Overdenking

de wereld in, Joh. 16: 16 – 22

De werkelijkheid van het geloof is telkens weer het menselijk bestaan. Geloven gaat over deze wereld en over onze eigen tijd, over de vraag naar de menselijkheid in een aangevochten bestaan.

Dat zijn even wat stevige woorden, aan het begin. Piketpaaltjes. Om meteen duidelijk te maken op welke manier ik de woorden die we vandaag overdenken graag zou willen opvatten. Niet als woorden die ons wegvoeren van het aardse, dat gevaar is aanwezig, maar als een woord van Jezus, als een bemoediging die ons op een nieuwe manier bij de wereld bepaalt waarin wij leven en waarin wij geloven.

Heb je het daarnet gehoord?
Jezus is in gesprek met zijn leerlingen. Hij zegt: Nog een korte tijd en jullie zien me niet meer, maar kort daarna zien jullie me terug.
De leerlingen begrijpen het niet goed. Ze vragen het nog een keer na, waarop dezelfde woorden worden herhaald. De leerlingen snappen er niet veel van. Gelukkig weten wij beter, toch? En dan zeggen we: Jezus spreekt hier met zijn leerlingen over zijn naderende afscheid. Wij weten immers hoe het verder gaat. Jezus gaat sterven, hij zal in een graf worden gelegd, maar na drie dagen weer opstaan en dan zal hij zich opnieuw laten zien. ‘Nog een korte tijd en jullie zien mij niet meer, maar kort daarna zien jullie mij terug’.
Snap je wel.
En dus is het logisch dat de kerk deze woorden leest op een van de zondagen tussen Pasen en Hemelvaart. Het klopt helemaal…
En om het verhaal rond te maken, kun je er ook bij zeggen dat wat voor die onwetende leerlingen toen gold, voor mensen vandaag geldt. We zien Jezus immers niet. Hij heeft ooit hier over deze aarde rondgelopen, maar dat is al zo lang geleden. Je zou het haast vergeten.
Maar, …. dat hoort allemaal bij die korte tijd. Kort daarna zien jullie mij terug. Wij verwachten immers de wederkomst – dan zal alles goed komen. Of met de woorden uit de tekst: “dan zul je blij zijn, en niemand zal je vreugde afnemen. Dan hoeven jullie mij niets meer te vragen”, met andere woorden, dan is er niets meer te wensen over.
Snap je wel?!

Ik zeg het met een beetje ironie. Ik hoop dat u dat hoort.
Want deze uitleg is wel gangbaar, en deze uitleg is ook niet helemaal verkeerd, maar toch… Er schuilt een gevaar in. Als de uitleg te gemakkelijk in een vooropgezet plaatje past, wekt dat argwaan. Als het dan ook nog eens de tegenstelling tussen de wereld en de gelovigen vergroot, waar deze tekst aanleiding toe kan geven, wordt de argwaan versterkt.
Ik weet, het Johannes-evangelie zelf lijkt dit soort tegenstellingen uit te vergroten. Maar, je kunt het op basis van dezelfde teksten ook anders zien – en dat willen we vanmorgen benadrukken.

Belangrijk daarbij is om te focussen op het beeld dat in de tekst wordt gebruikt.
Het is het beeld van de vrouw die baart, die leven geeft.
“Ook een vrouw die baart heeft het zwaar als haar tijd gekomen is,
maar wanneer haar kind geboren is, herinnert ze zich de pijn niet meer,
omdat ze blij is dat er een mens ter wereld is gekomen”.

vigelundsparken osloHet beeld van de barende vrouw is Bijbels. Je komt het ook tegen bij de profeten. Paulus heeft het over de schepping in barensweeën.
Het is een krachtig beeld, want wat is er nu meer oer-, wat is meer oorspronkelijk, dan geboren worden. Aan het begin van al het menselijke leven staat de vrouw, uit wie wij allemaal geboren zijn.
Geboren worden, gaat gepaard met geboortepijn.
Dat zijn de barensweeën, maar …. wat weet ik daarvan…

Het is een beeld, nogmaals, dat vaker in de Bijbel wordt gebruikt, en het is niet toevallig dat het ook hier opduikt.
De vrouw die baart heeft het zwaar – ja, maar toch gaat het niet zozeer om die lichamelijke pijn, want die is van voorbijgaande aard. Als het kind er is, dan is er de blijdschap die de herinnering aan de pijn verdrijft.

Wat weet ik er van – nou dat het niet altijd zo soepeltjes gaat als hier nu wordt gezegd, maar de strekking is duidelijk. Om een kind geboren te kunnen laten worden, is pijn en smart onvermijdelijk, maar die verdwijnen, als alles goed gaat. Er is blijdschap, “omdat er een mens ter wereld is gekomen”, staat er. Als je het letterlijk vertaalt dan is het “blijdschap dat er een mens geboren is de wereld in“.
Twee dingen zijn belangrijk om de kracht van dit beeld op waarde te kunnen schatten. Dat er een mens is geboren, en dat hij de wereld in geboren is.

Het kind dat geboren is, wekt vreugde en blijdschap, omdat er een mens is geboren.
De verschuiving van kind naar mens is belangrijk. Het haalt het beeld uit het al te idyllische en romantische weg. Het gaat niet om de roze wolk, om het geluk van een gezegende vrouw die het moederschap mag ervaren, om het sprookje (?) van het jonge gezin – Nee: er is een mens geboren; dat gaat iedereen aan. Want in ieder nieuwgeboren mens, licht Gods toekomst op, wordt er hoop aan de wereld toegevoegd. In iedere nieuwe geboorte vernieuwt de mensheid zich als het ware telkens weer; is er hoop voor de wereld, is er uitzicht op de toekomst. Iedere geboorte van een mens is een wonder, en een bron van hoop, omdat het het begin van iets nieuws kan zijn (vgl. Hannah Arendt).

Die geboorte is, de wereld in. Zo krachtig wordt het gezegd.
Waarmee wordt onderstreept hoe belangrijk de wereld is, juist ook in het evangelie van Johannes. Ik weet dat er ook andere accenten zijn, en dat zelfs in de tekst van vandaag dat andere ook door lijkt te klinken  – terwijl de gelovigen lijden, zal de wereld blij zijn – dat is het beeld van de vijandige wereld, en die tegenstelling is ook aanwezig. Maar in het beeld van de barende vrouw, en van de blijdschap dat er een mens ter wereld is gekomen, klinkt dat andere door. Een mens, de wereld in.

Dat is wat anders dan dat er weer één bijgekomen is, een groeiende wereldbevolking, weer een kindermond om te voeden, waarvan je je afvraagt hoe dat op den duur moet. Nee, door die ene is de wereld anders geworden. Ieder mens draagt de belofte in zich om de wereld te kunnen veranderen. Zo oneindig kostbaar ben je in Gods ogen. Ieder mens kan het verschil maken. Jij dus ook…

Als het dan gaat om de vreugde, die ons verdriet verdrijft – en in die zin spreekt Jezus zijn leerlingen toe, dan mag je het volgens mij daarin vinden.
God blijft op onze wereld en ons bestaan betrokken. Dat is een bron van vreugde. De leerlingen (dat is de kerk, dat zijn wij) worden getroost, niet met de belofte dat ze ooit uit die werkelijkheid van de wereld worden weggenomen, ze worden niet gepamperd met een vooruitzicht op een hemel of iets dergelijks. Het sprekende beeld van de vrouw, de oorsprong van het leven en van de menselijkheid, bepaalt ons bij deze wereld en bij onze tijd.

Er is nog één opmerkelijk iets in de tekst, waar ik ten slotte nog iets over wil zeggen, omdat het op een eigen manier de boodschap van vanmorgen onderstreept.
Jezus zegt tegen zijn leerlingen: Jullie hebben nu verdriet, maar ik zal jullie terugzien, en dan zul je blij zijn, en niemand zal je vreugde afnemen.

Hoort u het. Ik zal jullie terugzien.
Hij zegt niet: jullie zullen mij terugzien. Dat zou je verwachten, dat klinkt logischer. Tenminste, als je denkt vanuit de gedachte: Jezus praat met zijn vrienden over het naderende afscheid en hij steekt ze een hart onder de riem. Dan zou je verwachten: jullie zullen mij weer terugzien. Na de dood aan het kruis en na het graf, wordt het Pasen en dan ben ik er weer voor jullie, zo iets. Maar dat staat er dus niet. Het is subtieler, het is krachtiger. Ik zal jullie terugzien.
Met andere woorden: Hij – Jezus- ziet zichzelf terug in zijn leerlingen. Hij is de Levende, hij ziet, hij ziet deze wereld aan en blijft deze wereld aanzien, en dat zien doet ons zien. Zijn zien leert ons kijken met nieuwe ogen. Dat is wat Pasen doet, en daarop wordt in zo’n subtiele zinswending al gepreludeerd. Ik zal jullie zien, niemand zal je je vreugde af kunnen nemen – dat is Pasen, dat is het geloof in het telkens nieuwe begin, dat is geloof dat gevoed wordt met en door elke nieuwe geboorte, een mens, de wereld in.
God blijft op onze wereld en ons bestaan betrokken. Ik zal jullie terugzien… In ieder kind dat als mens de wereld in komt om deze een beetje menselijker te maken.

Dat is de werkelijkheid van ons geloof, waar we mee begonnen, en daarop te vertrouwen, dat geeft de burger moed, in ons eigen dagelijks bestaan en in de weerbarstigheden van onze tijd. Het geeft de moed je aan de wereld te wijden, want het is Gods wereld, het geeft innerlijke kracht om verdriet in vreugde te verkeren. Daartoe ben je mens. Om de wereld in te gaan.

AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply