de meest onverzoenlijke gewelddadigheid. Waarom dat zo is? Omdat het altijd mensen zijn, die religie vormgeven.

Er is geen religie, er zijn alleen maar mensen die religieus handelen. Al meteen in het begin van haar boek wijst Armstrong op de begripsvernauwing die ‘religie’ in onze westerse traditie heeft gekregen. Religie verwijst dan naar een “coherent systeem van vereiste geloofsopvattingen, instelling en rituelen rond een bovennatuurlijke god, waarbij de beoefening in principe privé is” (p. 12). Wij scheiden daarom religie van politiek en vinden dat godsdienst achter de voordeur thuishoort (en huishoudt?). Voor de meeste wereldbewoners is zoiets echter ondenkbaar en letterlijk onvoorstelbaar, want religie heeft voor hen te maken met het gehele, sociale, leven, met alles wat je doet of laat. Religie houdt het besef levend van het heilige, de dimensie die zich onttrekt aan menselijke controle en die er om vraagt geëerbiedigd te worden. Geweld ontstaat juist daar waar dit besef verloren gaat, waar menselijke instellingen, ambities, politieke of ideologische overtuigingen een absoluut karakter krijgen.

book170306In haar breed uitwaaierend historisch overzicht, gaat Armstrong deze fatale ontwikkeling na. Te beginnen in de oertijd waarin de mens landbouw gaat bedrijven. In agrarische samenlevingen is geweld inherent. Verovering van land is de enige manier om inkomsten te vergroten. Om het eigen bezit te beschermen, is een verdedigingsleger nodig. Religieuze tradities worden aangepast om dit geweld te legitimeren. Tegelijkertijd ontstaan er binnen deze tradities tegenbewegingen om het excessieve geweld in te dammen, zelfs om actief te streven naar vrede en geweldloosheid.

Aan de hand van vooral de drie abrahamitische en monotheïstische godsdiensten van Jodendom, christendom en Islam, laat Armstrong zien dat “het streven naar vrede net zo belangrijk geweest is als de heilige oorlog“.

In het derde deel van haar boek gaat ze in op de moderne periode, waar met name de geforceerde scheiding van kerk en staat (en van geloof en politiek) leidde tot een secularisme dat als ‘nieuw’ geloof meer kwaad dan goed heeft aangericht: “Ons verlangen naar ultieme zingeving zit zo diep in ons geworteld dat onze seculiere instellingen, en dan vooral de natiestaat, vrijwel onmiddellijk een ‘religieus’ aura kregen” (p. 29). Geen wonder dat het meeste geweld in de moderne tijd is gepleegd door seculiere natiestaten (kolonialisme) of ideologieën (nazisme en communisme). Concluderend stelt Armstrong: “Het koloniale Westen heeft een hiërarchie van twee lagen gecreëerd waarbij het zichzelf bevoorrecht ten koste van ‘de rest’. De verlichting predikte de gelijkheid van alle mensen, maar de westerse politiek in de ontwikkelingswereld hield er vaak een dubbele moraal op na, waardoor we anderen niet behandelden zoals we zelf behandeld wilden worden” (p. 474).

In naam van God is een overvloedig gedocumenteerd boek geworden. Door de veelheid aan informatie is het soms lastig de rode draad van Armstrongs betoog vast te houden. Je kunt je afvragen of ze niet teveel aandacht schenkt aan historische details. Maar tegelijk is dat haar stijl zoals die we ook in andere, grote overzichtswerken van haar tegen komen. Ze is onmiskenbaar uiterst belezen en deskundig, een gezaghebbende stem, zeker ook sinds ze zich persoonlijk inzet voor meer compassie in de wereld via haar Handvest voor Compassie.

indexJuist vanwege dat laatste, had ik graag in haar boek meer handvatten willen vinden voor de tegenbeweging om het geweld in en het geweld van religies te weerstaan. Nu valt de nadruk vooral op de diagnose. Maar is dat niet de eerste stap op weg naar genezing? Het valt te hopen. Uiteindelijk is religie mensenwerk en hebben wij zelf de sleutel naar de oplossing in handen.

“Op de een of andere manier moeten we een methode vinden om te doen wat religie – in haar beste vorm – eeuwenlang heeft gedaan: een mondiaal saamhorigheidsgevoel opbouwen, een gevoel van eerbied en ‘gelijkmoedigheid’ voor iedereen cultiveren, en de verantwoordelijkheid nemen voor het leed dat we in de wereld zien” (p. 521).

Karen Armstrong, In naam van God. Religie en geweld, De Bezige Bij Amsterdam 2015, 640 pag., isbn 9789023488774, €24,90

Zie ook interview met Karen Armstrong op NieuwWij

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply