Overdenking

het voordeel van de twijfel, over Tomas

Als je naar de Walburgiskerk in Zutphen gaat, kun je het met eigen ogen zien. Ergens op de schilderingen in het gewelf is Tomas afgebeeld. Je kunt hem herkennen aan zijn attribuut, de winkelhaak. Hij wordt vaker zo afgebeeld. In de middeleeuwen was dat de manier om duidelijk te maken om wie het ging. Tomas heeft een winkelhaak in zijn hand. Om uit te drukken dat hij zich niet zomaar laat overtuigen. Tomas wil het zeker weten. Want meten = weten. Misschien zegt die winkelhaak ook iets over het karakter van zijn geloof, zoals rationeel ingestelde mensen die hebben: hij redeneert via rechte hoeken. Of hang ik nu teveel aan die winkelhaak op?

Vandaag gaat het over Tomas. De ongelovige Tomas, zoals zijn bijnaam luidt. Als je eenmaal een bijnaam hebt, kom je er niet zo makkelijk meer van af. Tomas was altijd een voorbeeld van hoe het niet moet. Zijn ongeloof, zijn aarzeling, zijn twijfel gold als iets negatiefs. Maar ik heb de indruk dat wij vandaag, veel meer dan vroeger, geneigd zijn om sympathie te hebben voor Tomas, juist vanwege zijn twijfel en zijn ongeloof.

Is dat ook niet veel eerlijker? We twijfelen toch allemaal wel eens. Wij kennen toch ook onze aarzelingen, als het gaat over het geloof, over God, over Jezus, over de Opstanding.

We kunnen Tomas zo goed begrijpen. En het voelt bevrijdend om dat eerlijk te kunnen zeggen. Vroeger mocht je niet twijfelen. Geloven was zeker weten. Punt uit. Tegenwoordig kun je zelfs als dominee je populair maken als je zegt het ook niet allemaal zeker te weten. De bijnaam van Tomas – ongelovige – is haast een aanbeveling geworden.

Ik betwijfel of dat wel klopt. Schieten we dan niet door naar de andere kant. Ik geloof niet dat dit verhaal is opgeschreven om onze twijfel aan te moedigen. We lazen: deze verhalen zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam. (vers 31). Het is toch ook zo dat Tomas zijn twijfel heeft overwonnen? Op het eind is hij niet meer de ‘ongelovige’, maar belijdt hij juist zijn geloof: Mijn Heer en mijn God, zegt hij als hij de Opgestane Jezus ontmoet.
Betekent dat dan dat twijfel en ongeloof eigenlijk geen plaats meer hebben?
Misschien ligt het allemaal wat genuanceerder. Het ligt eraan wat je verstaat onder twijfel.

Want twijfel is er in soorten.
Je hebt een intellectuele twijfel en een existentiële twijfel. Dat klinkt wat duur, ik zal het uitleggen. Intellectuele twijfel is een deugd. De hele wetenschap drijft daarop, dat we niet alles zomaar aannemen voor zoete koek, dat de menselijke geest nieuwsgierig is, weten wil hoe het zit, de werkelijkheid onderzoekt en steeds weer de twijfel productief maakt: is dat wel zo? Klopt dat wel? Wetenschap gaat vooruit dankzij steeds weer nieuwe vragen die aan de overgeleverde waarheden worden gesteld.
Intellectuele twijfel heeft ervoor gezorgd dat we ziekten niet meer zien als straf van de goden, maar kunnen behandelen met steeds betere medicijnen.
Intellectuele twijfel heeft ervoor gezorgd dat we niet meer denken dat Donar op de wolken hamert als het onweert; dat we niet meer geloven dat verwarde mensen door de duivel bezeten zijn, verbannen moeten worden of erger, maar dat we de natuurkrachten begrijpen, ze benutten voor het welzijn van mensen en dat psychisch zieke mensen behandeld worden.
En zo kun je doorgaan. Van intellectuele, verstandelijke twijfel, kun je nooit genoeg hebben.

Dat geldt ook in het geloof. Je mag van mij aan alles twijfelen, of het allemaal letterlijk waar is wat in de bijbel staat, en dat soort dingen –, zulke twijfel is alleen maar productief. Het brengt je verder en kan je geloof juist verdiepen. Echte twijfel is een teken van een levend geloof. Want wie niet meer twijfelt, weet het zeker, en zeker weten is het tegenovergestelde van geloven…

Maar existentiële twijfel, dat is een ander chapiter. Existentiële twijfel is met het menselijke bestaan gegeven, heeft met het gewone leven te maken. En dat grijpt eigenlijk dieper in.
De existentiële twijfel slaat toe, als je plotseling merkt dat je man of vrouw zich anders gedraagt, zou er iets zijn – ontwijkende antwoorden, verdachte bewegingen. Zou hij een ander hebben? Je wilt niet aan zijn liefde twijfelen, maar het dringt zich op. Je gevoel… Twijfel die een mens kan verteren.
Existentiële twijfel, dat is als je op je werk merkt dat de leuke opdrachten opeens naar die nieuwe collega gaan, voor wie jouw leidinggevende wel erg veel belangstelling heeft. Terwijl je altijd naar tevredenheid hebt gefunctioneerd, goede beoordelingen enzovoort. Wat is er mis met mij? Doe ik het niet meer goed? Word ik op een zijspoor gerangeerd. Twijfel die maakt dat je werk, waar je altijd fluitend heen ging, een kwelling wordt.
Iedereen van ons kent dergelijke gevoelens. En u merkt wel hoezeer dit soort twijfel van een andere orde is. Je gaat twijfelen aan je zelf. En dat kan verwoestend zijn: Mag ik er wel zijn? Stel ik wel iets voor? Is er iemand die om mij geeft? Dat soort vragen. Kwellende vragen, die ieder op zijn of haar manier heeft te verwerken.
Twijfel die ten diepste gaat over erkenning, over zelfacceptatie en zelfbewust zijn. En iedereen begrijpt dat dit soort twijfel niet weg te nemen is met een redenering.

Waar het in dit Paasverhaal volgens mij omgaat is, dat duidelijk wordt dat het geloof een bron is om dit soort twijfel over je zelf te overwinnen. Dat de Opgestane aan zijn vrienden verschijnt betekent ook: Zijn liefde blijft hen zien. Je hoeft jezelf niet te verbergen, letterlijk achter de gesloten deur, of figuurlijk achter jouw verdedigingswal van twijfel en ongeloof. De Heer heeft mij gezien, en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen. Je bent het voorwerp van een onvoorwaardelijke liefde, die alle hindernis, die de dood, overwint. Dat gebeurt er in die ontmoeting die hier centraal staat, tussen de opgestane Heer en de twijfelende en aarzelende Tomas.

Kijk maar naar het verhaal. Dan gaat het niet meer om beweringen, of om geloofswaarheden die Tomas zouden moeten overtuigen. Het gaat zelfs niet meer om zien en voelen en tasten, als voorwaarde. Als Jezus in hun midden komt en zich op Tomas richt dan is daar helemaal geen sprake meer van. Dan is de persoonlijke ontmoeting voldoende voor Tomas. Hij wordt aangesproken. Hij wordt erkend. Er is geen veroordeling. Er wordt niets beredeneerd, laat staan uitgemeten. Er is slechts de uitnodiging en de vriendelijke aansporing: wees niet langer ongelovig, maar gelovig. En dan hoeft hij zijn vingers niet eens meer in Jezus’ wonden te steken. Dat is allemaal niet meer nodig. Hij heeft zijn winkelhaak aan de kant gegooid. Hij is al overtuigd, in en door de manier waarop hij tegemoet getreden is.

Iemand zei treffend: Geloven is de vrucht van een ontmoeting, niet de uitkomst van een redenering. Het is een persoonlijke keuze, maar het is ook een keuze voor een persoon aan wie jij jouw vertrouwen geeft, aan wie jij je toevertrouwt. Dat maakt dit verhaal van Tomas goed duidelijk. Mijn Heer, mijn God. Geloven is de vrucht van een ontmoeting, de ontmoeting met de Levende, de overgave aan Hem, die in ons midden staat ondanks de deuren die wij op slot hebben gegooid, om bij het verhaal van vanmorgen te blijven..

Maar als het dan zo heel persoonlijk is, als het helemaal op mijzelf aankomt wat ik in de ontmoeting met Jezus beslis, kan zo’n verhaal als dat van Tomas ons daarbij helpen?
Ik denk van wel. Proberen we ons nog eenmaal in het verhaal te verplaatsen en dan mag je best ook wat fantasie gebruiken.

We lezen hoe de leerlingen op de avond van die eerste dag bij elkaar zijn. Judas is er niet meer bij. En ook Tomas ontbreekt. Waarom was Tomas er niet? Stel dat we het hem zouden kunnen vragen, misschien zou hij dan als volgt antwoorden:

“Nee, ik was er niet. Ik zwierf als een verdwaasde door Jeruzalem rond. Ik wist niet waar ik het zoeken moest. Ze hadden mijn Heer gekruisigd. We stonden machteloos. Alles waar we onze hoop op hadden gevestigd, waar ik mijn leven op wilde bouwen, was onder mijn voeten weggeslagen. En ik zelf, ik kon niks doen. Ik was radeloos van verdriet. Hoe moest het nu verder? Wat had mijn leven nog voor zin?”

Zoiets zou Tomas hebben kunnen zeggen. Iedereen die wel eens een groot verlies heeft meegemaakt herkent dat, niet waar?

Maar dan gaat het verhaal een week later verder. Opnieuw zijn de leerlingen bij elkaar, maar dit keer is Tomas er wel bij. Hoe kan dat? Dat betekent toch niet minder dan dat zijn vrienden kans hebben gezien hem in zijn verdriet en in zijn eenzaamheid te bereiken, hem weer in de kring te halen, hem niet aan zijn eigen lot over te laten. Of was het Tomas’ eigen nieuwsgierigheid, zijn verlangen om ook te ervaren wat zijn vrienden hem hadden verteld, over die wonderlijke ontmoeting.

Je zou dat misschien ook zo uit kunnen leggen, dat het geloven wel heel persoonlijk is, maar dat wij pas in gemeenschap met mensen zicht krijgen op Jezus. Tomas had zijn vrienden nodig om het te kunnen zien. Jezus had tussendoor toch wel even apart voor Tomas terug kunnen komen? Maar zo werkt het dus niet. Hij moest weer in de kring van de gemeenschap zijn, om het te kunnen zien…
Wie in zijn eentje probeert te geloven, is alleen met zijn eigen geloof. Dan blijft er altijd die aarzeling, die twijfel, dan reikt je geloof nooit verder dan de reikwijdte van je eigen gelijk. Je hebt die bevestiging nodig die geen mens alleen maar uit zichzelf kan putten. Die niet in een redenering ligt besloten, maar in een ontmoeting, een menselijke ontmoeting.

Is dat niet het diepste geheim van ons geloof, dat God in Jezus mens is geworden om ons uit onze eenzaamheid te verlossen? Die waarheid gaat voor ons leven, als wij in elkaar en voor elkaar diezelfde onvoorwaardelijke liefde belichamen. Als wij elkaar de ruimte geven om mens te zijn; de erkenning van ieders recht om te bestaan en te zijn wie hij of zij is, in Jezus’ naam.
We hebben elkaar nodig, om dat verhaal levend te houden, om de Levende aanwezigheid van Jezus te ervaren en door te geven. Ik heb jou nodig om mijn twijfel te overwinnen. En omgekeerd. Ik heb Tomas nodig om zelf te ontdekken wie mijn Heer en mijn God is.

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Marijkedenhoedt 10/04/2018 at 06:46

    Prachtig
    Ik ben op palmzondag officieel toegetreden tot de protestantse kerk in Vlaardingen-Holy en heb belijdenis gedaan. Ik was tot dat moment rooms-katholiek en ben dat tot ongeveer tien jaar geleden enthousiast geweest en was lid van kerkkoor enz. Nu vind ik zoveel voldoening en blijdschap in deze overstap en voel me erg betrokken, ook mede door vrienden en door onze dominee, Erwin de Fouw.
    Nu ben ik op vakantie in Catalonie, zeer verdeeld mbt het thema afscheiding en ben ik toch weer naar de mis geweest van de r.k. Kerk afgelopen zondag. De preek was in grote lijnen zoals deze van u. Ik was erdoor geraakt.
    Er us geen protestantse kerk in deze gemeente Montroig, wel in Salou, maar die plaats vind ik afschuwelijk.
    Ik ben 70 jaar, lerares Spaans in Nederland en nog aktief zo’n 7 mnd per jaar. Op dit moment in Spanje tot medio juni, waar ik mijn culturele bagage probeer aan te vullen met bijzondere uitstapjes ook naar Aragón.

  • Leave a Reply