Overdenking

bird’s eye view, Job 28 (Oudjaar)

De oudejaarsavond leent zich goed voor een bespiegelende preek. In de laatste dagen van het jaar worden we geconfronteerd met jaaroverzichten, van het nieuws, van de sport, de lijstjes met overleden beroemdheden, memorabele gebeurtenissen die je haast al weer vergeten was, o ja, dat was ook zo.
En in de eigen kring familie of vrienden, met je meest nabijen, kijk je terug op wat het jaar je persoonlijk heeft gebracht. Voor de meesten zal dat een mengeling zijn, zoals eigenlijk altijd, want zo is het leven – goede en kwade dagen.

Tegen de achtergrond van die wat melancholische sfeer overdenken wij vanavond een gedeelte uit het boek Job. Over de mens die tevergeefs op zoek is naar wijsheid. Als je het zo zegt, zou het zo maar een passend plaatje bij het afgelopen jaar kunnen zijn.

Er is meer over het boek Job en over dit hoofdstuk te zeggen, dan ik in deze preek kwijt kan, dus we zullen ons moeten beperken tot enkele karakteristieke punten. De conclusie straks zal geen andere zijn, dan het slot van het hoofdstuk:
Ontzag voor de Heer – dat is wijsheid;
het kwaad mijden – dat is inzicht.

Het boek Job hoort tot de wijsheidsliteratuur. Een groep bijbelboeken zoals Prediker en Spreuken, waarin gezocht wordt naar bijbelse wijsheid. Wijsheid is iets anders dan geleerdheid. De mens heeft wel kennis – een mens kan heel veel, dat wordt ook in dit hoofdstuk benoemd. Hij delft grondstoffen diep uit de aarde op, waar geen ander levend dier kan komen; hij hakt tunnels in de rotsen uit en damt ondergrondse stromen in; ‘hij brengt aan het licht wat diep verborgen is’.
Een mens vermag heel veel – we kunnen de voorbeelden in onze tijd aanvullen, met alle technische hoogstandjes en wetenschappelijk vernuft. De mens heeft kennis, verstand van zaken, maar de wijsheid – waar wordt zij gevonden?

Wijsheid is in bijbelse zin iets anders dan kennis en technisch vernuft. Het is wijsheid om op een goede manier te leven en in het leven te staan. Om het leven op waarde te schatten en om je zelf niet te óverschatten. Tussen wijsheid en kennis bestaat er een levensgroot verschil. Het is niet zo dat als je maar genoeg kennis vergaart, je vanzelf wijs wordt. Net zo min als geldt dat wanneer je maar oud genoeg wordt, je daarmee ook wijs wordt. Dan is elke jaarwisseling winst. Wijsheid komt met de jaren, zegt ons spreekwoord, maar dat is niet altijd zo. Het mag gelden voor levenservaring, maar of je daar ook iets goeds mee doet is geen automatisme – daar is in bijbelse zin ‘wijsheid’ voor nodig.

Het boek Job is zo’n zoektocht naar wijsheid, en dan in een specifieke situatie. Het is de grote confrontatie met het onschuldige lijden. Hoe blijf je staande en verlies je niet jezelf, niet je geloof, niet je God, als het lijden op je weg komt – en wie blijft dat geheel bespaard?

De meesten kennen de grote lijn van het verhaal:
Job, die alles bezit wat je maar wensen kan, raakt op één dag alles kwijt, zijn kinderen, zijn vee en al zijn personeel – en later ook nog zijn gezondheid. Hij is het slachtoffer van een hemelse weddenschap, tussen de Heer en satan, om zijn geloof op de proef te stellen, maar weet daar zelf niets van. Er komt echter geen onvertogen woord over zijn lippen.
Zijn vrienden komen hem bezoeken, en na een gepast zwijgen, beginnen ze te redeneren.
Job klaagt zijn nood. Hij is onschuldig. God moet hem maar vertellen hoe dit lijden te rechtvaardigen is. De vrienden redeneren andersom: God straft niet zo maar, Job moet bij zichzelf nagaan waar hij gezondigd heeft, want er moet een reden zijn voor al dit ongeluk.
In lange redevoeringen gaat dit in een drietal gespreksronden door. Job neemt geen genoegen met de vrome antwoorden van zijn vrienden. Hij wil God zelf spreken.
Dat gebeurt uiteindelijk ook, maar dat is verderop in het boek. God antwoordt Job uit de storm, laat hem zien dat zijn wijsheid hoger gaat dan menselijk kennis. Job zwijgt en erkent zijn kleinheid, maar kan wel zeggen: voorheen heb ik over u gehoord, nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd.
Het boek eindigt een beetje als een slechte film: Job wordt in eer en rijkdom hersteld, maar toch kun je niet zeggen dat het is alsof er niets gebeurd is.

Het boek Job vertelt een verhaal, maar dan op de bijbelse manier. Niet om geschiedenis over te leveren, maar als een voorbeeld, een paradigmatische verhaal. Over hoe een mens staande blijft in het lijden, wijsheid vergaart in en door het lijden en het leven – kortom, een verhaal dat niet alleen over Job maar over ieder ander mens zou kunnen gaan.

Wat nu van belang is, is dat dit hoofdstuk over de wijsheid te vinden is op het moment dat de drie vrienden van Job uitgesproken zijn, en Job als laatste aan het woord komt, voordat God hem antwoord geeft (er komt nog een vierde vriend meedoen in het gesprek, maar dit deel staat min of meer op zichzelf en is wellicht later ingevoegd).

jobHet boek Job is in literair opzicht zorgvuldig geconstrueerd, en dat geldt ook voor de afzonderlijke hoofdstukken. Dit lied op de wijsheid sluit niet voor niets de voorgaande monologen af. In de woorden van de vrienden, hoe goed bedoeld misschien ook, is de wijsheid niet te vinden. Ze redeneren volgens het vrome boekje, maar dat kan Job niet meer overtuigen. Ze pleiten God vrij, maar vergeten hun vriend, om het scherp te zeggen. De praktijk moet zich voegen naar de theorie, en als dat niet meer lukt, als de theorie niet meer lijkt te kloppen, is dat dan jammer voor de praktijk, want het is natuurlijk ondenkbaar dat de theorie fout is.
Zoals ik het bij een commentator (Walter Vogels) samengevat las: “Het gesprek tussen de drie vrienden en Job is een dialoog tussen twee soort theologieën. Zijn vrienden vertrekken van het dogma om daarna de realiteit te bekijken. Jobs uitgangspunt is net omgekeerd. Hij vertrekt van de werkelijkheid dat een onschuldige lijdt, om die te confronteren met het dogma van de vergeldingsleer”, die het dus niet meer houdt…

Het voert nu te ver om daar op in te gaan. Maar in het algemeen kun je zeggen dat het boek Job dealt met een situatie waarin de oude leer, de vertrouwde antwoorden, niet meer voldoen. Er wordt gezocht naar een nieuwe oriëntatie, naar een nieuwe, betere manier om God te begrijpen, om de relatie tussen Gods majesteit en onze werkelijkheid te verstaan, naar een nieuw paradigma.
Je kunt het boek Job ook heel goed lezen als een verslag van een zoektocht naar een nieuw godsbeeld.
Aan het begin is Job zelf nog van de oude stempel. Als hij op één dag al zijn tien kinderen kwijtraakt – onvoorstelbaar – zegt hij niets anders dan ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de Naam des Heren zij geprezen’.
Vervolgens, als de vrienden komen en zeven dagen en zeven nachten bij hem zitten, heeft Job geen woorden meer, geen antwoorden. Dat is de fase van het zwijgen.
Dan breekt hij uit in een ten hemelschreiende klacht, hij vervloekt zijn eigen geboortedag – een heel andere toon; het is de fase van het verzet en van het protest.
Maar hier, in dit hoofdstuk dat een afsluiting is, maar ook een overgang markeert, gaat Job over naar een godsbeeld waarin de ongrijpbaarheid van God meer centraal staat:
“De wijsheid – waar moet je haar zoeken…
Geen sterveling kent de weg erheen,
de wijsheid is niet in het land der levenden”
( 12-13), horen we als een soort conclusie, maar dan ook:
“Maar God kent haar wegen
en hij weet waar ze verblijft”
(23).

Een van de boeiende dingen van het boek Job is dat dit niet vier afzonderlijke fasen zijn, dat is veel te schematisch. Nee, alle vier houdingen bewaren een eigen geldigheid, zowel de vroomheid, het zwijgen, het protest als de overgave.
Maar ondertussen is er wel iets veranderd. Job zelf is veranderd. Dat is begonnen toen hij niet meer uit de voeten kon met wat hem altijd geleerd was. De verandering is begonnen, toen hij het aandurfde om vragen te stellen.

Jobs situatie is specifiek, maar we zeiden ook al, zo is het boek bedoeld, paradigmatisch. Niet voor niets spreekt hij in dit hoofdstuk niet over ‘ik ‘, maar gaat het steeds over ‘de mens’. Hij schetst het beeld van de vragende mens, van de mens die het niet meer weet, of niet meer zeker weet. Het beeld van desoriëntatie, van ongemak, van houvast verliezen, van afscheid van bestaande en veilige kaders.

Het is verleidelijk om onze eigen tijd daar tegen aan te plakken.
Maar is dat gevoel van desoriëntatie niet iets van alle tijden? Iedere tijd ervaart zichzelf als crisistijd. Omdat we leven in het nu, in de onoverzichtelijkheid van wat komen gaat, in de onzekerheid van wat de dag van morgen brengt. Achteraf, ja achteraf dan weet je alles precies te duiden en met elkaar te verbinden. In het jaaroverzicht vallen alle puzzelstukjes op hun plaats, maar er bestaat geen jaaroverzicht van het jaar dat voor ons ligt.

De wijsheid – waar moet je haar zoeken? De wijsheid is niet in het land der levenden. Verborgen voor de blik der levenden, ook aan de vogels in de lucht laat ze zich niet zien (21), zoals de tekst poëtisch zegt. Er is geen bird’s eye view.

De mens mist het overzicht.
We hebben allemaal behoefte aan houvast, aan zekerheid, aan vastigheid, maar zo is het leven niet en zo is ook ons geloof niet. Dat valt sommige mensen tegen, die zoeken alsnog die vaste zekerheid; maar je kunt je afvragen of dat niet op een dwaalweg voert. Want wat, als de praktijk op een gegeven moment niet meer klopt met de theorie?

Jobs ontwikkeling is, dat hij door schade en schande ontdekt, dat hij niets meer zeker weet, en dat schept een nieuwe zekerheid. Dat klinkt tegenstrijdig, maar dat is volgens mij één van de wijze inzichten van zijn verhaal.

Midden in het boek wijst Job het speculatieve en het spectaculaire denken af en belijdt hij trouw aan het praktische leven, zonder al te hoge pretenties.
Ontzag voor de Heer, dat is wijsheid; het kwade mijden – dat is inzicht.
Uiteindelijk komt Job uit bij wat in hedendaagse taal simpelweg is: wees een fatsoenlijk mens. Je hoeft niet eens het goede te doen. Het kwade mijden – dat is al heel wat.

Als hij de zekerheid van het systeem los heeft gelaten, komt er ruimte om een andere zekerheid, die van het vertrouwen op Gods wijsheid, te vinden. Die nieuwe zekerheid, of vertrouwen, kom je pas op het spoor, als je weet los te laten, als je het oude vertrouwde achter je durft te laten, als je de moed vindt om door te vragen en … om steeds maar weer verder te gaan.

Ook in een nieuw jaar, een jaar des Heren,
AMEN

Previous Post Next Post

No Comments

Leave a Reply