Overdenking

hier is een stad gebouwd (Mat. 21: 1-11 – de intocht)

Het verhaal van de Bijbel begint in een tuin – dat is het paradijs – en het eindigt in de stad – als de heilige stad Jeruzalem, volgens het boek Openbaring, vanuit Gods hemel op aarde zal neerdalen. De perfecte stad, met de perfecte maten, met twaalf poorten en met gouden straten en met schitterende edelstenen. Alles is er, maar een tempel is er niet. Want die is niet meer nodig. God zelf zal bij de mensen zijn.

Het begint in een tuin, maar het loopt uit op de stad.
Zit daar een diepere bedoeling achter, alsof het onze bestemming is, om van de tuin, zeg maar het platteland, naar de stad te gaan? Van de natuur naar de cultuur. Heeft de stad, bijbels gezien, een streepje voor op de tuin?

Deze vragen vormen de achtergrond van deze overdenking, die inderdaad geïnspireerd is op de stad. In deze weken lezen we de verhalen van Jezus onderweg, op weg naar het Paasfeest. En de rode draad is dat de diverse locaties waar deze verhalen zich afspelen niet zo maar een toevallig decor zijn. Ze hebben ons iets te zeggen. De manier waarop Jezus intocht houdt, niet op een paard, maar op een ezel – dat zegt natuurlijk iets. Maar ook dat hij intocht houdt in de stad, heeft misschien wel een bijzondere betekenis.

Nu is het allereerst zo, dat dit niet zomaar een stad is, maar dat zijn reisdoel de stad Jeruzalem is. Een naam met een bijzondere klank, toen al en tot op de dag van vandaag. Jeruzalem, de verdeelde stad, de heilige stad voor de aanhangers van de drie verwante religies van Jodendom, christendom en Islam.

Voor Jezus is Jeruzalem de stad van de tempel. Het centrum van de eredienst, de plaats waar de meeste Joden drie keer per jaar proberen naar toe te gaan om de grote feesten te vieren, zoals het Paasfeest.
Jezus is door heel het evangelie heen naar Jeruzalem op weg. Soms krijg je de indruk dat hij ongericht door het land rondzwerft, maar in het evangelie wordt toch op bepaalde momenten nadrukkelijk gezegd dat hij naar Jeruzalem op weg is. Als dat gezegd wordt, dan altijd in verband met het lijden dat hem daar wacht. Jezus is niet zomaar op weg naar Jeruzalem, hij heeft daar een missie te volbrengen. Hij gaat naar Jeruzalem om naar de tempel te gaan. Om daar, in het religieuze hart van zijn land en van zijn volk, zijn boodschap te brengen, koste wat hem kost.
In het evangelie lezen we meteen na de intocht hoe Jezus naar de tempel gaat en daar de wisselaars wegjaagt. De tempel moet gezuiverd worden. Het kost hem uiteindelijk de kop. De ironie is dat hij buiten de stad wordt gebracht, naar de heuvel Golgotha, de executieplaats, om daar gekruisigd te worden. Uit de stad verdreven.kruisweg12

Dat is allemaal aan de orde in de dagen die nu voor ons liggen.
Met de intocht op Palmzondag gaan we de Stille of Goede week in, waarin de kerk het lijden, sterven en opstaan van Jezus gedenkt, viert, stap voor stap, van statie tot statie.
Als je de intocht ziet als de eerste van die staties, van die halteplaatsen, dan betekent het dus iets dat hij Jeruzalem, dat hij de stad binnentrekt. Vanwege de tempel? Ja, maar misschien ook nog breder.

De stad speelt in de Jezusbeweging die na zijn dood op gang komt een belangrijke rol. Op zich is het opmerkelijk dat wat op het platteland van Galilea (in het noorden) begint, als een beweging van arme boeren en dagloners, van vissers en eenvoudige lieden, na zijn dood zijn centrum vindt, eerst in Jeruzalem, maar al na enkele decennia in de belangrijkste steden van het uitgestrekte Romeinse Rijk. Het christendom is een stadsbeweging. Het evangelie wordt verspreid via de haven- en handelssteden, met name door de reizen van Paulus.

De stad is een plaats waar allerlei verschillende mensen samenleven. Een paar jaar geleden werd het omslagpunt bereikt. Voor het eerst in de geschiedenis leeft de meerderheid van de wereldbevolking in de stad.
In de grote wereldsteden in de Derde Wereld, die koortsachtig groeien, is dat te zien. De trek van het platteland naar de stad, waar werk te vinden is (zo hoopt men), waar je beter kunt overleven, betere kansen hebt enzovoort. Met alle problemen van dien, de uitgestrekte krottenwijken, met huisjes die niet bestand zijn tegen verwoestende modderstromen (onlangs in het stadje Mocoa in Colombia), met sloppenwijken waar armoede heerst en criminaliteit welig tiert. De stad is een verzamelplaats van allerlei sociale problemen. Van de getto’s tot de slums, maar denk ook aan de situatie in de stadswijken en voorsteden in Europa.
En tegelijk is en blijft de stad een dynamische en bruisende omgeving. De stad is de plaats met mogelijkheden, met kansen, met de belofte van een betere toekomst. De stad is een knooppunt en een smeltkroes, een plaats waar alles samenkomt. In de grote steden van ons eigen land, Amsterdam en Rotterdam, wonen mensen van bijna alle nationaliteiten. De stad is een miniatuur van hoe het zou moeten en zou kunnen, waar we samenwonen, samenleven, dwars door alle culturele en religieuze verschillen heen. Stadslucht maakt vrij, zeggen ze.

Het klinkt nu misschien een beetje als een loflied op de stad.
Terwijl je naast elke positieve uitspraak ook een negatieve kunt plaatsen. De stad is niet per se heilig. Ook in de Bijbel niet. Naast Jeruzalem heb je Babel. De stad kan ook verstikken. De stad kan mensen ook verdrijven, uitbannen, buitensluiten. Zoals Jezus is stukgelopen, in de stad Jeruzalem, tegen het establishment, tegen de uniformiteit van kerk en staat. Hij wordt buitengesloten. De stad van de vrede, doodt haar eigen profeten.
En tegelijk, gaat het in die stad door. De Jezusbeweging start vanuit Jeruzalem. De leerlingen uit Emmaüs keren na de wonderlijke ontmoeting met de Levende, terug naar de stad…

Als de stad onze bestemming is – het hemelse Jeruzalem dat op aarde neerdaalt (dat laatste moet je niet vergeten, ook al blijft het een beeld );
als het in het geloof gaat om je in te zetten voor een bewoonbare aarde
als het gaat om het goede samenleven, met alle veelkleurigheid en diversiteit, ook tussen de religies – kijk naar het huidige Jeruzalem;
als dat alles meespeelt, dan is het van belang dat we manieren ontwikkelen om in onze wereld, de stad van onderling verbonden mensen, de stad van God, te leren leven.

De stad (als beeld) is de plaats waar je leert mens te worden in het intermenselijk verkeer. Want mensen zijn we en menselijk worden in de omgang met elkaar, in het uithouden met elkaar, ondanks of dankzij de verschillen.
De stad is de ruimte waar we voortdurend bezig zijn met meten, spiegelen en het ons verhouden tot elkaar, precies omdat we het niet zelf zijn die bepalen wie we zijn, maar dit grotendeels door anderen gebeurt. Daarom is het belangrijk dat er in de stad publieke ruimten zijn, veilige ruimten om dat verhouden tot elkaar te oefenen en te verfijnen. Plaatsen en gelegenheden om elkaar te ontmoeten, om met elkaar te interacteren, om te leren leven met het verschil, om jezelf te ontdekken aan de ander. Of zoals in de uitspraak van een architect: “We moeten blijven zoeken naar ruimtelijke vormen die onze gebouwen tot mechanismen maken waar iedereen het pad van ieder ander doorkruist” (Hertzberger, geciteerd bij Gert Biesta – Het leren voorbij, p. 135). Met name om die laatste zin gaat het mij. Het is heilzaam om elkaars pad te doorkruisen. Om niet langs elkaar heen te leven, maar gelegenheden te hebben of te creëren, waar mensen van verschillende aard en karakter en aanleg en geloof, elkaar ontmoeten. Je eigen pad laten doorkruisen. Misschien wel laten dwarsbomen.

De stad wordt zo een model voor een vorm van samenleven die ook of juist in het geloof van het grootste belang is. Open, transparant, een kruispunt voor ontmoetingen, een plaats waar diversiteit wordt gevierd.
Is de kerk zo’n plaats? Niet alleen als gebouw, maar ook als gemeenschap?
Een kruispunt voor ontmoetingen, een plaats waar het verschil wordt gevierd?
Juist uniformiteit verstikt, is dodelijk, drijft mensen letterlijk uit elkaar.
Is geloof hechten aan Jezus en aan de weg die hij gaat, vandaag naar de stad, niet ook een manier om ons pad op een heilzame manier te laten doorkruisen? Dan zegt het zoveel als: Je kunt in de gemeenschap van mensen (de stad) ook nog anders met elkaar leven, niet uit de hoogte, maar in alle eenvoud en nederigheid en dienstbaarheid. De koning op een ezel.

Het verhaal van God met de mensen begon ooit in een prachtige tuin. Maar het paradijs is verloren en dat krijgen we niet terug. We zijn, in de symbooltaal van de Bijbel, bestemd voor de stad, voor het samenleven met alle verschillen die daar binnengebracht worden, tot Gods eer. Een stad zonder tempel, want die is daar niet meer nodig. Ook de kerk is slechts een noodmaatregel. God is haar tempel en het lam (dat geslacht is – een verwijzing naar Christus).

De belofte van het goede leven krijgt beeld in het visioen van het neerdalende Jeruzalem, de stad van vrede. Vrede voor alle mensen. AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply