Overdenking

Dat zou mijn buurman eens moeten horen, Lucas 3: 1 – 6 (Advent 2)

Vandaag staat Johannes de Doper in het centrum van onze aandacht.

Ik heb een plaatje meegenomen …
Vroeger als kind was ik altijd een beetje onder de indruk van die twee reuzen die in Schoonoord langs de weg staan, Ellert en Brammert. Nou, daar kan deze Johannes zo tussen. Een grote woeste kerel, in dierenlappen gehuld. Beetje primitief. Een man van het veld. Onheilspellend.

Dat beeld van Johannes kan je dwars zitten – daarom had ik dat plaatje beter weg kunnen laten. Aan de andere kant, zo’n beeld komt ook ergens vandaan. Inderdaad, van andere evangelisten weten we hoe Johannes gekleed ging. Niet volgens de laatste mode, maar bewust eenvoudig, een ruwharen pij, noem het casual. En hier bij Lucas horen we goed wat hij te vertellen heeft. Je moet je laten dopen, je moet tot inkeer komen, anders kun je geen vergeving van je zonden krijgen. Je moet dit en je moet dat.

Johannes beroept zich op het voorbeeld van de profeet Jesaja. Maar hij is nog niet uitgesproken of hij vaart tegen de mensen uit: Addergebroed. Dat hebben we maar niet meer gelezen.

Johannes een onbehouwen prediker van het oordeel? Of is dat te kort door de bocht?
Er zijn een paar dingen aan dit korte verslag van zijn verschijning, die ik graag naar voren wil halen. Zaken ter overweging, in deze advent. Want al met al heeft deze Johannes ons toch wel iets belangrijks te zeggen.

Luid klinkt een stem in de woestijn:
Maak de weg van de Heer gereed…

Dat zijn woorden van de profeet Jesaja die Johannes hier aanhaalt. Over de redding van God die zal komen. En de korte tekst uit Maleachi, een andere profeet, klinkt hierbij mee. Over de bode, die de weg moet effenen zodat God kan komen.
Beelden die elkaar versterken, maar die er toch vooral de nadruk leggen op wat staat te gebeuren. God schept een nieuw begin.

Johannes is gekomen om dat te verkondigen en om mensen in dat nieuwe begin van God te betrekken. Dat is zijn missie. Daarbij hoort het teken van de doop die hij praktiseert en de vergeving van zonden die hij verkondigt.

Om deze boodschap kracht bij te zetten, identificeert Johannes zich met de profeten voor hem.
Er is een hardnekkig misverstand om te denken dat profeten vooral toekomstvoorspellers zijn. Mensen die vanwege bijzondere gaven ons vandaag kunnen vertellen wat er morgen of nog veel later gaat gebeuren. Maar dat is dus een misverstand, zeker voor wat betreft de bijbelse profeten. Dat zijn juist mensen die hun tijdgenoten in beweging willen brengen. Mensen die beter door hebben wat er aan de hand is, of wat er op handen is – en die daarom mensen tot een keuze motiveren. Profeten zijn mensen die jou bij jezelf bepalen. Ze stellen je voor een beslissing.

Maar wat is dat dan voor beslissing waar de Johannes mij voor plaatst? Dit is toch geschiedenis, dit geldt toch niet voor mij? Moet ik soms ook tot bekering komen, zoals Johannes verkondigt? Maar ik geloof toch al, ik ben toch niet voor niets hier naar de kerk gekomen? Wat moet ik dan met zulke woorden, als bekering en vergeving van zonden. Ben ik zo slecht? En hoezo, die toon van Johannes, van dit moeten en dat moeten, is dat niet heel veel moeten bij elkaar?

Probleem is dat als wij een oproep horen om tot inkeer te komen of tot bekering, dat we dan meteen denken dat er dus nu wel iets mis aan ons zal zijn. Waarom zou je je anders moeten bekeren? Dan deug je nu dus niet. Je moet het anders gaan doen. Je moet je leven verbeteren. Dat klinkt al gauw moralistisch en dan raken we geïrriteerd. Verzetten we ons er tegen. Zodat het effect contraproductief is, want alles blijft dan bij het oude. Kan het ook anders?

Ik denk dat het in sommige gevallen geen kwaad kan je leven te veranderen, te verbeteren. Maar meestal weten wij dat beter voor een ander dan voor ons zelf. Zoals wanneer een preek ons aanspreekt, we zeggen: dat had mijn buurman eens moeten horen..

Waar het in eerste instantie om gaat, is dat we dat automatisme tussen ‘tot inkeer komen’ en slecht van jezelf denken doorbreken. Want juist dat laatste, slecht van jezelf denken, je zelf naar beneden halen, zou wel eens datgene kunnen zijn waar je je van bekeren moet.

Johannes spreekt over vergeving van zonden.
En bij zonden denken wij aan allerlei verkeerde dingen die een mens kan doen, van dubbele declaraties, gefantaseerde onderzoeksgegevens, graaien in publieke middelen tot moord en doodslag aan toe, om maar wat te noemen. Daar hebben u en ik geen last van, onze zonden zijn klein bier, maar toch; dingen die niet horen – dat is zonde.

Maar dat is maar eenzijdig, te moralistisch ook.
Zonde is heel vaak niet wat je verkeerd doet, maar wat je nalaat, wat je niet doet, en nu komt het, wat je niet doet met een beroep op je zondigheid. Dat gaat soms heel subtiel, want zo zit een mens in elkaar.
Ik deug toch niet, bij mij mislukt toch alles; zie je wel, ze moeten me niet meer…
Of: wat zou het helpen, ik ben maar een klein radertje, mijn stem (of mijn handelen) doet er toch niet toe..
Zonde is dan: je verschansen tegen de verandering; je niet openstellen voor het licht, voor het goede, maar juist volharden in je huidige positie. Zonde is, niet bewegen, maar blijven waar je zit. Het is de machteloosheid en de hopeloosheid en de vergeefsheid voeden, in plaats van bestrijden.
Tot inkeer komen is misschien wel: eindelijk eens goed van jezelf gaan denken, waarom?, omdat God al lang zo naar jou kijkt… Je kunt het, wat dacht jij dan?

Profeten zijn mensen die je voor een beslissing plaatsen. Ze stichten onrust, heilige onrust. Ze willen jou in beweging brengen.
Maak de weg van de Heer gereed… Er wordt iets van ons gevraagd, terwijl tegelijkertijd God al bezig is.

Advent is de tijd van verwachting. En verwachten is een actieve bezigheid. Het is gaan bewegen, weg van de machteloosheid en de zelfgevoede onmachtgevoelens, maar open gaan staan voor wat er van Godswege op je afkomt, want God is al iets nieuws begonnen. Het Woord van God geschiedt aan Johannes – dat woord van belofte, van opening en van toekomt, dat woord van vergeving – God ziet alles wat je doet allang met welbehagen aan (Pred. 9:7) – dat is vergeving. Alles wat God van je vraagt is dat je mee gaat doen in die beweging die Hij allang op gang gebracht heeft.

Zo is Johannes voorbode en voorloper. Wijst hij vooruit. Is zijn teken – de doop – ook bij uitstek een toekomstteken. Mensen worden gedoopt, om daarmee een nieuw begin te symboliseren. Je kunt je verleden het beste verwerken door er van te leren, en met die kennis verder te gaan. Wie er teveel bij stil blijf staan, blijft er in hangen. Profeten als Johannes nodigen je juist uit in beweging te komen. Naar Gods komen toe te bewegen.

En wat dat dan betekent, in jouw eigen persoonlijk leven, wat dat betekent in het grotere verband van kerk, samenleving, wereldpolitiek? Als we dat hier eens zouden kunnen oplossen. Och, meestal weten we dat, zoals we net al zeiden, haarfijn voor een ander te bepalen, wat er zou moeten veranderen, maar voor je zelf?

Advent is een tijd in het kerkelijk jaar waarin je uitgenodigd wordt over dat soort vragen na te denken. Nee, niet te vlug een antwoord te geven, laat het maar een tijdje sudderen. Mediteren, heet dat ook wel. Je wordt uitgedaagd ruimte te maken – tijd – innerlijke ruimte voor bezinning op je eigen leven en je eigen weg. Dat is de spiritualiteit van Advent. Je wordt bepaald bij je eigen levenskeuzes, misschien wel heel concreet als er iets nadrukkelijk speelt in je leven nu, misschien wel meer in algemene zin, als een nieuwe oriëntatie die je zoekt, of een nieuwe inspiratie, een vaag vermoeden dat dit misschien wel de tijd is om daar mee bezig te zijn.

Tegelijk verbindt de Advent dat met de beweging die God al bezig is te maken, eigenlijk altijd aan het maken is. De ruimtescheppende beweging, de bevrijdende en reddende uitweg omdat Gods kracht naar ons toekomt. Je kunt het niet vaak genoeg herhalen, dat is advent – hij komt… God beweegt zich naar mensen toe, in de gestalte van het kind, het symbool van het nieuwe begin. Met Gods kracht is er van alles mogelijk, ook in jouw leven, ook als je je machteloos voelt, hopeloos en vergeefs. Je leven is geen noodlot, geen definitief woord of oordeel. Ook als er van alles fout is gegaan. Ieder mens kan iets goed maken. Ieder mens kan iets goeds maken. Denk niet te klein van jezelf. Dat zou pas zonde zijn.

De figuur van Johannes staat vandaag in het midden van onze aandacht. Grof, ruw, onbehouwen? Een mens met scherpe randjes. Maar hij is niet, zoals de mensen vaak denken, de onheilsprofeet, de man van dreiging en doem. Hij is de wegbereider, de profeet van Gods redding, de prediker van het nieuwe begin dat van Gods genadige kracht uitgaat en waarin jij mee mag gaan doen.
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply