Boeken

Frits de Lange, Heilige onrust

In het nieuwste boek van Frits de Lange, Heilige onrust. Een pelgrimage naar het hart van religie staat de moderne pelgrim centraal. De Lange, hoogleraar Ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit, is gefascineerd door de populariteit van de pelgrimage, met name die naar Santiago. De moderne pelgrims worden niet gedreven door vroomheid. Ze hebben kerk en geloof dikwijls losgelaten.“Wat hen echter nog steeds tot pelgrims maakt, is het besef dat er iets groter of sterker is dan henzelf, dat hen in beweging zet. De nieuwe pelgrim levert daarmee het format voor een theologie, die weer moet leren om helemaal van voren af aan te beginnen: bij iets dat je onvoorwaardelijk aanspreekt, zonder dat je weet waar het vandaan komt” (p. 11). De Lange ziet in de nieuwe pelgrim “de belichaming van een nieuw type gelovige, postchristelijk, postkerkelijk, postreligieus” (p. 18). Op een essayistisch manier onderzoekt hij de contouren van dit nieuwe type geloof.

Hij benadrukt allereerst de lijfelijkheid waarmee de pelgrimage gepaard gaat. We hebben te lang met ons geloof in ons hoofd gezeten. “De postreligieuze pelgrim zoekt het daarentegen laag bij de grond…. hij loopt op blaren” (p. 25). De moderne pelgrim gelooft met zijn lichaam, gewoon door de ene voet voor de ander te zetten. Als getuige voert hij Jean-Christophe Rufin op, die de Camino liep en daar een boek over schreef. Rufin wordt niet gedreven door een spirituele behoefte, maar ervaart door de fysieke inspanning een openheid voor dat “wat groter is dan hijzelf, groter dan alles” (p. 34).
Voor kerkvader Augustinus is de pelgrim een metafoor voor de mens onderweg (homo viator). Zijn bestemming is om thuis te komen in de hemel. Dat doel heeft de moderne pelgrim uit het oog verloren. De moderne pelgrim zoals Rufin, kijkt niet meer omhoog, maar wel vooruit. Wat hem drijft is een verlangen, een onbestemde “hoop dat het morgen beter zal gaan. Vaak is het een vertrouwen tegen beter weten in, een dwaas geloof, in weerwil van de feiten…. Maar we kunnen nu eenmaal niet anders. Geloof in een ander, mooier, waarachtiger, rechtvaardiger, vrediger leven, met en voor anderen, is wat ons menselijk maakt”, volgens De Lange (p. 51).
Bij Augustinus is de mens ‘zichzelf tot vraag geworden’. Is dat voor de kerkvader ‘een kwaal’, een innerlijke onrust die pas rust vindt in het geloof in God, voor de pelgrim nieuwe stijl is de onduidelijkheid over wie ik ben precies dat wat ik ben. De ervaring het niet zeker te weten, de onbeslistheid ten aanzien van zichzelf en ten aanzien van de grote vragen, is niet hinderlijk maar juist bevrijdend. Rufin: “Toen ik naar Santiago vertrok, zocht ik niets, en ik heb het gevonden” (p. 35). Dit inzicht biedt een krachtig tegengif tegen de modernistische druk om je leven in eigen hand te nemen en naar eigen hand te zetten, volgens De Lange. “Wij weten nooit precies wie we zijn, evenmin als we weten wie of wat God is waarnaar we verlangen. Het zelf is geen project, maar een traject waarvan je niet weet waarheen het voert” (p. 67).

Zo verkent De Lange de postreligieuze spiritualiteit van de moderne pelgrims. Ze geloven niet meer in God, maar wel in ‘het leven’. “Het leven is een roep die beantwoord moet worden” (p. 123). Wel is het volgens ethicus De Lange nodig dat “het vleugje weldadig heidendom in de pelgrims nieuwe stijl (wordt) aangelengd met een flinke scheut joods-messiaanse onrust: het besef dat dit verrukkelijke en verschrikkelijke leven het ware leven nog niet is” (p. 127).
Dit ware leven moet echter niet achter of boven de bestaande werkelijkheid gezocht worden. Dat is de fout van de klassieke theologie met haar geloof in een hiernamaals. “Beter is het daarom te leven alsof er geen hemel bestaat, etsi coelum non daretur. Eeuwig leven stel ik me ondertussen liever voor als de overweldigende intensivering van het besef in leven te zijn, de ervaring van de rijkdom van het volle leven” (p. 135).labyrint chartres

Het boek staat vol met aanstekende formuleringen, die de verbeelding prikkelen, maar kent ook een paar slordigheden. In zijn bespreking van het labyrintmotief (als model voor het moderne leven, pp. 43 – 46) gooit De Lange bijvoorbeeld het labyrint op één hoop met het doolhof. Maar een labyrint is nu juist alles behalve een doolhof. In een doolhof kun je verdwalen als je op de tweesprong het verkeerde pad kiest. In een labyrint is er maar één pad. Je maakt wel een omweg, maar verdwaalt niet. Je hoeft niets anders te doen dan het pad volgen om je bestemming te vinden. Vandaar dat het labyrint in de christelijke traditie als symbool van de pelgrimage kan functioneren (en het doolhof op de omslag dus minder geschikt gekozen is).

Een pelgrim is iemand die een doel heeft, die zijn leven plant, vooruit gaat, zijn identiteit ontwikkelt, afkoerst op de zelf geplaatste stip op zijn horizon. Daarom vindt Zygmunt Bauman de pelgrimsmetafoor als beeld voor de hedendaagse mens achterhaald (en dus niet omdat hij de pelgrim ziet als iemand die innerlijke ascese zoekt, zoals De Lange suggereert, p. 148, nt. 15). Het beeld van de pelgrim past bij de doelgerichte mens van de moderniteit. De postmoderne mens, waar het Bauman om te doen is, heeft geen idealen meer of is ze onderweg kwijtgeraakt. Zelf gebruikt hij o.a. de metafoor van de vagebond om de postmoderne mens te typeren: ‘een pelgrim zonder bestemming, een nomade zonder reisplan’, en dat sluit weer naadloos aan bij De Lange’s moderne pelgrim.

De Lange gebruikt de moderne pelgrim als metafoor om het ‘hart van de religie’ te ontdekken, Opvallend is wel dat de reëel bestaande pelgrim zelf daar niet zoveel mee lijkt te hebben. Rufin bijvoorbeeld ervaart wel iets van ‘openheid voor wat groter is dan hijzelf’, maar het is niet iets wat beklijft. Andere pelgrims, zoals de socioloog Vuijsje die de Camino al in 1989 liep (bewust in omgekeerde richting), hebben onderweg geen enkele spirituele ervaring. Als De Lange, die overigens toegeeft zelf geen wandelaar te zijn, een lezing mag houden bij het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, bestudeert hij ter voorbereiding hun website en constateert dat deze vol staat met praktische tips over routes en herbergen, maar nauwelijks iets biedt over de spiritualiteit van het pelgrimeren, waarover zijn lezing gaat. Begrijpt De Lange de pelgrimerende toeristen op de Camino soms beter dan zij zichzelf? Wat maakt het verlangen om op weg te gaan, de onrust van de pelgrim, tot een ‘heilige’ onrust?

Voor de moderne pelgrim is de heilige bestemming niet meer van belang, de reis is waar het om gaat. Maar het lijkt mij ook belangrijk te weten waar je vandaan komt. Je neemt immers  altijd jezelf mee. Die eigen traditie is niet willekeurig. Tot twee keer toe noemt De Lange het een toeval hoe je bent opgevoed, als atheïst, moslim of christen, het is maar waar je wieg heeft gestaan (vgl. pp. 40 en 130). Het is een populaire relativistische drogreden, waarin contingent wordt verward met arbitrair. Maar als Frits de Lange niet in een gereformeerd gezin in Twente maar in Bagdad was geboren, was hij nooit Frits de Lange geweest. Je bent wie je bent geworden. Om te kunnen vertrekken, moet je wel weten waar je vandaan komt en wat je meeneemt. Een pelgrim reist met zo min mogelijk ballast, maar nooit zonder bagage.

De Lange maakt vanaf het begin duidelijk dat hij weinig heil ziet in het vertalen van de traditie. Dat is het programma van de moderne hermeneutische theologie die de veerdienst tussen traditie en eigen tijd onderhoudt. Voor De Lange werkt dat niet meer (“mijn bootje lijdt voortdurend schipbreuk”, p. 8). Hij wil een stap verder zetten en een nieuwe theologie vanuit de metafoor van de pelgrimage ontwikkelen, als het ware from scratch. Kan dat wel? Moet dat ook? Ontzeg je jezelf dan niet tal van creatieve mogelijkheden die dezelfde traditie je aanreikt?

Frits de Lange, hoogleraar ethiek aan de PThU in GroningenHet zijn een paar kritische kanttekeningen, die niet in mindering komen op de waardering voor dit boek. Met zijn uitdagend en vlot en helder geschreven boek verkent De Lange nieuw terrein, waarmee hij hedendaagse zoekers op weg helpt. Dit soort gedurfde boeken, die de grenzen van de traditie verkennen, hebben we nodig. De vraag die er onder ligt, is urgent. Hoe ziet een gelovige levenshouding zonder ‘religieuze franje’ er uit? Heel wat franje heeft hij zelf al opgeruimd, zoals de persoonlijke God en de hemel. Misschien gebeurt dat wat al te snel en te stellig. Het is duidelijk dat het hem er niet om begonnen is de traditie te verdedigen, maar toch wel om die voort te zetten?

Zelf noemt hij zijn boek ‘mijn minimal theology’. Of dit minimale genoeg is, kan alleen onderweg blijken.

Frits de Lange, Heilige onrust. Een pelgrimage naar het hart van religie, Ten Have Amsterdam 2017, 172 pag., € 17,99

Interviews met Frits de Lange op NieuwWij en in het Nederlands Dagblad.

 

 

Previous Post Next Post

3 Comments

  • Reply Frits de Lange 18/06/2017 at 10:46

    Dank je wel Bert, voor deze bespreking. Wat het labyrint betreft – het onderscheid tussen labyrint en doolhof is gangbaar en populair, maar is volgens de grote labyrintonderzoekers ( Reed Doob, Santarcangeli, Kern, zie de literatuuropgave) niet overtuigend. Met Santarcangeli houd ik het er echter op dat een scherp onderscheid tussen labyrint dat met één pad (unicursaal) uiteindelijk rechtstreeks naar één centrum leidt, en een doolhof met splitsingen en doodlopende wegen (multicursaal) historisch en fenomenologisch geen hout snijdt. We moeten niet al te puristisch zijn in de omschrijving van wat een labyrint is. Beter is het te spreken over het ‘labyrint-motief’. Santarcangeli, 52 is nog radicaler: hij noemt het unicursale labyrint zelfs een pseudo-labyrint.) Ook een rhizoom, een eindeloos netwerk waarbij elk pad kan verbonden worden met een ander en dat dus geen centrum heeft noch uitgang – het speelt een centrale rol in het werk van Gilles Deleuze – is dan een labyrint motief (zo ook Umberto Eco).
    Het boekomslag is met zorg gekozen.

  • Reply Recensies “Heilige Onrust” | Frits de Lange 29/07/2017 at 21:02

    […] Bert Altena, juni 2017, ‘Heilige Onrust’ […]

  • Reply Fokke Bouma 21/08/2017 at 12:02

    Hartelijk dank voor uw recensie van het boek ‘Heilige Onrust’ van Frits de Lange. Dat boek heb ik onlangs gelezen. Het boek blijft me bezig houden. Uw opmerking: ‘Hij wil een stap verder zetten en een nieuwe theologie vanuit de metafoor van de pelgrimage ontwikkelen, als het ware from scratch. Kan dat wel? Moet dat ook? Ontzeg je jezelf dan niet tal van creatieve mogelijkheden die dezelfde traditie je aanreikt?’.
    Die opmerking intrigeerde mij. Wat wordt er mee bedoeld?
    De Lange gaat zelf met de traditie aan de slag. John Bunyan, m.n. Augustinus. Wordt die laatste niet te gemakkelijk in het verhaal van de Lange geweven? De metafysica van Augustinus wordt niet overgenomen, zijn besef van onrust wel. Overigens wie neemt nu nog wel klakkeloos zonder besef van context Augustinus over?
    Ik ben benieuwd naar die creatieve mogelijkheden die de traditie aanreikt. Zijn het rijke gedachten uit de theologische rugzak om in de sfeer van de Camino te blijven?
    Of kan het ook zijn: de stap zetten om onze werkelijkheid te zien als de ruimte waar incarnatie plaats vindt. ‘God komt in Jezus deze wereld binnen.’ De Lange zou dat waarschijnlijk een theologische truc vinden, maar kan het niet zo zijn dat dan de vragen beginnen naar hoe wij daarop reageren? Ik bedoel geen woordenspel, maar bittere werkelijkheid die zich niet te kennen geeft. Verborgenheid, dilemma, verbazing en verwondering. Het loven van schepping en herschepping.
    Nogmaals, dank voor uw recensie, die mij weer op het spoor van de Lange zette. Overigens een boek dat ik met plezier heb gelezen, goed leesbaar, moedig, maar ook wat grimmig en wrokkig m.b.t. de traditie.

  • Laat een antwoord achter aan Fokke Bouma