Overdenking

grensverkeer (Marcus 7:24-30)

Misschien zijn er onder ons die naar de Middellandse zee op vakantie zijn geweest. Honderdduizenden Europeanen doen dat ieder jaar weer, in lange files rijden ze naar het zuiden, op zwarte zaterdag, om daar te genieten van zon, zee en strand. Dit jaar heb ik mijn vakantie elders doorgebracht, maar ook ik ken de schoonheid en de charme van de Middellandse zee.

Maar diezelfde Middellandse zee is ook het water, waarin dit jaar al meer dan 2000 mensen zijn verdronken bij hun wanhopige poging om Europa te bereiken. Ook deze week was het weer raak. Het zijn onderhand vertrouwde beelden en het is nieuws waar we nauwelijks meer van opkijken.
Onlangs was in het journaal te zien hoe degenen die door de Italiaanse kustwacht zijn gered uit hun gammele bootjes, per veerboot van Lampedusa naar het vasteland worden vervoerd. Hun inscheping vindt plaats achter provisorisch opgestelde schermen, buiten het zicht van de vakantiegangers. Schrijnend voorbeeld van hoe we met elkaar het liefst wegkijken terwijl er een humanitaire ramp aan de boorden van ons eigen continent plaatsvindt? Hier, aan de Mediterranée, maar ook in Calais, en misschien ook wel in Ter Apel?

Wat moeten we daarmee? Kunnen we daar iets aan doen?
Dat weet ik niet. Dat is een vraagstuk voor de politiek, niet voor de preek.
Waarom begin ik er dan over?
Omdat de preek er is om ons te confronteren met ongemakkelijke vragen, en omdat dit hele complex van vragen, over vluchtelingen en migranten, en vooral onze angst voor de vreemdeling, op een bepaalde manier aan de orde is in het verhaal dat we deze zondag overdenken.
Denkt u niet dat het er met de haren is bijgesleept. Dat mag u denken, maar dat lijkt mij niet terecht, niet vanwege tenminste de volgende feiten:

Jezus vertrekt. Hij is op weg. Hij vertrekt naar de omgeving van Tyrus. Voor uw informatie: ruim buiten de grenzen van zijn eigen land.
Daar neemt hij zijn intrek in een huis, staat er. Misschien klinkt de vertaling wat al te gesetteld, in ieder geval is er sprake van een huis, een onderdak, een onderkomen waar hij verblijft. Hij hoopt er even te kunnen onderduiken – is hij er alleen? de leerlingen worden niet genoemd. Het lijkt wel alsof hij op vakantie is, zoals een uitlegger schrijft (Den Heyer). Even een paar daagjes naar de Middellandse zee? In ieder geval is hij niet op pad om het koninkrijk te verkondigen, of om zending te bedrijven, daar horen we niets over. Hij wil het liefst anoniem blijven, onopgemerkt staat er.
Maar dat lukt niet.
Er komt een vrouw naar hem toe, een buitenlandse. Het wordt met een zekere nadruk vermeld, ze is Syro-Fenicisch, geen Jodin. Ze smeekt of Jezus haar zieke dochter wil genezen.
Dat gebeurt ook, maar niet nadat er een vreemde dialoog plaatsvindt tussen Jezus en de vrouw.

Jezus zegt dat het niet goed is om het brood van de kinderen aan de honden te voeren. Een tamelijk grove opmerking, want de kinderen, dat begrijpt iedereen uit die tijd meteen, de kinderen dat is het volk Israël en de honden, dat zijn de niet-Joden, de heidenen, waar die vrouw dus bij hoort.
Maar de vrouw laat zich niet uit het veld slaan en reageert door te zeggen dat de honden toch ook rechten hebben, al was het om de kruimels die de kinderen laten vallen onder de tafel op te eten.
Vanwege die gevatte reactie, zegt Jezus: dat heb je goed gezegd. Ga naar huis, je dochter is al lang genezen.

In die paar regels gebeurt er van alles.
Wat frappeert is Jezus’ aanvankelijke weerzin, zijn afwijzing van deze vreemdelinge. Is dat angst voor het vreemde, is dat uit zorg om het eigene te bewaren, het heil is voor de Joden – eigen volk eerst?
Wat verder opvalt, is dat deze vreemde dialoog nota bene plaatsvindt terwijl Jezus zelf in het buitenland verkeert. Wat doet hij daar? Is het vakantie? Dat is toch te banaal. Maar waarom is Jezus hier, en waarom is hij hier alleen? Hij die eigenlijk nooit de grenzen van het beloofde land verlaat.
En dan zijn bekering, zo zou je het wel kunnen noemen. Jezus, die door geen enkel argument of redenering van welke Farizeeër of Schriftgeleerde ook ooit in het nauw gebracht is, zwicht voor de tegenwerping van de eerste beste buitenlandse, en een vrouw ook nog. Dat laatste zeg ik niet, maar dat is in relatie met de tijd en cultuur van toen. In dat licht is het des te verbazender dat de eigenlijke held van dit verhaal deze vrouw is. Dat bewijst nog maar eens hoe revolutionair het evangelie is.

Voor het goede begrip is het handig om een paar passen achteruit te maken.
Dan kun je zeggen dat het evangelie van Marcus, jaren na dato geschreven, bedoeld is om voor een publiek van niet-Joden het evangelie van Jezus Christus te verkondigen. Marcus komt uit de school van Paulus. Eerst was er Paulus, daarna de evangeliën. Paulus, de onvermoeibare reiziger, grensverlegger, voor wie het goede nieuws ligt in Jezus Christus en dien gekruisigd (I Kor. 2:2), een boodschap van verzoening, van grensoverschrijdende liefde. Paulus maakt het heil, de heelheid, die Jezus voor hem betekent tot een universele zaak. In Christus is er geen sprake van “Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent alleen één in Christus Jezus” (Gal. 3:28). Het evangelie van Marcus is door die theologie gestempeld.
Daarom vormt dit verhaal, samen met een paar andere in het hart van het evangelie, een cruciaal element. Ze laten zien dat de boodschap, het goede nieuws, niet alleen voor de Joden is bestemd, Jezus´ eigen volk, maar voor alle mensen, ook voor hen daarbuiten. Ook voor ons, dus. Begrijpt u goed.

Heeft Jezus dat zelf ook al zo gezien? Of moest hij daartoe bekeerd worden, door die interventie van deze dappere vrouw? Laten we nog eens naar haar kijken.

De vrouw laat zich door Jezus´ aanvankelijke botte afwijzing niet uit het veld slaan en zegt rustig maar beslist:
‘Zeker, u heeft gelijk, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel vallen.‘ Ze is niet te groot om zich door Jezus te laten vernederen.
Ach, wie weet hoeveel vernederingen ze al heeft moeten slikken. Want haar kind is niet zo maar ziek, een zomergriepje. Ze is door een onreine geest bezeten. Wat dat precies is geweest, het lijkt op een psychische aandoening.
Als je dat treft, als je ouder bent van een psychisch ziek kind, of mantelzorger van een psychische patiënt, dan heb je je deel al gehad van de goedbedoelde vernederingen, van buren en omstanders (die vrouw met dat ongelukkige kind; ze zeggen dat het in haar familie zit); van de hulpverleningsinstanties (zou die ziekte van uw kind, mevrouw, ook niet met de thuissituatie te maken hebben); van al die mensen die van buiten af zo goed weten hoe het komt en wat er aan gedaan moet worden (een schop onder de kont), maar ondertussen zit jij al maanden met dat zieke kind…
Misschien is ze gehard omdat ze er ervaring mee heeft: met de afwijzing, met de vernedering, dat ze deze van Jezus ook nog wel accepteren kan? Het zijn maar speculaties, ondertussen:
Ze is groot genoeg om door die vernedering heen overeind te blijven, in haar goed recht op tenminste een kruimel van Gods goedheid. Zij claimt de kruimels. Laat mij dan maar een hondje zijn, een schooiertje. Zij buigt zich onder het oordeel maar laat zich er niet door breken. Zo groot is haar kracht. Zo krachtig is haar geloof.

WelkomDaarmee is het een opmerkelijk verhaal. Veel meer dan een genezingsverhaal, of het moet zijn een verhaal waarin ook Jezus zelf wordt genezen, en wij met hem. Genezen van onze angst voor het vreemde en voor de vreemdeling. Genezen van onze huiver voor het onbekende, van onze neiging ons eigen geluk voor onszelf te houden alsof het ons bezit is. Het is een verhaal dat bevrijdt, omdat grenzen worden overschreden. Letterlijk en figuurlijk. Omdat het vreemde, de vreemdeling, deelgenoot wordt. Omdat het mechanisme van de uitsluiting wordt ontmanteld.
De genezing van dat dochtertje, naamloos net als de vrouw, van wie we verder geen bijzonderheden horen, is daar misschien wel het symbool van.

Hoe dan ook, dit verhaal toont iets van de menselijkheid van Jezus, in die zin dat Hij zich veranderen láát, overtuigen laat. Tegelijk worden in die menselijkheid ook de goddelijke trekken van Jezus zichtbaar. Die beide dingen grijpen in elkaar. In zijn menselijkheid openbaart hij zijn goddelijkheid en omgekeerd, zijn goddelijkheid demonstreert zich in zijn menselijkheid.

De vrouw reikt de sleutel aan. Jezus opent het slot. En dan zwaait de deur van Gods genade wijd open, universeel, wereldwijd, en wordt niemand uitgezonderd.
De vrouw zet de beweging in gang, die door Jezus wordt voortgezet. Of misschien was hij zelf die beweging al onbewust begonnen, met zijn opmerkelijk vertrek naar deze buitengaatse streken. In ieder geval. Betekenisvol is hier de beweging van de grensoverschrijding, de grensverlegging. De transgressie of de transcendentie, zo u wilt.

Dat brengt ons tenslotte bij waar we begonnen zijn.
Met die vreemdelingen aan onze poort. De drenkelingen op zee.
Wat moeten we daar nu mee? Allemaal dan maar toelaten…? Niemand buitensluiten?
Dat is aan de politiek.
Er is natuurlijk een verschil tussen vluchtelingen, mensen op de vlucht voor oorlog of vervolging, en mensen die gewoon (maar wat is gewoon?) een beter bestaan zoeken, de economische migranten. De gelukszoekers. Maar waarom hangt er om dat woord zo’n negatieve klank? We zoeken toch allemaal geluk in ons leven. En als we het thuis niet vinden, dan zoeken we het toch elders? Dat is in de hele geschiedenis nooit anders geweest. Hoeveel van ons hebben familie over ver, in Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Amerika of waar dan ook?
Een tijdje geleden stond in de krant een pleidooi van een historicus om alle grenzen op te heffen. Vrij verkeer van personen en goederen wereldwijd. Dan regelt de markt van vraag en aanbod het vanzelf. Als er geen werk is, trekken de mensen wel weer verder. Zo ging het vroeger ook. Migratie is van alle tijden. Of is dat vandaag een naïeve kosmopolitische droom?

De politiek is de kunst van het haalbare, maar geloof is de reikwijdte van het haalbare vergroten.
Dát doet die vrouw ons voor.
Zij, de naamloze, de niet Jodin. Is dat geen wonder?

Jezus zegt: Groot is uw geloof, zo staat het er in het andere evangelie. Om dit woord, zegt Jezus hier. Of zoals nu vertaald: Dat heb je goed gezegd.

De demonen zijn verdwenen.

Het heil is voor alle volken.
Het geluk aan de dromers.

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply Jan Drolinga 28/08/2015 at 18:48

    Ik vind het een mooie preek en ik heb de preek met genoegen gelezen.

  • Leave a Reply