Overdenking

de moerbeitoppen ruisten (Marcus 6: 45-52)

Het is al weer jaren geleden. Een bericht uit Afrika. Daar was een groep christenen zo enthousiast geworden door de prediking van hun evangelist dat ze meenden in de kracht van het geloof over het water van het plaatselijk meer te kunnen lopen, net als Jezus. Dat ging natuurlijk jammerlijk mis, en de gelovigen verdronken, want niemand kon zwemmen.

Jezus wandelt over het water. Ja, Hij wel, maar wij kunnen dat niet en we moeten het ook maar niet proberen. Geloven is een goed ding, maar je moet wel je verstand erbij gebruiken.
Dat roept dan natuurlijk de vraag op, wat we dan wél met zo’n verhaal als dat van vandaag moeten. Gewoon lezen, er van genieten, en het verder aan de kant laten liggen? Want ja, wat Jezus kan, dat is zijn zaak. Mooi verhaal, maar je kunt er eigenlijk niet zo veel mee?

Er zit in zulke voor ons soms wonderlijke Bijbelverhalen altijd meer, dat het waard is naar de oppervlakte te halen. Want wat Jezus kan, is ook onze zaak. Zo is het altijd met de Bijbel, die vertelt verhalen die met ons leven en met jouw vragen te maken hebben. Als die verbinding niet wordt gemaakt, dan blijft het op afstand, dan blijft het een vreemd boek, letterlijk en figuurlijk.

Soms denken we dat de mensen in die tijd dat helemaal niet zo’n vreemd verhaal vonden. Die geloofden nog naïef, zoals kinderen alles geloven wat je ze vertelt. We doen alsof generaties van gelovigen dat allemaal voor zoete koek hebben geslikt, en dat wij, moderne mensen, pas als eersten in de gaten krijgen dat al die wonderen in de Bijbel en in het evangelie eigenlijk helemaal niet kunnen. Sinds de wetenschap is opgekomen, is het geloof afgenomen. Want waar de wetenschap is, daar kan geen geloof meer zijn. Dat is zo’n beetje de populaire opvatting. ‘Geloof je dat nog?’ vragen de mensen soms verbaasd, als je vertelt dat je naar de kerk gaat en de Bijbel leest.

Steeds meer leren we dat dit populaire verhaal helemaal niet klopt. En dat geldt naar twee kanten. Het klopt niet, omdat je ook in een wetenschappelijk tijdperk heel goed de Bijbel kunt lezen en geloven, daar hoef je je verstand niet voor uit te schakelen, integendeel zou ik zeggen. Maar het populaire praatje klopt ook niet naar de andere kant. Want die vroegere gelovigen waren heus niet zo naïef als wij ze achteraf maken. Die snapten ook wel dat het niet zo is, dat als je maar goed en hard genoeg gelooft, een mens zomaar over het water kan lopen. Ze wisten wel beter.

Al de vroegste christenen lazen de Bijbel volgens het principe van de viervoudige schriftzin. Daarmee wordt bedoeld dat er tenminste altijd vier verschillende manieren zijn om een en hetzelfde Bijbelverhaal te lezen.

Allereerst is er de letterlijke betekenis. Er wordt een gebeurtenis verteld.
Vervolgens heeft een verhaal ook altijd een allegorische betekenis, daarmee wordt bedoeld, dat het een beeldspraak bevat, een symbolische betekenis. Het verhaal verwijst naar een diepere waarheid op het vlak van het geloof.
De derde invalshoek is die van de morele of ethische kant. Want een Bijbelverhaal wil je ook iets leren, een les geven of een aanwijzing hoe je leven moet en wat je wel of niet moet doen.
Het vierde is wat genoemd wordt het anagogische of mystieke aspect, waarmee bedoeld is dat het verhaal je dichter naar God of naar het geheim van God wil leiden. Een Bijbelverhaal heeft ook een spirituele uitwerking, zouden we misschien vandaag zeggen. Het wil je dichter bij God brengen.

Ik heb dat ook ooit geleerd, en het heeft mij heel erg geholpen om op een vruchtbare manier met de Bijbelse verhalen om te gaan. Ze worden er zoveel rijker van. Er zit altijd meer in. De Bijbel is meer dan letterlijk.
Het helpt ook om op deze manier het wonder gewoon te laten wat het is, een wonder. Omdat je ontdekt, dat er altijd meer is dan het wonder alleen.
xin_4610030609090322014810We kunnen geweldig struikelen over zoiets als wandelen op het water. Dat kan toch niet? Dat gelooft toch geen enkel normaal mens? Nee, het kan ook niet, daarom is het ook een wonder. Maar het echte wonder is, dat het meer is dan het wonder alleen. Naast de letterlijke betekenis, is er immer ook die symbolische betekenis, en wil het verhaal ons ook nog iets leren over wat we moeten doen, en is het ook nog eens een verhaal dat ons dichter bij God wil brengen, onze gelovige beleving versterkt.

Bij het verhaal van vanmorgen is die viervoudige schriftzin goed toe te passen.
Er is die korte geschiedenis die wordt verteld. De leerlingen in het schip. Zonder hun Heer. De avond valt. De boot midden op het water. Tegenwind steekt op. En dan daar die gestalte wandelend op het water, die voorbij dreigt te gaan. Geschreeuw. Paniek. Hij: Wees niet bang, Ik ben het. Hij komt aan boord. De wind gaat liggen.
Als je het zo vertelt, en het evangelie maakt er niet heel veel meer woorden aan vuil, dan hoort u misschien al in elk van die staccatozinnen een diepere betekenis meeklinken. Ik kom er straks nog op terug.

Naast het letterlijke verhaal, de symbolische betekenis. De leerlingen in het schip, zonder hun Heer. Dat is, de kerk, op het water van de levenszee, zonder hun Heer – deze verhalen zijn allemaal opgetekend jaren na dato, na Pasen, toen de eerste christenen er alleen voor stonden-.
Het water van het meer, het diepe dreigende donkere water van de zee – het zijn in de Bijbel symbolen voor de wereld van de dreiging en het kwaad. Als Jezus wandelt over het water, dan ligt het kwaad aan zijn voeten – dat is ook zo’n symbolische betekenis. Hij overwint onze angst – wees niet bang, klinkt het. Ook hier. U kent het verhaaltje van die trouwe monnik die dat heeft nageteld, hoe vaak die woorden ‘Wees niet bevreesd’ in de heilige Schrift staan, en hij kwam op 365. Voor elke dag één keer. Klopt niet, maar het is wel waar. Meer dan waar.

De morele of ethische betekenis. Wij moeten niet bang zijn. Geloven is vertrouwen. Hij is er bij. Het wankele dobberende bootje van onze kerk, van ons leven, van mijn eigen aangevochten en wankelende en wiebelende geloof, dat bootje gaat niet ten onder. Hij is er bij. Je hoeft niet bang te zijn. Wat er ook gebeurt. Als hij er bij is, gaan stormen liggen, houden winden stil.
Geloven is stil vertrouwen. Is de angst bezweren, hoe moeilijk dat soms ook kan zijn. Geloven is ook, je niet bang laten maken. Soms werd dat nog wel eens door elkaar gehaald, werd je zogenaamd met het geloof en de kerk grootgebracht juist door je bang te maken, voor een God die alles ziet of die elke fout of misstap genadeloos afstraft. Daar is veel schade mee aangericht, en misschien nog wel. Maar in het geloof is geen dwang, en door het geloof wordt de angst uitgedreven. Dus, je hoeft niet bang te zijn. En het is verkeerd elkaar bang te maken.

Daarom, vierde aspect, wil zo’n verhaal, zo’n wonderlijk verhaal als het evangelie van deze zondag, ons dichter bij God brengen. Ons geloof voeden, ons vertrouwen versterken. De boodschap is dan misschien wel, dat God te vinden is in de stilte, in de stilte ná de storm. Als de wind van onze onrust is gaan liggen, als we teder en zacht Zijn aanwezigheid vermoeden, als de Heer bij ons aan boord is gegaan. Een stille overtuiging, voorbij alle woorden, voorbij alle geluid en geruis. Zoals God zich ooit aan de profeet openbaarde, niet in donder en bliksem, niet storm en onweer, maar in het suizen van de zachte stilte, het gefluister van een zachte bries (NBV), in een zuchtje avondwind dat ons gezicht streelt. ‘De moerbeitoppen ruisten’– misschien kent u het gedicht van Nicolaas Beets, dat begint zo:

“De moerbeitoppen ruisten;”
God ging voorbij;
Neen, niet voorbij, hij toefde;
Hij wist wat ik behoefde,
En sprak tot mij;

Sprak tot mij in de stille,
De stille nacht;
Gedachten die mij kwelden,
Vervolgden en ontstelden,
Verdreef hij zacht.

Een gedicht waarmee deze dominee-dichter en veelschrijver uit de 19 eeuw volgens Gerrit Komrij al zijn overige rijmelarij in één keer goed heeft gemaakt. Hij noemt het een ‘onmiskenbare parel’ in een ‘dichterlijk moeras’ (In Liefde Bloeyende, p. 170).

‘Gedachten die mij kwelden, verdreef hij zacht’.
Een verhaal heeft nooit één betekenis.
Maar misschien mag je hier ergens het geheim, de troostende binnenkant van dit wonderlijke wonderverhaal zoeken. Jezus loopt over het water, om mijn geloof te versterken, om mij van mijn angst te bevrijden. Daarom is het waar, zo waar als waar maar waar kan zijn.

Ik vertelde al even en passant dat het evangelie pas jaren later is geschreven, na Pasen.
In een uitleg vond ik dat in dit verhaal de echo van het Paasverhaal te horen is. Verschillende elementen die je in de opstandingsverhalen vindt, vind je hier terug:
– de verschijning van Jezus doet denken aan een geest of spookverschijning, net als de leerlingen dachten toen na zijn dood Jezus weer in hun midden stond, of verscheen aan de oever van het meer;
– dat het werkelijk Jezus is, die daar gaat over het meer, wordt met nadruk onderstreept, vergelijkbaar met de paasverhalen: Het is de Heer.
– de afstand tussen de geschrokken en verwarde leerlingen wordt hersteld doordat Jezus hen toespreekt. Hij neemt het woord, zoals in de tuin: Maria, Maria. Zoals Hij Petrus roept. Tomas aanspreekt (vgl. Joh. 20 en 21)
En als je dan ook nog bedenkt, dat het meest wonderlijke Paasverhaal in ditzelfde evangelie van Marcus te vinden is, dat eindigt met de vrees en schrik van de leerlingen die letterlijk wegvluchten bij het open graf, dan rijmt dat op de paniek van de leerlingen hier. Ze waren helemaal van hun stuk gebracht, staat er.
Ze begrijpen het niet. Hardleers als ze zijn, zoals er staat. Ze hadden het al niet begrepen toen de broden en de vissen werden gedeeld. Typische opmerking.

Zij begrijpen het niet.
Wij wel?
Er is iets van die angst en die ontreddering, die blijft bestaan, en dat is datgene waar het geloof als het ware steeds weer op bevochten moet worden.
Het is hetzelfde onbegrip, ongeloof (?), als waarmee mensen vandaag dit soort verhalen en het evangelie als geheel ontvangen.
Dat kan toch niet?
Dat bestaat toch niet?
Maar het wonder is, dat het dus wel bestaat.
Dat Jezus mijn ongeloof overwint, mijn angsten verslaat.
Dat Hij ons leren kan om zo te leven, dat je het kwade eronder houdt, dat de onrust en de onzekerheid – het duister van de vallende avond – geen macht op je krijgt.
Dat je weigert te geloven dat onze wereld en mijn leven bestemd is voor de dood en de duisternis. Dat we kopje onder zouden gaan, verzinken in het diepe water van de zee.
Dat niet.
Wees niet bang. Ik ben het, zegt Jezus. En als hij aan boord stapt, gaan de winden liggen.
Is er rust. Is er stille zekerheid.

Wat er ook gebeurt, wij zijn geborgen in zijn hand.
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply