Overdenking

getsemane (Mat. 26: 36 – 46)

In de nacht komen de angsten. Het kleine kind kan pas gaan slapen, als die angst is bezworen. Als vader of moeder onder het bed heeft gekeken en zeker weet dat daar geen eng beest zit. Als het voor-het-slapen-gaan ritueel is gedaan, stukje voorgelezen, kusje op het voorhoofd of een kruisje, avondgebedje gezegd?
In de nacht komen de angsten. Als het schemer de wereld verduistert, contouren vervagen, als het licht is uitgegaan, in de stilte van een slapeloze nacht, kan een mens zich diep eenzaam voelen, alleen met je zorgen, met je verdriet en met je angsten.

christ-in-gethsemane-michael o brien

michael o’brien
http://www.studiobrien.com/gallery/modern/

We zijn met Jezus in de hof van Getsemane. Het is avond. De avond waarop hij met zijn vrienden de maaltijd heeft gevierd. Bij de tafel heeft hij gezegd: in deze nacht zullen jullie mij allemaal afvallen, in de steek laten. Waarop Petrus meteen reageert: de anderen misschien, maar ik nooit. Ik zal u nooit van mijn levensdagen verloochenen.

Ach, die Petrus.
Hij wordt weer als eerste genoemd als Jezus de tuin van Getsemane in gaat. Als enige bij name genoemd, maar de andere twee zijn er ook, de zonen van Zebedeüs. De drie die op beslissende momenten in het evangelie erbij zijn: op de berg van de verheerlijking, waar Jezus straalt van hemels licht. In de tuin van Getsemane, als het licht ver weg is, maar de nacht alom aanwezig.
De drie belangrijkste vrienden – ze staan in het evangelie symbool voor de kerk – de drie zijn er telkens bij, maar echt begrijpen doen ze het niet. Hier vallen ze zelfs in slaap. Het lijkt alsof hun onhandigheid een bewust gebruikt vertelmotief is, om het contrast des te sterker aan te zetten.

Wat betekent dit verhaal, deze nachtelijke scene in Getsemane? En wat doet dat met ons, om geconfronteerd te worden met het verdriet en de angst van Jezus. Maar ook: wat moeten we aan met die slapende leerlingen?

De scene in Getsemane is één van de dramatische momenten in het lijdensverhaal van Jezus. Misschien ook wel omdat we hier zo sterk de menselijkheid van Jezus ervaren. Hoe zou je niet verdrietig en angstig zijn, als je weet welk lijden je te wachten staat? Hoe invoelbaar is dat gebed: laat deze beker aan mij voorbijgaan, als het even kan, toe, vader. Je kunt je het voorstellen. Toch? Of?
Het is niet vreemd als mensen zich herkennen in de worsteling die Jezus doormaakt. Een groot deel van de fascinatie voor dat wonderlijke verhaal is toch, dat we iets van onszelf er in terug vinden, van onze aarzeling, van onze twijfel, van onze worsteling – bij alles wat óns overkomt of bij wat er in de wereld gebeurt. Als de nacht oprukt, als de angst je bij de keel grijpt. Waar vind je dan nog houvast? Waar kun je dan nog op terugvallen?

We herkennen ons in het gebed van Jezus, in ieder geval in de intentie die daar onder ligt. In dat wat hem doet bidden. Als je het niet meer weet, als wij aan het einde van onze mogelijkheden zijn, dan hebben we niets meer over dan het gebed. En voor sommigen is zelfs dat niet meer mogelijk. Je zou wel willen bidden, maar je hebt geen woorden meer, geen adem, geen moed…

We herkennen het nodige in dit dramatische verhaal. De Jezus van Getsemane kan ons heel dichtbij komen. Vanwege zijn menselijkheid, zijn zwakheid, een mens net als wij.

Hoe waar ook allemaal, toch is het de vraag of we hiermee het geheim van wat daar in Getsemane gebeurt wel diep genoeg hebben gepeild. Als dat ooit al kan.
Er is de herkenning, in de zo menselijke aarzeling en angst die we bij Jezus menen te proeven. En die herkenning, die identificatie is van belang, want daarvoor is dit ook allemaal overgeleverd, opdat wij onze menselijkheid zouden terugvinden in het verhaal van Jezus. Maar als het daar om gaat, om onze menselijkheid, is het misschien beter de blikrichting enigszins te kantelen, van Jezus naar de leerlingen. Van het gebed van Jezus, naar de slapende vrienden.

bidden 2Want is het werkelijk zo dat Jezus verscheurd wordt door onzekerheid, door twijfel ten aanzien van God? Is hij bedroefd en angstig, omdat hij terug zou schrikken voor de weg die voor hem ligt?
We zouden het denken, het maakt hem zo menselijk. Maar als je nog eens met een nieuwe ontvankelijkheid het verhaal volgt, dan is het de vraag of dit beeld van een zoekende, twijfelende, wanhopig biddende Jezus meer over óns zegt, dan over Jezus zelf.

Steeds weer in het lijdensverhaal, de passie, neemt Jezus de regie. Hij ondergaat het, dat betekent passie, ja, maar hij gaat het ook welbewust en zelfgekozen tegemoet.
Het is Jezus die na de maaltijd het initiatief neemt en de tuin binnengaat. Zijn leerlingen volgen.
Het is Jezus die besluit om te gaan bidden en de leerlingen achter te laten – blijf maar zitten – behalve dan de drie.
Het is Jezus die aan het einde, de leerlingen maant: Sta op, laten we gaan… en zo opnieuw de regie voert.
En zijn gebed dan? Is dat geen uitdrukking van, ja van wat: toch een zekere innerlijke onzekerheid, een stille hoop dat het lot dat hem dreigt, de dood, vermeden kan worden, als u het wilt?
Maar Jezus bidt niet om een god die ingrijpt. Hij weet wel beter. Hij bidt ook niet: waarom? Waarom moet mij dit overkomen? Die grote waarom-vraag waar mensen het altijd over hebben. Hij bidt niet om zijn eigen onzekerheid te overwinnen, of er wel een god bestaat, als alles zo duister en donker en angstig wordt in je leven. Dat mag voor ons een worsteling zijn, een geestelijke strijd, maar daar ligt voor Jezus het front nu juist niet. Want hij weet precies waar hij met zijn vader aan toe is. God zal niet ingrijpen. Er komt geen hemelse legermacht van engelen om op het laatste moment het tij te keren. Het is geen film… De aarde draait gewoon door, onverschillig en onbewogen. De natuur blijft gewoon haar eigen gang gaan. Ook na deze nacht komt er weer een morgen, en dat gaat zo maar door. Nee, Jezus’ gebed is niet een vraag om goddelijk ingrijpen, het is niet zijn worsteling of hij nog wel in een god kan geloven, maar andersom: of hij nog geloven kan in de mensen. Of de Mensenzoon nog geloof vindt op aarde. Of hij nog kan rekenen op de vrienden die hij om zich heen meent te hebben.

Het verontrustende van dit verhaal is dan ook niet dat de hemel zwijgt, maar dat de leerlingen… slapen. Het wordt een paar maal herhaald om er de nadruk op te leggen.
Jezus blijkt alleen te zijn, in zijn worsteling, in zijn gebed. Niet zozeer omdat god niet antwoordt, maar omdat zijn vrienden niet thuis geven.

tadao ando - kerk van het licht

tadao ando – kerk van het licht

De kerk slaapt. De wereld heeft zich afgewend, terwijl Christus, Gods goedheid en liefde, in doodsstrijd verkeert. Kunt gij niet één uur met mij waken?

Ze slapen. Zijn meest intieme vrienden. Ze zijn gaan slapen want ze waren o zo moe, sluit mijn beide oogjes toe – en verder zijn ze niet gekomen. Zonder verhaaltje, zonder kusje of kruisje op hun voorhoofd, zonder avondgebedje zijn ze maar gaan slapen – slapen ze hun roes.

De kern van dit hele verhaal ligt daarom misschien wel in het ‘gebed’ dat Jezus tot zijn vrienden richt: ‘Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen, want de geest is wel gewillig maar het lichaam is zwak’.

In de nacht komen de angsten.
En een heel natuurlijke en menselijke reactie is dan, om te gaan slapen. Kop onder het kussen, de dekens over je heen getrokken. Weggedoken. Ik zie niets, ik hoor niets en ik zeg niets. Ik pas.

Waar het in Jezus’ lijdensverhaal, dat grote, onbevattelijke wonder van passie en Pasen, nu om gaat, is dat we die natuurlijke reflex leren te weerstaan. Dat we wakker en waakzaam blijven. Dat de kerk niet gaat slapen en wij ons in deze wereld niet in slaap laten sukkelen, hoe comfortabel dat misschien ook is.

Dat betekent: je niet afwenden van het lijden in deze wereld; je niet afzijdig houden als er onrecht geschiedt. Het betekent: bij de ander zijn, in haar verdriet, in zijn eenzaamheid. Je stem verheffen, als een ander tekort wordt gedaan.
Jezus’ gebed is vooral tot ons gericht, blijf wakker en waakzaam. Het is als een hart onder de riem. Om je angsten niet te ontvluchten of te ontlopen, maar tegemoet te treden, in vertrouwen, in geloof. Dat niet de machten van het kwaad het zullen winnen, maar het licht, de goedheid en de liefde van God.

Er is een mooi lied uit de katholieke Randstadbundel, waar ik mee wil eindigen, en dat gaat als volgt:
Wij hebben voor u gebeden, dat uw geloof niet bezwijkt,
en jij op jouw beurt, tot inkeer gekomen,
versterk je broeders, versterk je zusters, (…)
verdrijf in zijn naam de duivels,
dat het kwaad uit de wereld wijkt,
leg handen op aan wie lijden,
dat het heil tot de hemel reikt.

Previous Post Next Post

1 Comment

  • Reply dikke 16/02/2018 at 09:08

    heel erg veel tekst -_-

  • Leave a Reply