Overdenking

de linker wang (Mat. 5: 33 – 48)

‘Heb je vijand lief’, ‘bid voor wie je vervolgen’, ‘keer je linkerwang toe’, het zijn stuk voor stuk krachtige uitspraken, die zich diep in ons geheugen hebben genesteld. Uitspraken van Jezus, die kenmerkend zijn voor zijn bijzondere wijsheid.

In Amerika zeggen ze: Heb je vijanden lief, maar zorg dat je pistool goed geolied is. ‘Al te goed is buurmans gek’, zeggen wij. Het is toch niet normaal om van mensen te verwachten hun vijanden lief te hebben en voor hun vervolgers te bidden; om de linkerwang aan te bieden? Dat gaat in tegen het gezond verstand. Hoe realistisch zijn de woorden van Jezus? Kunnen we daar wat mee in de dagelijkse praktijk, of is het een mooi maar onhaalbaar ideaal? ´Wees dus volmaakt´, eindigen de woorden van Jezus. Maar geen mens is toch volmaakt?

Jezus gaat in dit gedeelte van zijn Bergrede steeds in op regels en voorschriften uit de traditie. Vandaar de herhaalde zin: “Jullie hebben gehoord dat gezegd is… En ik zeg jullie”. In dit gedeelte doet hij dat tot zes keer aan toe. Wij hebben de laatste drie voorbeelden gelezen, over de eed (of het doen van beloften), over het recht en over het liefhebben van je vijand. Over elk daarvan zou je een hele verhandeling kunnen houden, maar we concentreren ons dus op de laatste, misschien wel de meest radicale. ‘Heb je vijand lief.’ De eerste vraag is dan: Wie is mijn vijand?

We zien de katholieken niet meer als onze vijanden. Dat is ooit anders geweest, 500 jaar geleden, maar nu kun je je dat niet meer goed voorstellen. Dat is geschiedenis. De tijd gaat voort. Als je er met een zekere afstand naar kijkt, dan is dat hele idee dat een ander mens mijn vijand kan worden eigenlijk heel vreemd.

De 17e eeuwse filosoof Pascal schreef al de volgende fictieve dialoog:
‘Zegt de één: Waarom wil je me doden?’
Zegt de ander: Woon je dan niet aan de overkant van het water? Beste kerel, als je aan deze kant zou wonen, zou ik een moordenaar zijn en zou het onrecht zijn om jou te doden. Maar je woont toch aan de overkant. Dus ben ik een dapper man en sta ik in mijn recht’.

Vijand en vriend, het is een kwestie van perspectief. Omdat jij aan de andere kant van de grens woont, ben je mijn vijand? Omdat jij een andere taal spreekt, zou je mijn vijand zijn? Of omdat je een andere huidskleur hebt, of een ander geloof? Wat is dat voor waanzin. Vijanden worden niet geboren. Vijanden worden gemaakt.

Er zijn allerlei mechanismen om het vijandbeeld te maken en in stand te houden. Het hele idee van de vijand verdwijnt, als jij in de ander iets van jezelf herkent. Ook hij, zij, is een mens als jij, als ieder ander, met dezelfde behoeften, met dezelfde verlangens, naar geluk, vrede, voorspoed, een betere toekomst voor zijn kinderen. The Russians love their children too, zong Sting in de jaren 80. Ook zij zijn schepselen van de Ene God, of in Jezus’ woorden: … kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (vers 45).

Wie is mijn vijand?
Je kunt daar ook nog van een andere kant naar kijken. Want de vraag klinkt een beetje als die andere bekende vraag: wie is mijn naaste? U weet wel, de Bijbelgeleerde die deze vraag aan Jezus voorlegt, als het gaat over de naaste liefhebben als jezelf. Wie is mijn naaste? Jezus antwoordt dan met het verhaal van de barmhartige Samaritaan. En dan blijkt het niet te gaan om: Wie is mijn naaste?, maar het loopt erop uit dat de vraag wordt: wie is de naaste geweest van de gewonde man? Met andere woorden: voor wie word ik een naaste?

Misschien mag je datzelfde doen met deze vraag. Wie is mijn vijand? Als je het zo benadert, dan gaat het alle kanten uit. Iedereen kan in principe mijn vijand worden. De boze witte man heeft een grote boze buitenwereld, vol potentiële vijanden.

Nee, draai de vraag om – op dezelfde manier als met de vraag naar wie de naaste is. Niet, wie is mijn vijand, maar voor wie ben ik een vijand? Voor wie word ik de tegenstander, een struikelblok, een hindernis?
Het gebod om de vijand lief te hebben, betekent dan ook dat het heel dicht bij jezelf begint. Het heeft meer met jou te maken, dan met je eventuele vijand. Je begint niet naar de ander te wijzen, naaste of vijand, maar naar je zelf te kijken.

Wijzen naar de ander, dat is het mechanisme dat de ander tot vijand maakt, tegenstrever, concurrent, noem het maar op. Tegenover het mechanisme van de vijand, suggereert Jezus een andere strategie.
Tegenover het mechanisme van het geweld, dat hetzelfde werkt (je wijst naar de ander: hij begon), een mechanisme dat als je daarin meegaat alleen maar meer geweld oplevert, stelt Jezus een andere benadering voor: Slaat iemand je, keer hem dan je andere wang toe.
Dat is niet een soort domme en laffe onderworpenheid. Nee, het is een manier om anders te reageren dan verwacht, om het patroon van geweld te doorbreken door daar niet in mee te gaan en daar iets anders tegenover te stellen. Bijvoorbeeld praten in plaats van terugslaan.

Wat Jezus laat zien, is dat er steeds een alternatief is voor onze natuurlijke neiging. Het is anders dan we geaard zijn. Dat maakt het moeilijk, maar wel mogelijk! Je wordt als het ware gevraagd om de andere kant uit te denken. Dwingt iemand je om één mijl met hem te gaan, loop er dan twee met hem op. Zo’n onverwachte houding kan ontwapenend zijn. Het is de creativiteit van het Koninkrijk.

Zijn woorden zijn geen loodzware geboden waaronder wij gebukt gaan omdat wij er toch nooit aan beantwoorden kunnen. Het zijn eerder creatieve openingen naar een nieuwe manier van doen.

Afbeelding1En toch, wat is dat vreselijk moeilijk. Er is een uitspraak van bisschop Tutu die mijzelf erg geholpen heeft op dit punt. Bisschop Tutu uit Zuid-Afrika die zich jarenlang heeft ingezet in de strijd tegen apartheid en daarin altijd de verzoenende rol zocht, ook later na de afschaffing van de apartheid in de waarheids- en verzoeningscommissie. Tutu zegt: “Jezus vraagt van ons om de vijand lief te hebben, niet om hem aardig te vinden”.
Kijk, dat is een verschil. Liefhebben is nog niet hetzelfde als aardig vinden.

Vaak denken wij, dat dat samen moet gaan. Maar dat komt omdat bij ons het woord liefde vooral te maken heeft met een bepaald gevoel. Liefde is iets sentimenteels geworden. Maar liefde en liefhebben, zeker in bijbelse zin, heeft ook gewoon een zakelijke, nuchtere kant. Het is meer dan alleen maar een kwestie van sympathie. Vergelijk het maar met een vriendschap of met een relatie, het is niet realistisch dat je elkaar daarin de hele tijd door even aardig vindt – je kunt je bij tijd en wijle ook geweldig irriteren aan elkaar – maar je hebt elkaar wel lief, je laat elkaar niet vallen. Liefhebben is hard werken, is een bepaalde verstandige houding, niet alleen gevoel, maar ook je verstand.

Het is verstandig, rationeel, om lief te hebben. Niet alleen uit sentiment voor die ander, maar ook uit welbegrepen eigenbelang. Het is een strategie die je uiteindelijk verder brengt, omdat je het met elkaar moet zien te rooien in deze wereld, in het groot en in het klein.

De liefde tot de vijand betekent dan ook, liefde in de zakelijke zin voor het vijandige, voor het onvolkomene in jezelf. Je hoeft jezelf niet altijd aardig te vinden, maar probeer wel jezelf lief te hebben. Dan word je geen struikelblok voor je zelf of een ander.
Wie niet op een gezonde manier van zichzelf kan houden, kan ook niet van een ander houden. Wie in onmin leeft met zichzelf, ontevreden, verbitterd, met een laag zelfbeeld of zelfs met zelfhaat, wie in onmin is met zichzelf, zal dat ook makkelijk met de ander, met de grote boze buitenwereld zijn.

Overwin de vijand in jezelf, door de liefde van God die door Jezus tot ons komt en die onvoorwaardelijk is en onherroepelijk, door die liefde toe te laten.
Dat biedt een weg om geduldiger, verdraagzamer, opener tegenover jezelf te gaan staan, om jezelf te aanvaarden zoals God jou heeft aanvaard.
En wie zichzelf aanvaard weet en vriendschap met zichzelf heeft gesloten, kan dat ook met anderen doen.
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply