Overdenking

hij is er en hij is er niet (Lc. 24: 35-48)

Geloven is niet vanzelfsprekend. Dat is het nooit geweest, al doen we soms van wel. Dan hebben we het met een zekere weemoed over vroeger, toen het kerkelijk leven anders was, en toen je zelf ook anders was. Toen was geloven heel gewoon, of was het: Toen was geluk heel gewoon?

Het is maar de vraag of dat werkelijk zo was.
Ik zou zeggen: geloven is niet vanzelfsprekend, en is dat nooit geweest. Geloven is eigenlijk nooit ‘heel gewoon’. En dat het dat niet is, is iets wat je goed kunt proeven in de verhalen die we in de kerk na Pasen lezen en overdenken, de zogenaamde verschijningsverhalen.

Je zou misschien denken, als Jezus is opgestaan uit zijn graf en verschijnt aan zijn vrienden – daar wordt toch wel het meest overweldigende bewijs geleverd, daar ontstaat de zekerheid van het geloof, want wat is er krachtiger dan een god die de dood overwint, die levend opstaat uit het graf?
Maar de sfeer die deze verhalen ademen, is juist andersom. Helemaal geen triomfalisme.
Er hangt iets onwerkelijks omheen. Iets mysterieus. Er is herkenning en tegelijk onzekerheid. Er is sprake van angst en schrik – ook vandaag horen we dat. De leerlingen twijfelen. Ook een woord dat hier valt. En wat verder opvalt in het verhaal vandaag is, dat de leerlingen sprakeloos blijven. Het gesprek valt stil.

Ze zijn nog druk aan het praten als de leerlingen uit Emmaüs terugkomen, en vertellen wat hen is overkomen, hoe ze de Heer hebben herkend bij het breken van het brood, maar dat hij meteen daarna weg was – waar is Hij heen? Ze zijn nog opgewonden aan het vertellen, als Jezus zelf in hun midden komt staan – waar komt Hij vandaan? – en hen Vrede wenst. Dan valt het gesprek stil. Dan blijven de leerlingen sprakeloos. Dan daalt er een onwerkelijke stilte op het gezelschap, die slechts verbroken wordt door het spreken van Jezus. Kijk maar, zegt Hij, voel maar – ik ben het zelf. Jezus spreekt: heb je iets te eten? En hij eet voor hun ogen. Jezus spreekt verder, en net als met de leerlingen in Emmaüs gaat het dan over wat in de Wet en in de Profeten en in de Psalmen, de drie delen van Tenach, geschreven staat. Jezus geeft catechisatie, en de leerlingen houden zich stil. Dat lukt een dominee tegenwoordig niet meer….

Er is meer over dit verhaal te zeggen. Dat zal ik zo ook doen.
Maar dit specifieke karakter, van de geheimzinnige sfeer die het verhaal oproept, is iets om vast te houden. Omdat ik denk dat dit iets zegt over hoe wij vandaag op een vruchtbare manier met de woorden van de Opgestane om kunnen gaan. Omdat het misschien wel een kenmerk is van wat ons geloven vandaag de dag zou kunnen zijn. Geen triomfantelijk geloof. Geen geloof van te grote woorden en te stellige zekerheden. Maar een geloof dat gestempeld door de sfeer van het geheim, met respect voor het mysterieuze, met een ruimte van niet – weten of, niet zeker weten om zich heen. Wij zien de Heer, en tegelijk zien we het ware niet. Wij horen zijn stem, maar vallen zelf stil.

Het is opvallend dat alle verhalen die in de evangeliën na Pasen worden verteld van elkaar verschillen. Zeker wat de eerste drie evangeliën betreft, kun je in grote lijnen zeggen dat ze dezelfde verhalen vertellen in min of meer dezelfde volgorde. Maar de verhalen van het begin – het Kerstverhaal –  en de verhalen aan het eind – na Pasen – zijn bij ieder anders. Daar zijn allerlei redenen voor te geven, maar één daarvan lijkt mij te zijn dat je hier als het ware buiten het bereik van de geschiedenis bent gekomen. Of om het anders te zeggen, dat wat hier verteld wordt vooral een andere bedoeling heeft dan mededelingen van historische aard te verstrekken.

Het valt verder op dat Jezus verschijnt aan zijn leerlingen. Dat wil zeggen, aan die mensen die hem kónden zien, wilden zien, misschien.
De Opgestane heeft niet als voorheen door Jeruzalem gelopen. Stel je even voor, dat hij daar zo maar weer over straat zou gaan, de mensen stoten elkaar aan: is dat niet Jezus, de Galileër, maar dat kan toch niet, die is afgelopen vrijdag door de Romeinen gekruisigd…. Zo is het niet gegaan.
Stel je even voor, de Opgestane wandelt door de straten van Jeruzalem, naar het paleis van Pilatus, belt aan, wie kan ik zeggen dat er is, Jezus van Nazaret, hij wordt binnengelaten, gaat naar Pilatus en zegt: Hier ben ik weer. U vroeg mij laatst ‘Wat is waarheid?’ – daar wou ik even op terugkomen…. Zo is het niet gegaan.
Beetje raar misschien om er zo over te fantaseren, maar ik bedoel dat niet spottend.
Jezus verschijnt niet zomaar, hij keert niet terug in de geschiedenis. Hij toont zich aan wie hem verwachten, hij laat zich zien aan wie op hem hopen. Hij is daar waar hij wordt betreurd en herinnerd. En dat is in zekere zin nog steeds zo.

De verschijningsverhalen zijn bedoeld om bepaalde kenmerken van het Paasgeloof over te dragen. Vandaar dat spel, van herkenning en niet-herkenning.
Ze ontmoeten Jezus, de Opgestane. Maar het duurt even voordat dat doordringt. En dan nog lijken ze het niet zeker te weten. Dat is niet omdat het hen aan de ogen mankeert. Het is een verhaalelement dat een eigen boodschap overdraagt: als wij het in de kerk, na Pasen, over Jezus hebben, dan is dat altijd in de dubbelheid van herkenning en niet-herkenning. Hij is in ons midden – in het midden van de kerk – en tegelijk hebben wij hem niet in bezit. Dat idee. God is aanwezig als de afwezige, om het paradoxaal te zeggen en tegelijk mystiek en tegelijk ook heel Bijbels.

Daarom vind je in deze verhalen, ook hier, die dubbelheid van aanraken, tastbaar contact en tegelijk hem niet vast kunnen houden. Een vergelijkbaar motief als bij Maria in de tuin op Paasmorgen, als bij de Emmaüsgangers in het verhaal dat hiervoor wordt verteld.

Hij is er en hij is er niet. In ieder geval is Jezus er niet zo, dat wij hem vast kunnen houden, of vast kunnen leggen. Dat mag je dunkt me ook in een meer dan letterlijke zin verstaan. Elke poging om Christus vast te leggen, zoals er later vele zijn geweest  in de geschiedenis van de kerk, vastleggen in een geloofsbelijdenis, in dogma’s (menselijk waarheden), Jezus claimen voor je eigen vroomheid en kerkelijke traditie en noem het allemaal maar op, dát breekt stuk als je deze verschijningsverhalen goed tot je door laat dringen.

Als hij herkend wordt bij het breken van het brood is hij op hetzelfde moment verdwenen.
Maar ook omgekeerd, terwijl ze nog over hem spreken, staat hij weer in hun midden.
Dat is geen truc van een verdwijnkunstenaar of een illusionist, maar een boodschap voor ons om op een goede manier de opgestane Heer in ons midden te herkennen.
Hij deelt al in de geestelijke wereld van God. Hij openbaart zich al als vanuit de hemel, vanuit Gods werkelijkheid. Gods werkelijkheid raakt de onze wel, maar valt daar nooit mee samen.

icoonHet zijn werkelijk diepzinnige verhalen.
Er is dat merkwaardige aspect dat er steeds gegeten wordt. Het brood aan de tafel van Emmaüs, hier een geroosterd visje. Hij eet het voor hun ogen op.
Wat betekent dat?
Veel uitleggers zeggen dat dit zo nadrukkelijk wordt vermeld, om latere verhalen te ontzenuwen, als zou dat hele opstandingverhaal niet meer zijn dan vroom bedrog. Alsof de opstanding een geestelijk gebeuren is. Een hersenspinsel. Opgekomen in door verdriet vertroebelde geesten. Die erin geloven omdat ze er zo graag in willen geloven.
Daar zit iets in. Het lichamelijke van de opstanding wordt hier onderstreept.
Maar misschien zit er ook nog wel meer betekenis in. In Emmaüs was het brood, hier is het vis. Zoals Jezus in het evangelie met brood en vissen de menigte heeft gespijzigd (Lc. 9: 10-17). De vis als het geheim teken van de eerste christenen, het ichthus-teken. Zijn naam is als een vis, zongen we net.
Wat verder meeklinkt is het belang van het materiële, van het elementaire. Geloven is eten en drinken. De waarheid van het geloof toont zich in het gebaar, van geven en ontvangen, van breken en delen. Er staat niet dat Jezus zomaar een stukje vis eet. Er staat: dat hij vraagt, hebben jullie iets te eten. Vervolgens dat ze hem een stuk geroosterd vis geven. Dan staat er niet: hij at het op. Nee, hij nam het aan en at het voor hun ogen op. Als je het op een bepaalde manier leest, herken je de choreografie van het avondmaal (de eucharistie).

Nog één aspect van het verhaal wil ik naar voren halen.
Dat is het belang van de catechese, van het ingewijd worden in de geheimen van de Schrift. Ook hier weer een echo van het Emmaüsverhaal, waar de mysterieuze reisgenoot onderweg de Schriften uitlegt aan de leerlingen die somber gestemd uit Jeruzalem komen. Hier wijst Jezus opnieuw op “alles wat in de Wet, bij de Profeten en in de Psalmen is geschreven.” De hele Schrift komt langs, en dat is niet zonder reden.

Het wil ook zoveel zeggen als, ‘wil je mij begrijpen en mijn boodschap verstaan, dan moet je telkens weer terug naar de teksten, naar die oude verhalen en beloften, naar het verhaal van bevrijding, van uittocht, van Gods blijvende trouw aan het volk van zijn verbond’. “Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen”, zegt Jezus en dat zijn bijna zijn laatste woorden, zijn testament, de opdracht of de uitnodiging zo u wilt, die hij aan zijn vrienden, aan zijn leerlingen, aan de kerk achterlaat. Jullie zullen getuigen zijn van de bevrijdende boodschap, van leven door de dood heen, van toekomst voorbij onze grenzen.

Jezus is ons altijd vooruit. Wij zijn getuigen, maar wij zijn niet het getuigenis. Dat is hijzelf. De Opgestane. De Levende. Juist het verschil tussen die beide, dat is de ruimte van het wel raken maar niet vastleggen, de zone waarin  herkenning en niet-herkenning gelijk op gaan, waarin het laatste steeds het eerste corrigeert en openhoudt. Het is een specifieke uitdrukking van de paradox die eigen is aan het evangelie. Wie denkt het te hebben, heeft het niet. Wie denkt het te weten, mist de pointe. Wie denkt het te bezitten, die is het al ontnomen.

Geloven is nooit vanzelfsprekend. Het is tastend onze weg gaan. Niet in den blinde. Daarvoor is er net teveel te zien en te vermoeden. Het is gaan in een spoor. Niet blijven zwijgen. Het gestokte gesprek moet weer opgepakt worden. De leerlingen, wij, de kerk komt aan de sprakeloosheid voorbij, waar de verwachting levend wordt gehouden.
AMEN

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Bertha Groen-Mol 13/04/2016 at 13:32

    Precies!!!

  • Leave a Reply